op hoge prijs wordt gesteld zou zij liever enthousiast moeten zijn over wat haar toch aangeboden is, in plaats van ontevreden over wat er niet ook nog bij kon.
Na mijzelf voorgehouden te hebben dat die redenering niet de soort van kracht heeft waarmee je een onpartijdige buitenstaander zou overtuigen stelde ik vast dat mijn verontwaardiging voortduurde, hoewel verzwakt. Je kon wat er nu was het best aanduiden als ontzenuwde verontwaardiging.
Toen ik zover was hield ik op met het innerlijk debat, want dat is mijn natuurlijke staat: leven met ontzenuwde emoties.
Het is niet een conditie die zich vurig laat aanbevelen. Je moet ervan houden. Mensen die bloedwarm uit hun eigen emoties leven vinden mij vaak lauw en dor geloof ik, en soms verachtelijk.
Het is moeilijk om hun helemaal ongelijk te geven. Wel vind ik dat zij, komend uit hun emoties, vaak onzin praten, en hun zwakste punt is dat zij nooit merken hoe groot het deel eigenbelang is dat zij erbij opnemen.
Er is ook op hen nogal wat aan te merken. In ieder geval, ik ben een man niet uit één maar uit ongeveer twee stukken. Daar is niets aan te doen.
Als je een greep doet uit de mogelijkheden om een uur of drie ellendig door te brengen, en dan krijgt:
- | Slapeloos in bed liggen als je de volgende dag vroeg op moet, |
- | Formulieren invullen, |
- | Op een zaterdagmiddag in november meegaan naar de Bijenkort om iets uit te kiezen, |
- | De conversatie van meneer B. aanhoren, |
- | Op het vliegveld wachten tot de mist optrekt, |
- | Tien telefoongesprekken voeren met mensen die nooit meteen bereikbaar zijn, behalve een die altijd twintig minuten aan de lijn blijft, |
- | Eenvoudig timmerwerk verrichten, |
- | Met vakantie in Frankrijk in de wachtkamer zitten van een tandarts die voor zijn twee plaatselijke collega's waarneemt, |
- | Veel te doen hebben maar te verward zijn om je te concentreren, en |
- | Vergaderen, |
welke van deze zou je dan het hardst proberen te vermijden zelfs als dat met vernederende ongeloofwaardige smoezen moet?
Ik het laatste, want alleen van vergaderingen ken ik de gewaarwording dat er geen andere keus is dan instorten of gek worden, en schreeuwend op de tafel gaan rondspringen.
En vergaderen wordt steeds meer gedaan! Of zou dat mijn verkeerde indruk zijn; maar het klopt met wat je hoort over inspraak en medezeggenschap. We moeten proberen dat de geschiedenis werkelijk in golfbewegingen verloopt, altijd opkomend en afzakkend.
Kom op dan, golfbeweging. Ik bedoel, zak af.
Het Nederlandse volk lijdt sinds jaren aan de klapziekte. Hoe goed of slecht of gewoon een uitvoering of een voorstelling geweest is doet er niet toe: het publiek staat er voor op en klapt uit alle macht, en wil de kunstenaars zien terugkomen, en nog eens en nog eens.
Het geraas is onuitstaanbaar. Vaak beneemt het mij het plezier in de laatste tien minuten van een opvoering. Ach verdomme, zometeen komt het: dan moeten al die vleesklompen op elkaar af, en waarschijnlijk zijn er ook nog een paar aangezichtloze mannen die ‘Bravo’ roepen.
Met spontane appreciatie van het gebodene heeft zo'n uitbarsting niets te maken. Mensen die thuis naar de grammofoon hebben zitten luisteren gaan ook niet ineens lawaai schoppen. De verklaring zal eerder gezocht moeten worden in de bevrijding na een tijdje lang stilzitten. Nu mogen wij! Jongens, er tegenaan!
Een beetje klappen is tot daar aan toe. Nu het aan het verwilderen is, heb ik een tegenvoorstel. Als wij eens gingen wuiven inplaats van klappen? Dat zou een vriendelijke aanblik geven voor de uitvoerenden die ermee beloond werden, en het zou niet de verdenking wekken dat de horden altijd het laatste woord krijgen.
Het zou best gaan. Ik zie ons al, sommigen met een arm als riet in de wind; anderen alleen met krieuwende vingers aan een rustig geheven hand; hier en daar een koninklijk gebaar als uit een koets; en mevrouwtjes heel vlug wuivend zoals naar de kinderen in hun auto.
En dan naar huis, met de muziek nog in de oren.