rijking of verdichting. Zij die dat ondernamen met streng geometrische vormen en dus grillige, vrije vormen, die toch al gauw associaties wekken aan het chaotisch krioelende bestaande, vermeden, bleven Mondriaan tot op zekere hoogte trouw. Zij meenden terecht beter op zijn kompas te kunnen blijven varen dan op dat van Kandinsky, die vanuit een talentloos gerussificeerd Fauvisme, via een soort vrijzinnige nonfiguratie, uiteindelijk beland was in onbenullig strooigoed, afkomstig uit een kapotte kaleidoskoop.
De verdichting van Mondriaans concept kon in principe echter niet veel meer opleveren dan regelmatige of elastisch gevarieerde geometrische dessins, die zich naar alle zijden onbeperkt laten voortzetten en die op mij de indruk maken van een decoratief getemd en daardoor grotendeels ontkracht Neoplasticisme, iets als een technologische marmerimitatie waarmee je wat leven op de muur kunt brengen.
Merkwaardiger door een, dankzij geraffineerd kleurgebruik opgewekte zwevende of onfixeerbare ruimtewerking is de Op-art van Vasarély en anderen, die we misschien als buitenechtelijke kinderen van de Calvijn van het strikt nonfiguratieve beelden mogen waarderen.
Al deze nakomelingen hebben mijns inziens geholpen om duidelijk te maken wat toch waarschijnlijk het geniaalst is in Mondriaans poging de schilderkunst te verlossen van aanwijsbare modellen zonder haar te wurgen door haar de toegang tot het meer (of minder?) dan tweedimensionale te ontzeggen.
Wat ik daarbij het meest bewonder is dat hij versmaad heeft om aanwijsbare modellen in te ruilen voor bedenkbare als kubussen, bollen, kegels, cylinders. Misschien waren zulke vormen hem nog altijd te volumineus en versperden zij hem daardoor de weg naar zijn Nirwana. Het is ook mogelijk dat hij beseft of vermoed heeft dat de stereometrie, dat nederigste domein van de wiskunde, zich voor liefhebbers van superieur kijkvoer toch nooit bevredigend laat visualiseren. Immers, hoe gering ook de tolerantie mag zijn bij het volledig concretiseren of op het platte vlak illusionistisch visualiseren van denkbare, stereometrische volumen, het op het blote oog taxeren van hun perfectie is ons niet gegeven. We mogen ons nog zozeer verbeelden een kubus of zelfs maar een cirkel te kunnen zien, het feit dat zelfs gebrekkige controle ons in het ongelijk kan stellen, moet aartskijkdieren te twijfelen geven. Het lijkt onweerlegbaar dat zulke denkbare volumen, die al onmachtig zijn tot het vervangen van aanwijsbare volumen (wat Mondriaan in zijn rijpe jaren allicht een zorg geweest zal zijn) ook nog, quasi zichtbaar gemaakt, min of meer bedorven worden. Wij hebben voor onze visuele communicatie geen sterkere polen die ons aantrekken dan het variëren van aanwijsbare volumen en het (be)denken van onaanwijsbare. Wie wanhoopt aan de zin van het eindeloos variëren van het eindeloos variabele bestaande en daarbij durft te twijfelen aan min of meer zichtbaar gemaakte, ideale of gedachte volumen - wie dus het portret prijs geeft zonder genoegen te willen nemen met de maquette - kan niet nalaten Mondriaan te respecteren. Of men nu voor het vormgeven of zichtbaar maken zijn vertrekpunt meent te kiezen in de visuele gemeenplaats of in de idee, Mondriaan heeft voor alle conceptualisme mijns indenkens een niet te negeren baken gesteld dat handwerkende vormgevers vermag te herinneren aan de grenzen van de perfectioneerbaarheid en bijgevolg aan de waarde van het imperfecte als het om
het scheppen van aandoenlijke beelden gaat.
Omdat beeldende hoedanigheid op het blote oog niet om of op zijn bedenk- of berekenbaarheid waardeerbaar is, moeten vormgevers met artistieke pretenties uiterst wantrouwend staan tegenover de enorm toegenomen quantificeerbaarheid in het produktieproces. De technologische ontwikkeling drijft nu eenmaal sterk in de richting van berekenbare perfectie die machinaal concretiseerbaar is. Dit wekt allicht reacties.
Zo hebben in het bijzonder die handtastelijke objectmakers - pottenbakkers, edelsmeden en anderen, die opvallend radicaal afstand wensten te doen van traditionele stijlkenmerken - met hun, ietwat bedorven, bedachte volumen in een tijd van op de spits gedreven technologisch gedisciplineerd, industrieel vormgeven, in feite een hartstochtelijk pleidooi gehouden voor het behoud van het door het oog meest omhelsbare, natuurlijk of menselijk genoemde, onberekenbare. De uitkomsten van deze, voor velen onbegrijpelijke, actuele behoefte om handwerkend te concurreren met het aan de lopende band machinaal fabriceerbare, zijn spiegelbeeldig heel goed te vergelijken met de meest verfijnd-dubbelzinnige historische resultaten van het realisme, naturalisme of illusionisme, dat ons westerlingen gedurende het grootste deel van onze ontwikkeling zoveel deugd gedaan heeft. Met andere woorden: het verlangen om bereken-