Hey Mister Tambourine Man
Madeleine Vos
Wat maakte dat ik, toen ik niet slapen kon, opeens moest denken aan Gilles Delisle, degene door wie ik, nu toch ook al weer twaalf jaar geleden, dan toch eindelijk voor het eerst werd gekust?
Op de lagere school wist Joke Koopman, die toen in de zesde klas zat, me al te vertellen hoe het was om op de mond gekust te worden: ‘Dan zuigen ze zo en dan doen ze hun tong naar binnen,’ en later, in 3 gym, vertelde Nellie Warmond me tijdens een logeerpartij over een jongen die haar bij het thuisbrengen op de mond had gekust. Op mijn vraag hoe dat ging, lachte ze geheimzinnig, maar zei dat ze dàt niet vertellen kon. Ik was bang dat ik, als het ooit zo ver zou komen, niet zou weten hoe het moest, zodat onmiddellijk zou blijken dat het de eerste keer was.
Maar ik was zeventien en nog altijd had niemand me willen kussen, waarschijnlijk omdat ik te lelijk was. Het was de zomer nadat ik van school kwam en ik was in m'n eentje op reis naar Finland, waar ik bij kennissen ging logeren.
In Kopenhagen, waar ik drie dagen moest wachten op een bepaalde trein naar Stockholm, die weer aansloot op de boot naar Turku, vond ik na enig zoeken onderdak in Thomas P. Hejles Ungdomshus, wat een jeugdherberg bleek te zijn waar je geacht werd je eigen lakens mee te brengen, zodat ik de nachten woelend tussen kriebelige grauwe dekens doorbracht.
Bij het invullen van allerlei in het Deens gestelde formulieren werd ik bijgestaan door een magere blonde Franscanadese jongen met een pijp, Gilles. Ik voelde me gevleid door zijn invitaties, maar wees ze van de hand omdat ik voortdurend rondsjouwde met een Amerikaans meisje, Suzie Evans, uit het bed boven mij. Ze had me verteld dat ik in m'n slaap praatte, maar ze had er helaas niets van kunnen verstaan omdat het in het Nederlands was. We gingen kijken naar de Kleine Zeemeermin en in Tivoli naar Marlene Dietrich, maar mijn derde dag in Kopenhagen was Suzie weer naar Nevada vertrokken, zodat ik Gilles' voorstel om te gaan wandelen aannam. We wandelden de hele dag, en zaten ook op banken en in het gras en tot vervelens toe werd ik gekust. Ik voelde me van oor tot oor kleverig van het spuug. Hij had de smaak in zijn mond van iemand die de hele dag Gauloises rookt. En dat deed hij ook. Hij rookte al m'n sigaretten op omdat hij geen geld meer had om pijptabak te kopen. Hij had trouwens helemaal geen geld meer, niet om uit Kopenhagen weg te gaan en niet om er te blijven. Hij sliep 's nachts in de auto van een vriend en hij had al dagen niets anders gegeten dan het ontbijt in de jeugdherberg - dat hoofdzakelijk uit brood en smakeloze jam bestond - waar hij in en uit liep om er te ontbijten en onder de douche te gaan, omdat niemand opmerkte dat hij daar eigenlijk geen recht op had. In Parijs had hij in de Hallen rundvlees gesjouwd en in Algiers had hij lesgegeven in aardrijkskunde, Frans en Engels. We kwamen nog een oudleerling van hem tegen wiens Engels erbarmelijk was, maar dat lag niet aan hem, zei hij. In Kopenhagen had hij nog geen werk kunnen vinden. Hij kwam uit Québec en sprak zowel Engels als Frans; met mij gelukkig Engels. Hij onderbrak het kussen regelmatig om over politiek te praten en artikelen uit Le Monde voor te lezen, die ik maar niet eens probeerde te verstaan. Ook droeg hij gedichten voor van Jacques Prévert en vertelde me dat hij
Nederlandse meisjes altijd zo lelijk vond, maar ik, ík was daarop een uitzondering.
's Avonds nam hij al afscheid, voor het geval hij niet op tijd wakker zou zijn om me naar de trein te brengen die al vroeg vertrok. En dat was hij ook niet, maar hij had mijn adres in Finland en in Amsterdam, en na een paar dagen kreeg ik al de eerste brief waarin hij schreef hoe hij me miste. Het gaf me iets om aan te denken in het buitenhuis van mijn Finse kennissen, terwijl we door de bossen liepen, in de zon lagen of roeiden op het meer. Ook begon ik nu steeds vaker van hem te dromen.
Ik schreef hem dat ik daar midden in de bossen weinig gelegenheid had geld uit te geven, zodat ik wat ik overhield aan hem kon