Hollands Maandblad. Jaargang 1978 (362-373)
(1978)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Tweegesprek op een Leidse schuitvoor moeder Aagje Krombenige bedaarde wandelaar, bedenkelijke jager,
pijpt daar niet, juist op toon, langs de wolken
een vers, een volkslied over liefde, hoon en dood.
Houdt gij de snavel, pardon de bek
en vreet de muizentarwe, idioot,
desnoods met valse tanden van de ijzerzaag.
Blaag, het fraaie speelgoed, de echte blikken radervogel
wordt twee loops aangebrand met lood.
| |
SchoonvaderZijn vader, boer, verachtte hem,
zijn zoon, luiaard, bedroog hem,
zijn dochter, god mag weten waarom,
haatte hem.
En toch veel in haar, wellicht het beste deel,
kwam van die bloedeigen ouwe vaar.
Hij met zijn stomme flaphoed
zijn lange gestalte ietwat verbogen
zijn flemerige optreden zijn lijzige stem.
Hij die altijd zat aan zijn testament,
zondags, de verzekeringsagent.
| |
[pagina 30]
| |
Lief dierMaar Potter mevrouw, laat ze de lieve dieren,
ik bid, ik bid u zeer.
Met baard en pruik, een kale pad
vals als de nacht,
van nooit gezien van nooit zo uitgebroed
van nooit gedacht.
Ach toch de schoonste dikste dame
ter wereld op de kermis
Potter, B, mevrouw, ik bid u weer
laat ze toch die lieve dieren, ze doen maar wat.
| |
Theetuin in de avondDe hoed op de bleke maan,
de ganzen in de vijver, het verzamelen,
het waterspel met megafoon,
de dolgedraaide kleiduif
uitzinnig in de bomen,
vanzelfsprekend dit alles,
eigenlijk heel gewoon.
Maar als de kastanje
een verkeerd geslacht gaat vertonen,
procuratie heeft de tekening
uit het prentenkabinet,
de bosse uil zijn kanten broek,
dan is er mompelt men
een tijd van komen een tijd van gaan.
|
|