Hollands Maandblad. Jaargang 1977 (350-361)(1977)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Eva Gerlach Familie Je moeders man: een vreemde gast, zijn mond gebarsten van het zwijgen. ‘De weg die gezegd kan worden, is de ware niet.’ Meest hield hij zich of hij je niet verstond. Zijn leven lang beschreef hij een fossiel. Naar hem genoemd, toont het in kalkgesteente de afdruk van een uiterst klein gebeente dat in het Cambrium tot stof verviel. Hij kon niet van je houden, daar berustte je in. Je zei hem 's avonds welterusten, aan tafel wenste je hem smakelijk eten. Zijn grootheid was immens, niet af te meten aan het woord ‘vader’. Meer wou je niet weten als hij je eens per etmaal quasi kuste. De kleine dame met de ringbaard, die mij aansprak op de halte van lijn 3. Het waaide. In haar grijze loden jas leek zij de Beer die eens een Meisje was. Na tienen zong zij bij ‘Gomorra’, zei zij aan mijn oor, was ik vanavond vrij? Ik keek de huizen in. De lichten brandden. De mensen hielden messen in hun handen. Diep in het Oosterpark kraakten de bomen. Ik zei ‘De tram zal zometeen wel komen.’ Vorige Volgende