heimzinnige verdwijning van Thijs Verwey. Een week later heeft-ie wat kleren opgehaald. Hij dacht hier natuurlijk een hopeloos wrak te zien, maar ik was er helemaal bovenop. In één keer wist ik, dat ik hem niet meer nodig had. Af en toe zie ik hem nog wel, met de kinderen, dan maken we een afspraak, op het strand, in Artis; hij komt liever niet meer hier. Het gaat nu prima. 't Enige vervelende is de buurt, die afschuwelijke burgerlijke mensen, die je net behandelen of je een zielige weduwe bent, maar achter je rug om over je roddelen... oh God, Fred, wat lekker, laten we zo bij elkaar blijven zitten.’
‘Ik heb zostraks een paar pilsjes in de ijskast weten te duwen, misschien dat ze wat koeler zijn, ik zal ze even halen, ik heb dorst.’
‘Wacht maar,’ zei Linda, en ze stond al overeind, ‘ik moet toch naar de WC, ga jij maar even liggen.’
Ik sloot mijn ogen. Ik zag precies het moment voor me als ik morgen zou zeggen dat ik haar misschien nog wel eens zou zien, of zelfs om haar telefoonnummer zou vragen. Ik hoorde de kamerdeur opengaan. Plotseling zei een kind vlak boven mijn gezicht ‘Hij slaapt.’
Er stonden twee meisjes naast me, de kleinste schuin achter de grootste. Ik kon moeilijk schatten hoe oud ze waren; de ene moest ruim twee zijn en de andere was dan waarschijnlijk een jaar of vijf. Ze leken allebei sprekend op Linda.
‘Jij bent Irene,’ zei ik, terwijl ik wees naar de kleinste. Ze school nog iets meer weg achter haar zusje.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg die.
‘Van je moeder.’
‘Mag jij van mijn mama hier slapen?’
‘Ja, dat mag ik.’
‘Wij gaan bij mijn mama slapen, in het grote bed, dat mag altijd als ze 's avonds weggaat, en als ik op Irene moet passen, hè Ireen?’
Irene knikte terwijl ze naar de grond bleef kijken.
‘Oh, mogen jullie dat?’ vroeg ik.
We zaten in de achtertuin te ontbijten. Het was mooi weer en we hadden een tafeltje en stoeltjes buiten gezet. De meisjes hadden ontzettend gelachen, toen ik met stoterig snelle stomme-filmbewegingen net gedaan had of ik de ligstoel niet op kon zetten. De achtertuin was eigenlijk geen tuin, maar meer een klein speelplaatsje: er stonden allerlei speeltoestellen en een grote zandbak.
‘Zeg San, laat Fred even met rust, zeg! Wat wil je, koffie of thee? Je hoort me wel, hè Sandra, we zijn nu aan het eten.’
‘Koffie graag. Straks gaan we weer schommelen, ja ook met jou, Irene.’
Ik voelde me tamelijk helder en niet eens erg slaperig. Bij het hek stonden een paar kinderen nieuwsgierig, maar toch schuw naar ons te kijken. Ik vroeg aan Linda of ze misschien niet durfden omdat ik er bij was.
‘Nee hoor, ze zijn gewoon bang voor mij. Het zijn rotzakken, weet je, ze zien er keurig uit in hun zondagse kleren, maar het is tuig. Als Sandra en Irene alleen spelen, komen ze voortdurend om dingen af te pakken of stuk te maken. Laatst hebben ze Irene van de wip gegooid, toen heb ik er een paar een lel verkocht.’
Ze keek grimmig, alsof ze meteen weer wilde uithalen om haar dochters te verdedigen.
We zaten vredig te eten en koffie te drinken. De kinderen speelden in de zandbak, maar kwamen af en toe een hap brood halen. Terwijl het zand tussen hun tanden knarste, holden ze alweer naar de vormpjes, schepjes en taarten. Knus, dat is het woord dat hierbij past, dacht ik, knus en gezellig. Ik keek opzij naar Linda. De vorige nacht had wat sporen nagelaten op haar gezicht, maar ze bleef mooi, op een rustige, zekere manier. Ze keek naar me, glimlachte en legde een hand op mijn dijbeen.
Bij het hek stonden nu twee jongetjes met waterpistolen in de richting van Sandra en Irene te spuiten, een derde gooide kleine kiezelsteentjes.
‘Hé jongens, doe niet zo vervelend,’ zei Linda.
De kiezelsteentjes-werper hield op, maar de anderen gingen door. Ik kwam even omhoog van mijn stoel en ze vlogen alledrie weg.
‘Je gaat vanmiddag toch wel mee, hè?’ vroeg Linda me, terwijl ze nog eens koffie inschonk.
‘Ik... mee? Waarnaartoe?’
‘Naar het strand, naar Zandvoort, daar hebben we afgesproken.’
‘Maar ik... ik weet niet...’ wierp ik zwak en onduidelijk tegen.
‘Ja mam, Fred gaat mee, hè?’ zei Sandra, voordat ze weer een hapje brood in haar mond stak, en toen met een volle mond tegen mij, ‘dan gaan we kastelen bouwen en meertjes graven en we gaan ballen en... en nog veel meer.’
‘Hij past je precies,’ zei Linda, toen ik het badlaken weghaalde dat ik voor het verkleden decent om me had heengeslagen.
Ik had het gevoel dat de oude zwembroek van Thijs me minstens twee maten te klein