Hollands Maandblad. Jaargang 1977 (350-361)(1977)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Stephanie de Voogd Portret van een eigentijds masratioccultinist Gelijk weleer Narcissus staat ook hij Over het water en zijn beeld daarin gebogen De eigen schoonheid lacht hem toe en hij Beoogt nog slechts het zien van eigen ogen. Ik zie ik zie wat niemand ziet Zo roept hij uit, ik zie mijn fraaie zelfbeeld Hier aan de oever tussen wuivend riet Besta nee exta ik, gevleid, gestreeld. Ik ik ik ik oh! ik ik ik En dan nog al mijn charme Nog één keer oog in oog met eigen blik En dan ben ik genoopt mijzelve te omarmen. Maar daar begint ineens zijn evenbeeld te spreken Een inspraak-zelfbeeld ziet u wel, dat lange tijd Gezwegen heeft (ook vroeger tijdens preken In de kerk: dit was uit piëteit). Wat hebt gij tegen vrouwen, vraagt het beeld Weg langs het beeld zijn beeldenneus: Gij zegt wel steeds dat hun protest u zo verveelt Maar waarom neemt gij het dan serieus? Verbijstering en schrik. Mijn beeld, mijn beeld O beeld van mij, als het zo is dat gij wilt praten Over wat mij aan vrouwen zo verveelt Dan vrees ik echt dat ik u moet verlaten. Vrouwen: zij doen mij denken aan Calvijn Aan Calvinisten, zwarte kousen, lange preken Ook denk ik soms dat vrouwen ratten zijn Maar hoe dan ook, ik wil niet verder spreken. Zwijg dan en luister, zegt het evenbeeld: Verwijder van uw neus die roze bril (Want daardoor, niet door mij, voelt gij u steeds gestreeld) En tracht eens te vernemen wat ik wil. Wij beelden hebben niets in eigen hand Wij reflecteren wel maar kunnen niets creëren Dus tonen wij van elk mens slechts de kant Die zij of hij naar ons wil keren. Gij nu die vrouwen gaarne hoont En het niet laten kunt steeds over hen te schrijven Gij hoont daarmee de vrouw die in u woont En die daarom in mij gestalteloos moet blijven. Vorige Volgende