Hollands Maandblad. Jaargang 1977 (350-361)(1977)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Zes gedichten Gerrit Komrij Koude springstof De bleke Armeniërs uit de fabriek (Zuurwerk & Co. in azijn en sjalotjes) Sloegen zwart uit en ze werden ziek. Uit melancholie, - of zielsrheumatiek. Ze staken de stad in brand met rotjes. Het werd er zo gloeiend als in de tropen. De klokken, die sprongen razend open. De straatstenen fonkelden feëriek. Je moest er als roetpluim over lopen. De thuiskomst Ferm gedrild was de meid. Slaven en sloven Deed ze de hele dag. 't Was een juweel. Alles glom helder. Ze kenden geen vrees. Huis en hof lieten ze aan haar over Met een gerust gemoed, toen ze een heel Jaar buitenslands waren. Woest verrees, Terug, voor hun blik een schriktafereel. 't Sneed als een scheermes over het vlees. 't Maakte een gedruis. Het was niet te geloven. Hij danst op spijkers Verzen die martelen, regels die zeer doen. Stekende lichaamspijn, echt. Ja, teveel Bundels gelezen ook. 't Maakt je zo ziek. Beter te zwelgen in schrammelmuziek, Beter te luisteren naar het gekweel Van een verbrandende vuurwerkfabriek, Beter te wentelen in weet-ik-veel, Dan om je leven, vol smart en fatsoen, Aan de Poëtische Zucht te verdoen. [pagina 30] [p. 30] De annunciatie Komt hij nog? Komt hij nog? dacht ze gespannen, Steeds het verlangen dat hij zou komen. Het achtervolgde haar in haar dromen. 's Ochtends zocht ze in potten en pannen. 's Middags in goudbepoeierde spleten, 's Avonds in tochtreten en zomen. Turend in kreken, langs hete savannen, En naar de koude, bedroefde planeten, Was ze wie komen moest zoetaan vergeten. Een marconist smeekt de zegen af Neem een gemakkelijk rijm als dat En in de volgende regel -egen, Blijf tot het eind het geheim bewaren, Maar suggereer de ontknoping terdege, Al blijkt het niet meer dan een hol vat; Zorg voor wat bliksem en wat regen, En, zonder dat je het kunt verklaren, Ben je op 't schip ‘De Wanhoop’ aan 't varen En je weet niet meer hoe of wat. Liggend in het gras Zie hoe de Zeppelin hangt. Doodsbang Zuig je de lucht door je dunne ribben. Zachtjes klinkt, ver weg, soldatengezang. Snel wordt het minder zacht. Dan, urenlang, Raast hun gestampvoet, tot zonsondergang. 't Lijkt de omgeving haast dicht te slibben. Op en neer, op en neer zwoegen je ribben. Helder is 't, stil om je. Tussen de bloemen Hoor je de goeiïge pechvogel zoemen. Vorige Volgende