niet zonder zee, stond Pieter op het duinpad te joelen.
Ja, net als jij, zei Lotte bits. Ze heeft het van geen vreemde.
De kat hield hen levend, al hun liefde schonken ze aan het beest. En, omdat het beest haar liefde weer aan hen schonk, kwam niemand iets te kort.
Het werd steeds lente, zomer, herfst, en in de winter moest de kat altijd alleen naar zee. Maar met haar hoefde niemand medelijden te hebben.
Voor Pieter viel er na al die jaren nauwelijks nog iets te studeren. Zijn kamertje werd opnieuw behangen en voor Una ingericht. Dan kon ze zich ook eens terugtrekken als ze dat wilde.
Na een dergelijke verwennerij, zou menig ander dier zijn plaats niet meer geweten hebben. Neptuna liet zich echter nooit door gevoelens van hoogmoed misleiden. Zij bleef te eeuwigen tijde zichzelf. Hoogstens voelde zij zich af en toe een heel klein beetje opgelaten.
Er komt nog eens een tijd dat ze naast me zwemt, let op mijn woorden, hijgde Pieter buiten adem toen hij op een dag met een druipnatte kat thuiskwam. Zo gek als dat beest op water is, zeldzaam! Ze heeft met veel plezier door een binnenzeetje gewaad, je had haar eens bezig moeten zien, Lotte!
Als ze dood is, zal ik haar voorzichtig op een grote golf leggen, dat wil ze vast het liefst, denk je niet? Het is geen kat voor onder de grond.
Ze zou anders mooi naast Neptunus kunnen liggen, vond Lotte.
Maar toen, op dat moment, was het gelukkig nog niet zo ver.
Maar de tijd stond niet stil. Het echtpaar had hun veertigste verjaardag al weer gevierd, en Una haar dertiende, helaas. Want, ach, wat takelde dat beest hard af de laatste maanden. Meer en meer trok ze zich terug in haar kamertje. Pieter en Lotte gingen er van op hun tenen lopen en fluisteren, alsof ze een stokoude dame te logeren hadden.
Una spaarde zichzelf door de hele dag in een mandje te blijven liggen, zodat ze tegen vieren nog genoeg kracht in haar poten had om mee naar zee te wandelen. Ze deden er ruim drie kwartier langer over dan vroeger. Onderweg had Pieter verschillende rustposten ingesteld, in een ruk kon ze het niet meer halen.
Het zat er dik in dat ze eens op het strand de geest zou geven. Waarom zou ze zich anders met zoveel moeite weer uit haar mandje hijsen, en met haar halfblinde ogen de baas door het mulle zand naar zee volgen? Daar had ze heus haar reden voor.
Ze was zo taai, het einde kwam maar niet. Nu zal het de laatste keer zijn, dacht Pieter vaak, maar nee, dan dribbelde ze weer mee terug en viel thuis amechtig in haar mandje neer.
Maar dan, op een namiddag, is het zover. Ze hoeft de terugweg niet meer mee te maken. Vlak voor de schoen van Pieter die zijn rondje zwom, had ze het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld. Pieter schrok nauwelijks toen hij uit het water opdook, dit had hij al een half jaar zien aankomen. Behoedzaam legde hij haar op een golf, zoals het uiteindelijk met Lotte afgesproken was. Vaarwel Neptuna, zei hij hees.
Toen droogde hij zich af, en trok zijn kleren aan. Het was koud op het strand, eind september, half zes. De weg naar huis viel hem zwaar.
Wat moet ik doen met die enorme leegte die dat kleine scharminkel heeft achtergelaten, vroeg Pieter zich verbijsterd af.
Lotte was wanhopig. Zij huilde, krijsen was het meer, zo erg. Ze eiste plotseling dat Pieter het us van Neptunus boven de deur in een a zou veranderen. Wat hebben wij met die Pincher in de duinpan te maken, gilde ze hysterisch.
Hou op Lotte, zei Pieter bars. Blijf nou redelijk, die man hield vast evenveel van zijn hond, als wij van Una, anders had hij zoiets niet in zijn contract opgenomen.
Zeg nu geen Una meer, kweelde Lotte, dat was alleen haar roepnaam.
God beware me, ik zeg al niets meer.
En dat hield hij twee weken vol, net als zij.
Twee weken van zwijgen gingen voorbij. Ze rouwden niet, ze waren koppig.
Laat Lotte nu de eerste zijn die haar mond weer open deed.
We moesten maar eens op zoek gaan naar een nieuwe poes, probeerde ze voorzichtig, wat dacht je Pieter?
Ja, zei Pieter, ik denk dat we daar wel weer aan toe zijn.
En zo kwam Jet in huis. Een rood, wild beest. Zij moest, zou alles goed zijn, een van Neptuna's achterkleinkinderen wezen.
Wel, dan kon Jet alleen maar heel bijzonder zijn. In zekere zin was ze dat ook, maar baas en bazin hebben er slechts een halve maand van mogen genieten. Door hun liefde aan twee generaties voorbij te laten gaan, werden ze van de ene dag op de andere stok-stok-oud.
Nog voor het achterkleinkind haar wilde haren kwijt was, lagen Pieter en Lotte al op het kerkhof.