een vieze pedofiel was. Het verbaasde hem, dat hij nog zo nuchter kon denken. Het volgende ogenblik onderging hij een gevoel van eenzaamheid als een natte dweil die over z'n lichaam werd gegooid. Wankelend liep hij zo dicht mogelijk langs de huizen.
Ergens op een hoek klampte hij twee volwassen mannen aan die met elkaar stonden te praten:
‘Neem me niet kwalijk..., weet u misschien... hoe laat het is?’
Zonder commentaar wees de dikste van de twee omhoog. Ze bevonden zich schuin onder een kerk met een wijzerplaat die in gouden cijfers de tijd aangaf. Te laat om naar een bank te gaan, schoot het door hem heen, en toen herkende hij de plek waar ze stonden en de stad die hen omgaf. Alsof de wereld een onmerkbaar duwtje had gekregen, paste alles weer in elkaar.
‘Dank u wel, hartelijk bedankt’, zei hij tegen het onverstoorbaar doorpratende tweetal, daarop stak hij over naar een café waarvan hij wist dat er een jongen van zijn leeftijd bediende. Deze zou hem vast aan wat contanten willen helpen als hij de cheque van z'n uitgever zou laten zien, dacht hij.
Het was druk binnen. Kennelijk was iedereen vanwege de hitte vroeg met werken opgehouden om een koel glas bier te drinken. Hij knikte links en rechts naar wat oppervlakkige kennissen en zag toen tot z'n ergernis Hulker aan de bar staan, die bijna op hetzelfde moment hem in het vizier kreeg:
‘Hee grote vriend’, riep hij terwijl hij een zware hand op z'n schouder liet neerkomen. ‘We moeten elkaar gauw weer eens boven het schaakbord ontmoeten’.
Ze hadden tijden geleden in het koffiehuis in de nauwe straat achter de kerk een partijtje schaak gespeeld, dat Hulker met enkele onvoorziene zetten snel had gewonnen. De vraag om revanche zou dus eigenlijk van hemzelf uit moeten gaan, maar nee, iedere keer als ze elkaar zagen begon Hulker erover. En dan die gewoonte om ‘grote vriend’ te zeggen... Terwijl hij toekeek hoe Hulker een verlepte schoonheid die zich in zijn gezelschap bevond van een drankje en een aai over haar geschminkte wang voorzag, vroeg hij zich af wat hij nou eigenlijk tégen de man had. Was het z'n succes bij het publiek? Z'n reputatie van vrouwenversierder? Hij had de gebaren van een dichter zonder een dichter te zijn, maar dit was niet iets wat je hem persoonlijk kon aanrekenen.
Als Hulker voor de radio uit eigen werk las, maakte hij naar speeksel zoekende geluiden op een manier dat je de knop zou willen omdraaien. Hij was het type van de onder veel tamtam buiten gaan wonende drop-out die nadat het nieuwtje eraf is altijd in de hoofdstedelijke café's gevonden kan worden met achterlating van vrouw en kinderen... Terwijl hij dit bedacht, herinnerde hij zich dat hij z'n vriendin beloofd had om macaroni en blokjes ham in huis te halen en nog iets waar hij zo gauw niet op kon komen. Hij probeerde de aandacht van de barjongen te trekken, maar die had het te druk met bestellingen. Het was trouwens beter om een rustig moment uit te kiezen, zodat niet iedereen hun transactie zou kunnen horen. In afwachting daarvan ging hij aan een tafeltje langs de muur zitten.
Er kwam een meisje binnen op zulke hoge schoenen, dat ze er zelf bijna over struikelde.
‘Heb ik iets van je aan?’ vroeg ze snibbig toen hij kennelijk te lang naar haar keek.
Geschrokken wendde hij z'n hoofd af. Hoe zou hij haar duidelijk kunnen maken, dat hij met haar meevoelde? Dat hij haar armetierigheid en de behoefte om boven zichzelf uit te stijgen begreep?
Vlakbij het raam zat een studente een boek te lezen, een bezigheid die ze onderbrak telkens als er iemand in de deuropening verscheen. Haar angstig opkijkende blik bracht hem in de war, totdat hij besefte dat ze op haar vriendje zat te wachten. Ik wou dat ik honderd mannen was, dacht hij. Dan zou ik ze allemaal gelukkig maken!
Meteen daarop voelde hij zich schuldig dat hij nog niets aan de boodschappen had gedaan, terwijl z'n vriendin toch op hem rekende. Hij stond op en liep naar de bar waar het minder vol was dan toen hij binnenkwam, maar de mensen die er stonden maakten wel meer lawaai. Hulker stond er ook nog, nu met roodaangelopen gezicht.
‘Drink er één van mij’, zei hij gebiedend.
Om stennis te voorkomen leek het hem wijselijk dit aanbod niet af te slaan.
‘Wat kijk je somber’, zei Hulker. ‘Alsof het leed van de hele wereld op je schouders drukt. Geacht publiek, mag ik u verzoeken, hier hebben we het plaatsvervangend lijden in eigen persoon’.
Hij stelde zich op als een circusdirecteur die een nieuw nummer presenteert, een rol die hem bijzonder goed afging. Alle lachers stonden aan zijn kant en keken naar het slachtoffer in spe.
Hij slikte. ‘Liever dàt dan het plaatsvervangend genot’, zei hij.
Er ging een golf van teleurstelling door het publiek... Niemand vond zijn act interessant. Toen de teleurstelling was weggeëbd, liet men hem links liggen. Hij nam z'n