Omgangsvormen
Wouter Noordewier besluit zijn Geschiedkundigen (HM, juni/juli) met een slotbeschouwing over een interview dat niet doorging. Hij heeft mij inderdaad een interview afgenomen, dat ik wegens de vele door hem gemaakte fouten radicaal wilde wijzigen. Toen bleek dat hij die wijzigingen niet aan mij alleen wilde overlaten, werden wij het snel eens over een vervolg van het interview. Toch was ik al lang kopschuw; ik weigerde b.v. te geloven dat de door Noordewier genoemde ‘Staalstram’ de ‘oven voor volksvreemde minderheden’ propageerde. De vele fouten in Noordewiers notulen droegen geen kwaadaardig karakter en waren in psychiatrisch opzicht veel ernstiger dan waar het de politiek en geschiedenis betrof. Wanneer het ongecorrigeerd geplaatst was, dan zou er geen Stam van het vermeende type ‘Staalstram’ zijn aangediend. In zijn Geschiedkundigen daarentegen komt Noordewier aanzetten met een aantal citaten, die moeten suggereren dat ik een bikkelharde apologeet van de ‘Realpolitik’ ben, die uiterst lichtvaardig denkt over vergassingen en pogroms. Dat gebeurt o.a. door hele korte citaten uit hun context te lichten. Een voorbeeld: ‘Hitler heeft 6 miljoen joden vergast, maar wist miljoenen mannen te bezielen van een anticommunistische kruistochtmoraal’. Blijkens Noordewiers notulen, waarvan ik een fotocopie bewaarde, gaat aan die passage nl. de zin vooraf: ‘Zelfs de meest ploertige dictator heeft een vorm van moraal nodig terwille van de loyaliteit’. Had Noordewier die zin niet beter ook kunnen citeren in plaats van een toelichtende aantekening te plaatsen over het machtsprimaat, die zodanig is geformuleerd dat het waardeoordeel ‘ploertig’ is weggeretoucheerd?
En nu naar Ten Cate. Ik heb hem omstreeks 1970 leren kennen als klant van de bibliotheek waar ik werk (de Psychiatrische Universiteitskliniek te Utrecht). Toen hij zich voorstelde, vertelde hij bevriend te zijn met een broer van mij. Ten Cate kwam in verband met zijn onderzoek naar de cultuurgeschiedenis van het varken literatuur over diersymboliek zoeken. Bij een van zijn bezoeken bracht ik de nazi-ideoloog Darré ter sprake, die over varkensgeschiedenis heeft gepubliceerd. Ten Cate bleek veel van Darré te weten en vertelde mij ex-SS.-er te zijn. Mijn ruzie met Noordewier over Ten Cate is vooral een gevolg geweest van Noordewiers beroep op mijn ‘schijterigheid’. Hij beweerde nl. dat Ten Cate op verscheidene universitaire instellingen met zijn boek over brandmerken en met de vriendschap van Arthur Stam leurde. Ik moet nu blijkbaar geloven, dat de vriendschap met een slecht schrijvende compilator een kostelijk prestige-object vormt. Noordewier suggereerde dat ik zwaar in opspraak zou komen, wanneer ik Ten Cate niet liet vallen. Onder die omstandigheden zou het ‘schijterig’ zijn geweest om het interview te laten doorgaan; ik laat mij niet interviewen door een chanteur. Nu heeft hij zijn ‘self-fulfilling prophecy’ dat ik in opspraak gebracht zou worden ten volle waargemaakt.
Verder ontleende ik nog het volgende aan Martin Ros. Hij heeft Noordewier telefonisch en schriftelijk uitgelegd, dat Ten Cate's Tot glorie der gerechtigheid. De geschiedenis van het brandmerken in Nederland een uitgave is van de Wetenschappelijke Uitgeverij en niet van de Arbeiderspers. Niettemin bleef Noordewier even hardnekkig als malicieus het verhaal rondstrooien ‘dat de Arbeiderspers een ex-S.S.er heeft uitgegeven’. Ondertussen had Ros Noordewier verteld dat een Engelstalig manuscript van Ten Cate - over brandmerken in het oude Rome - deze aanleiding had gegeven tot een gesprek met de uitgeverij Nijhoff. De volgende morgen belde Noordewier - uiteraard zonder medeweten van Ros - de directeur van Nijhoff om 7.30 uur uit diens bad(!) om hem aan een ernstige interpellatie te onderwerpen.
Enkele weken geleden dronk Ros een kopje koffie met Noordewiers mederedacteur van het literaire blad Vernis en kreeg opnieuw te horen ‘dat de AP een S.S.-er heeft uitgegeven’. Noordewier had dit gnuivend verteld en er zich vooral vrolijk over gemaakt dat dit Ros - die zo vaak in rubrieken columns bruine vijanden signaleerde - overkwam. Ros vraagt zich af of hij Ten Cate wel of niet zou hebben uitgegeven, wanneer hij alles had geweten. Van Ten Cate kon je moeilijk verwachten, dat hij bij inlevering van het manuscript zijn oorlogsverleden te berde zou brengen. Indien Ros tijdig (b.v. door Stam, zo tekent Stam hierbij aan) was gewaarschuwd, zou hij vermoedelijk met de andere auteurs van Unofficial History overleg hebben gepleegd. Hij meent nog altijd dat Ten Cate een waardevol, interessant boek heeft geschreven, een mening die door de recensenten van dit werk unaniem wordt gedeeld. De inhoud van het boek en de opinies van de auteur staan in absoluut geen enkele relatie tot Ten Cate's meningen en daden tijdens de oorlog. Noordewiers kruistocht tegen Ten Cate als schrijver van DIT boek kan dan ook op z'n zachtst gezegd als zéér discutabel worden beschouwd.
Tegelijk worden wij geconfronteerd met de ontzettende gegevens van Lou de Jong en N. in het Veld over Ten Cate. Wat mij betreft, ik was en ben ietwat oppervlakkig bevriend met Ten Cate. Onder vier ogen spraken we elkaar alleen in de leeszaal van de psychiatrische universiteitskliniek te Utrecht. Wij hebben inzake ons oorlogsverleden - ik was als teen-ager communist en zat een half jaartje in het concentratiekamp Amersfoort - niet uitvoerig van gedachten gewisseld. In de wijdere kring van mijn familie en kennissen vermeden we dat verleden. Zo'n taboe kan de communicatie vergemakkelijken en is in elk geval heel wat beter dan de omgangsvorm die Noordewier mij trachtte op te dringen.
Zeist
Arthur Stam