Op de rommelzolder van de algemene morele reserve is bijna altijd weer iets te vinden.
Toch is het mogelijk dat die ander mij een nederlaag toebrengt, wanneer hij bijvoorbeeld bij het afscheid mijn naam niet kent nadat ik al heb laten merken dat ik de zijne wel wist. ‘Dag... eh, meneer.’ Vlak voor het eindsinjaal een kogel in de bovenhoek! Hoe hard zoiets aankomt is niet van een afstand te zeggen. Het zou van omstandigheden en van conditie afhangen, maar het is denkbaar dat de verliezer uit zo'n geval het ware verslagen gevoel overhoudt, en aan de algemene reserve niet meer genoeg heeft.
Voor de meeste gevallen is de reserve niet alleen een grappig maar ook een doelmatig mechanisme. Behalve over de manier waarop ik mij in stand houd tegenover mensen die in ieder objectief oordeel als superieur gezien zouden worden, verbaas ik mij soms over het totale gebrek aan respect of belangstelling voor mij bij mensen die duidelijk op een lagere trap van ontwikkeling staan. Ook zij hebben kennelijk een mooie reserve, waarschijnlijk met het onmisbare sluitstuk dat meestal voldoende werkt wanneer de gebruikelijke compensatie tekort schiet: ‘het kan wel zijn dat dat een goede knappe leuke dure man is, en iedereen zal wel zeggen dat hij meer waard is dan ik, maar ik vind hem een zak’.
Pas bij de weinige gelegenheden wanneer ook dat sluitstuk niet meer genoeg compenseert zit de verliezer met het probleem dat er te weinig overwinningen zijn, en de meeste nergens goed voor. Soms lijkt het of er geen uitweg is, hoewel die er zou moeten zijn krachtens het motto Zolang er leven is is er hoop - dat wil zeggen compensatie. De ervaring lijkt de wijsheid te weerleggen.
Tenslotte blijkt er toch een oplossing te bestaan, namelijk de zogenaamde overwinning op onszelf: een daad waarmee wij ons over onze gewone slordigheid of gemakzucht of zelfbeklag heenzetten. De overwinning op anderen geeft zelden een besef van ruimte, en de herinnering eraan helpt niet tegen nederlagen. De overwinning op onszelf is meer waard. Als ik aardig kan zijn tegen Miepje, en lastig tegen Karel, en als ik mij kan concentreren op het schrijven van een brief hoewel het leven zo lelijk tegen mij doet, dan moet er nog van alles kunnen. De zelfoverwinning blijft dus ook niet per definitie beperkt tot het herstellen van de innerlijke rust. Er zijn gewoonlijk eisen van handelend optreden aan verbonden, maar dat moet mogelijk gemaakt zijn door een interne krachtmeting. Dat die goed is afgelopen overtuigt mij dan dat ik niet verslagen was. Ik doe weer mee.
Hoe goed het precies werkt, en hoe lang, en hoe vaak, zal in het algemeen niet vaststelbaar zijn. Het hangt ervan af. Het innerlijk evenwicht blijft moeilijk te beheren, en terwijl wij enerzijds een betere kans hebben om onszelf te forceren wanneer meteen na een nederlaag allerlei zwakheden zich opdringen, is het anderzijds een zwaardere opgave bij gebrek aan levenskracht.
In ieder geval is de methode in zekere mate bruikbaar, en dat is ook geen nieuws voor kenners van de menselijke natuur. Wat ik er het verrassende van vind is juist het ouderwetse. Ten eerste wordt de behoefte aan de methode veroorzaakt door de rivaliteit tussen medemensen, terwijl onze openbare verwachting is dat die zal verdwijnen in gelijkheid en nivellering. Ten tweede is de oplossing zelf een zaak van particulier initiatief, wat in de moraal niet minder verdacht is dan in de economie.
Onze toekomst wordt geacht er een te zijn waar een zegenrijke overheid aan ieder de toekomende portie welstand en welzijn zal uitreiken. Dat iemand voor zichzelf iets zou moeten ondernemen komt niet ter sprake, en mag als ongewenst en onnodig beschouwd worden. De Chinezen doen het ook niet, die zitten alleen gezagsgetrouw te glimlachen op hun fietsen, en zij zijn de ware moderne massa-mensen.
Hoeveel tijdgenoten er zijn die onze idées reçues letterlijk geloven weet ik natuurlijk niet, maar ik merk wel dat ze een invloed hebben op mijzelf die er weinig van geloof. Ik leef ook al ten dele in een stemming van niets-hoeft, wat lekker makkelijk is, maar niets-geeft-ook-iets, wat mij toch verontrust. Zou het dan helemaal geen verschil maken of wij dood of levend zijn, behalve voor ons consumptiepatroon?
Tegen die verontrusting helpt het om nog eens een ontdekking te doen, zelfs een ouderwetse.