Leerschool
Chr. Hahn
Een merkwaardige avond. Opeens is een keurige straat een belegerde veste, spreekt iedereen over die anders weinig opwindende buurt van ‘betere mensen’.
Politieagenten hebben in allerijl barricaden opgeworpen, en zonderen het centrum van belangstelling af van de buitenwereld. Persfotografen met apparatuur, die veel weg heeft van wapentuig, komen in beweging; als tijdens Provo. Er is weer wat te beleven in Amsterdam! Verveeld, bijna blasé stappen twee verslaggevers uit een Mercedes. Maar toch. Vandaag is het raak. ‘Amsterdam is still swinging’, hoor ik er één zeggen. Vanuit de verte mogen ze het Indonesische consulaat fotograferen.
Om me heen mannen met verbeten gezichten, mannen die erop los willen slaan, de Zuidmolukkers mores leren. Van die mannen met een bouvier of een herdershond, die parken onveilig maken. De onderbuik van de stad is in beweging.
Ik heb hier niets te zoeken dan sensatie. Eigenlijk was ik op weg naar mijn baantje op de Avondschool.
Een beetje vertederd ben ik, als ik de leerlingen zie. Huisvrouwen, vaders, verkopers, kantoormeisjes weer op weg naar School. Uitgebreid is thuis gesproken met echtgenoten, familie en vrienden, en is tenslotte een plan gemaakt voor de komende jaren: einddoel het Diploma. Een beetje verlegen ga ik zitten. Wat verbeeld ik me wel. De leerlingen zijn veel aardiger en gedisciplineerder dan hun Leraar, die heen en weer drentelt met zijn act van ‘waar is het krijtje’. Gemompel over terreur en geweld en Zuidmolukkers kap ik af met een tikje van een lineaal. De les begint gewoon! Toch lijkt het anders vanavond.
We lezen uit het voorgeschreven boek de avonturen van Herr Hartmann, Fräulein Klein en Ingenieur Weber.
‘Herr Hartmann hat alles;
Er hat eine Familie, ein Haus,
aber er hat leider keine Zeit.
Fräulein Klein hat keine Familie.
Toch ziet de toekomst voor juffr. Klein er niet somber uit.
‘Herr Hartmann: Stimmt das, was ich gehört habe: Sie wollen heiraten?
Herr Weber: Ja, wir haben es vor.
Frau Hartmann: Meinen herzlichen Glückwunsch, Fräulein Klein! Was wollen Sie mehr: einen Mann, der Sie liebt, der gut verdient und den alle gern mögen?
Herr Weber: Vielen Dank für das Kompliment!
Herr Hartmann: Sie werden uns doch nicht verlassen, Fräulein Klein?
Fräulein Klein: Nein, nein! Wir haben schon darüber gesprochen. Eine Arbeit, die mir so viel Spasz macht, und einen Chef, dem ich so viel verdanke, möchte ich nicht im Stich lassen.
Herr Hartmann: Da bin ich aber froh. Das müssen wir feiern. Prosit! Auf Ihr Wohl!’
De tekst veroorzaakt enige hilariteit. Wat we ook van Herr Hartmann vinden zeg ik met groot gevoel voor humor, hij is niet direkt maatschappijkrities. Als de les om is, vraag ik of ze wat geleerd hebben. Ik ben een beetje gelukkig, als de leerlingen instemmend knikken. ‘Of we niet eens iets beters kunnen lezen, een goede krant ofzo’.
Terwijl ik naar huis fiets over de Amstelbrug, langs het belastingkantoor, de Wibautstraat oversteek, is van ver een fel, schril geluid hoorbaar. Alsmaar harder en irritanter. ‘Vanwege die overval op het consulaat natuurlijk’. Met enorme snelheid nadert de claxonnerende auto met oranjezwaailicht het viaduct onder de Wibautstraat. Ik fiets even voor de bocht bij de Amstel Brouwerij. Dan gebeurt het. Vlak voor me.
Hardlopen 's nachts om twaalf uur is een beetje gek. Ik doe het maar, wat kan het me schelen. Daar loop ik dan aan de rand van de