| |
| |
| |
Brieven naar de gevangenis
Een degelijk commentaar op de hier volgende brieven zou een weekje werk kosten, en dat weekje heb ik niet. In dat commentaar zou moeten worden uitgelegd wie Oom Jaap, Shaw, Joan, Pontius Pilatus, Brommert, Westerweel, van den Bergh van Eysinga, Gerard van 't Reve, Fimmen, van Ravesteyn, de Visser, Romein, Sneevliet, van der Geus, Nutters, van Collem, de Wind, Wijnkoop, H.R.H. alias tante Jet, Alex Wins, H. Koch, Ko Rijff, Vanter, Wouda, Vink, Lakerveld, Ceton, Bouman, van Burink, Roosje Vos, Jordaan, Mussolini, Nooter, Seegers, Frederiks, Van Geuns, Annie R., Jan Erik, Anneliesje, De Kadt, Opa, Plato, Mannoury, Ketelaar, Eedje Polak, Pothuis, Solkesz, Baas, Klaas, Douwes, de Vlugt en Eijlders zijn. En dan spreek ik nog niet eens van zaken zoals de Plantage Prinsenlaan, de Comintern, de Tribune, het Uiltje, het Volk, het Handelsblad, de R.V.I., de B.K.S.P., de T.B.C., de Spelbreker, het R.A.C., het N.A.S., de Boertika-gevangenis, de Santé, het W.E.B., het P.B. en de internationale sportwedstrijden in 1928. En dan zijn er nog abstracta zoals Rusland, de dictatuur van het proletariaat, de bourgeoisie, de revolutie.
Ik beperk mij tot de volgende toelichting: mijn vader, Gerard van het Reve, alias Gerard Vanter, alias Oom Jaap, werd in 1924 gearresteerd nadat hij een vergadering van Twentse textielarbeiders had toegesproken. Hij werd enige weken vastgehouden - langer dan volgens het Handelsblad oorbaar was - en daarna tot twee maanden veroordeeld, waarvan hij het restant in 1925 moest uitzitten. De hier volgende brieven ontving hij in voorarrest en gevangenschap. Op 17 juni 1925 werd hij uit de gevangenis van Zutphen ontslagen. Van de hierboven opgesomde zaken en personen weet ik niet veel meer dan de lezer: Shaw is George Bernard Shaw, de bekende Engelse dramaturg, Joan is zijn toneelstuk Saint Joan, Pontius Pilatus is de Romeinse stadhouder in Judea aan het begin van onze jaartelling, Brommert was een vriend van mijn vader, een communist die later naar Zuid-Afrika is gegaan, Westerweel is misschien wel Joop, mevrouw van den Bergh van Eysinga is de weduwe van Henri Wilhelm Philip Elise van den Bergh van Eysinga (1868-1920), predikant te Zutphen en auteur van ‘De ziel der menschheid’ (1915-1918, 4 delen). Fimmen is Edo Fimmen, de man van de Internationale Transportarbeiders-Federatie, van Ravesteyn is van Ravesteyn, de Visser is Lou de Visser, Romein is Jan Romein, de bekende historicus, Annie R. is zijn vrouw, Jan Erik is hun zoon, Anneliesje is hun dochter, Sneevliet is Sneevliet, Van der Geus ken ik niet, Nutters is een vriend van mijn vader, van huis uit zetter; schrijver, zetter, drukker en uitgever van de Vivat-Encyclopaedie en uitvinder van het woord ‘varkensheintje’ ter aanduiding van Prins Hendrik, als u nog weet wie dat is. Van Collem is de dichter, de Wind is een acteur, vader, meen ik, van Lies de Wind, Wijnkoop is Wijnkoop, H.R.H. is Henriette Roland Holst-van der Schalk, Alex Wins was van huis uit diamantbewerker, werkte in die tijd net als mijn vader, Romein en Nutters aan de Tribune. Koch, Rijff, Wouda, Vink ken ik
niet. Lakerveld is Leo Lakerveld, bekend communist tussen de wereldoorlogen, Ceton is Ceton. Bouman, van Burink, Roosje Vos ken ik niet, Jordaan is de tekenaar, Mussolini de Italiaanse politicus, Nooter ken ik niet. Seegers is Leen Seegers, jarenlang lid van de Amsterdamse raad. Frederiks en van Geuns ken ik niet, de Kadt is de Kadt. Opa is mijn grootvader Kornelis Doornbusch. Plato is de bekende Griekse wijsgeer, Mannoury de bekende Amsterdamse wiskundige, Ketelaar ken ik niet, Eduard Polak was een bekende figuur in de Amsterdamse raad, Pothuis, Solkesz, Baas, Klaas, Douwes ken ik niet. De Vlugt was burgemeester van Amsterdam, Eijlders was toen zetter bij de Tribune. De Comintern is de Derde of Communistische Internationale, de Tribune het dagblad van de Nederlandse Communistische partij, het Uiltje ken ik niet, Het Volk is het dagblad van de S.D.A.P., het Handelsblad is het Handelsblad, de Executieve is het Uitvoerend Comité van de Communistische Internationale. De R.V.I. is de Rode Vakverenigings-Internationale,
| |
| |
de B.K.S.P. een splintergroep van de Kadt; de T.B.C. is de tuberculose, een bekende volksziekte in die tijd, Spelbreker en R.A.C. ken ik niet, N.A.S. is het Nationaal Arbeids-Secretariaat van Sneevliet, met Boertika bedoelt Romein de Boetyrkigevangenis in Moskou, de Santé is een gevangenis in Parijs, het W.E.B. is het Westeuropese Bureau van de Comintern, het P.B. is het partijbestuur en de internationale sportwedstrijden in 1928 zijn de Olympische spelen.
Spelling en interpunctie zijn die van de originelen. Er is van de tekst niets gewijzigd of weggelaten.
Karel van het Reve
| |
Zutphen 27 Mei [1924]
Waarde ‘Oom Jaap’,
Nu bent U mij waarlijk nog voor geweest met schrijven! de vrijheid die ik geniet hield mij de laatste week zoo gevangen dat zelfs een briefje aan U te schrijven me een ‘vrome wensch’ begon te lijken. De zegen van het pessimisme is echter dat het zoo nu en dan wel eens meevalt en zoo vind ik mezelf op 't oogenblik waarlijk voor de schrijftafel gezeten.
Ja, ja, wees maar niet bang met een al te rooskleurige beschrijving het verlangen bij me op te wekken ook eens op rijkskosten voedsel en onderdak te erlangen; afgezien van het feit dat ik maar liefst zoo weinig mogelijk met alles wat des staats is te doen heb, zeg ik met Shaw die Joan in z'n werk van die naam laat uitroepen: It is not the bread and water I fear: I can live on bread: when have I asked for more? It is no hardship to drink water if the water be clean. Bread has no sorrow for me, and water no affliction. But to shut me from the light of sky and the sight of the fields and flowers; to chain my feet so that I can never again ride with the soldiers nor climb the hills; to make me breathe foul damp darkness and keep from me everything that brings me back to the love of God when your wickedness and foolishness tempt me to hate him: all this is worse than the furnace in the Bible that was heated seven times’. Zij zegt alles te kunnen derven ‘if only I could still hear the wind in the trees, the larks in the sunshine, the young lambs crying through the healthy frost, and the blessed churchbells that send my angels voices floating to me on the wind. But without these things I cannot live, and by your wanting to take them away from me, or from any human creature, I know that your counsel is of the devil.
‘Of the devil’ aan die woorden dacht ik steeds toen ik onlangs uw gedwongen verblijfplaats eens van buiten bekeek en me de menschen daarbinnen voorstelde, ieder opgesloten in een cel. De meest slechte mensch zelfs moet dáár nog slechter worden dunkt me, zelfs al is er de meest humane directeur en schijnen me de bewakers eerder engelen dan menschen. God, hoe is het mogelijk dat we nog niet verder zijn dan de wraak, want zoo is toch de houding der maatschappij tegenover den misdadiger ‘onze zieke broeder’. En dat na 20 eeuwen Christendom, stel U eens voor dat dat eens niet was uitgevonden in de dagen van Pontius Pilatus, wat zou het dan nu voor een toestand zijn! Gewoon niet in te denken. En nu leest U de Bijbel? Ja, ik geloof ook wel dat het een goed boek is maar weet U ik heb een Christelijk-gereformeerde opvoeding gehad en een jaar of 15 getobd om daar overheen te komen en nu kan ik het woord Bijbel niet horen of ik denk aan de 72 kerkraampjes uit mijn grootvaders kerkje, aan de 48 koperen ringetjes waaraan de vier groene gordijnen voor die raampjes hingen, aan de steile rechtopstaande haren van de voorzanger, die me rechtstreeks naar de hel schenen te wijzen, aan de urenlange preek waaruit me nooit iets anders bijbleef dan dat ik een verdoemd kind was, aan de venijnige pieken op de zondagsche hoed van de vrouw van de koster, die knikten als het woord hel of verdoemenis werd genoemd en heusch naar mij wezen en duidelijk dan hun tong uitstaken, aan de porren in m'n rug omdat ik niet stilzat, aan de vermaningen thuis nadat alweer gebleken was dat ik de ware zin van de preek vergeten was of alweer met zoo'n goddelooze vraag aan kwam zetten. En dat alles is voor mij verbonden aan het woord Bijbel, de Bijbel waaruit ik gansche hoofstukken moest leeren, meestal voor straf!, zoodat ik ze nu nog uit m'n hoofd ken. Och ja, dikwijls, als ik na veel getob en veel gedacht te hebben tot de een of andere overtuiging kom, bedenk ik me
ineens dat dat ook staat, al is het dan op wat andere wijze, in diezelfde oude Bijbel, die zoo dikwijls m'n nachtmerrie is geweest. Men komt echter niet zoo gemakkelijk over dergelijke gevoelsquestie's heen, ik althans neem slechts zeer zelden ‘het boek der boeken’ ter hand. Wie weet, misschien zou zoo'n maandje verblijf in uw tegenwoordige woning, me wat dat betreft, wel goed doen!
| |
| |
Het verheugt me intusschen zeer, dat u zich niet verveelt, wat toch al heel gemakkelijk zou kunnen en dat er, zij het in bescheiden mate, toch voor wat afleiding voor U wordt gezorgd; ik heb nog geinformeerd of het mogelijk was U eens te bezoeken, wat echter, nu onze familierelatie, zoals men dat wel eens noemt, alleen van ‘Adam's wege’ is, niet gemakkelijk gaat. En daarom stuurde ik U wat bloemetjes, opdat U toch in ieder geval een teeken van meeleven zoudt ontvangen.
M'n peuters maken het best, ze zitten op 't oogenblik ook allebei aan U te schrijven, 'k ben zelf wel een weinig benieuwd wát het wordt. En de uwen maken het ook goed, zoals ik zoo nu en dan in Uw krantje zie.
Nu nog even een opheldering: indertijd vroeg U mij wat voor uw krant, ik zond een en ander, echter aan de Pl. Prinsenlaan omdat ik uw eigen adres kwijt was. En natuurlijk is het volgens verslag Brommert, daar blijven liggen en ligt het er vermoedelijk nog. En maanden geleden gaf ik een jeugdige vriend van me - Westerweel, Jac. Marisstraat 25 - de mij geleende boeken aan uw adres mee en hoorde de vorige week dat hij ze nog steeds niet bij U heeft bezorgd.
Als ik soms nog eens wat voor u doen kan, nu of later, dan heel graag. Met hart. groet.
L. vd Bergh van Eysinga-Wartena[?]
| |
Amsterdam, den 12 Juli 1924
den Heer G.v. 't Reve
Gevangenis te Almelo
Beste Gerard,
Dat ik je nu pas schrijf is eigenlijk 'n schandaal, temeer waar ik zelf zoo te keer ging, toen ik in de cel zat en men mij niet voldoende naar m'n zin schreef. Maar ik ben nu eenmaal geen voortvarende briefschrijver, ben 't nooit geweest en zal 't nooit worden. Ik weet nooit precies wat ik in zo'n brief zetten moet. Troost je dus met de gedachte, dat je aan al die brieven die ik je niet heb geschreven, niet zooveel gemist heb.
Je zult wel vernomen hebben, dat ik onmiddellijk na je arrestatie weer het redactie-werk heb opgenomen, dus behalve jouw onnavolgbare ‘demagogische bravour’ missen de lezers niet zo heel veel, door je afwezigheid.
Het congres van de Comintern is Zondag 6 Juli gesloten. De verslagen hebben we tot op één na de laatste zitting in ons bezit. Ze worden in de Tribune dagelijks gepubliceerd. Mijn indruk is dat dit congres niet het belangrijkste is geweest, van de vijf die tot nu toe geweest zijn. Je hebt ook misschien vernomen dat Wijnkoop tot lid van de Executieve is gekozen. Van Fimmen is dezer dagen een zeer interessant boekje verschenen. Dinsdag spreek 'k hem. Ik zal hem 'n exemplaar voor jou vragen en 't opzenden. Ik vernam dat je boeken mag ontvangen. Na het antwoord van de minister op v. Ravesteyn's vragen over jullie arrestaties, heeft ‘Het Volk’ eindelijk ook iets van verontwaardiging over 't schandaal laten blijken. In het Handelsblad stond dezer dagen een stukje waarin gezegd wordt dat jullie gevangenhouding in strijd is met de beteekenis van het instituut der preventieve hechtenis. Ik verwacht stellig dat jullie vrijgesproken zult worden. Niet op grond van ongemotiveerd optimisme, maar op grond van overwegingen, die ik den dag na jullie arrestatie in ‘De Tribune’ reeds heb blootgelegd. 'k Geloof dat we hier met een geval als van de Visser in 1918 te doen hebben. 't Beste is den moed niet te laten zakken. Ik vernam dat je veel den Bijbel leest. Dat heb ik ook in de cel gedaan. Vooral Amos heeft mij getroffen. Dat moet je vooral nog eens lezen. Ook heb ik kennis genomen van je bewondering voor de Mozaitische ‘taktiek en politiek’. In alle bescheidenheid maak ik je op mijn familiebetrekkingen met den ouden tacticus en politicus opmerkzaam. Heb je ook gemerkt hoe 'n handig debater Mozes was, als 't er om ging zich te verontschuldigen voor z'n fouten? 't Zondagsblaadje komt met vereende krachten uitstekend in orde. Maar met vereende krachten. Romein geeft telkenmale uiting aan zijn bewondering dat jij dit doorgaans alleen opknapte. Op de vergadering tegen jullie arrestatie, waar Sneevliet, v.d. Geus en v. Ravesteyn
spraken, hield van Ravesteyn 'n uitstekende speech. Hij noemde als motief, wrok op de taaiheid en volhardendheid der Twentsche stakers. Ik heb er verslag van gemaakt en je zult 't later met genoegen lezen. Kun je geen gangloper worden of wil je niet? Als je kunt, zou ik je 't ten zeerste aanbevelen, ten eerste breekt 't den tijd en ten tweede, en dat vond ik altijd 't voornaamste - want vervelen deed ik me toch nooit zoo erg in m'n cel - je bent 's avonds moe en je slaapt dan 's nachts stevig. Ko Rijff is nu vrij. Hij is luisterrijk ontvangen. Hij ziet er goed uit en is nog dezelfde. Ik moet je vooral gelukwenschen met je uitstekend geslaagd vers. Romein was er helemaal ontdaan van. Hij zei maar aldoor: ‘Nee, maar, ik moet eerlijk zeggen, ik vind 't prachtig’. En dan ging hij
| |
| |
't weer lezen en dan zei-ie: ‘Nietwaar, Nutters, is 't niet mooi?’ En Nutters bevestigde 't. Romein vroeg waaraan jouw vers hem toch herinnerde. Ik had ook zoo'n idee. Toen viel me in dat v. Collem's ‘Gebed te Waalwijk’ ongeveer 't zelfde rythme en wat de eerste regels betreft het zelfde rijm heeft. Weet je wel?
O Jesus met uw zoet gelaat
Mareike die daarneven staat enz.
Hoewel ik de laatste zal zijn, om je tot massa-productie aan te zetten, wil ik je toch in ernst aanraden, 't bij deze welgeslaagde poging niet te laten. Van goede verzen, die iedere arbeider voelt en begrijpt, hebben we geen overvloed. De Wind heeft je vers, vrij verdienstelijk, in de vergadering tegen jullie arrestatie, voorgedragen. Het sloeg enorm in. Toen hij 't voordroeg, heb ik zoo stilletjes de zaal ingekeken. Ze vonden 't allemaal erg mooi. Tot de wevers zal 't nog meer spreken. Wp heeft in Moskou ook over jullie arrestatie gesproken, 't stond in 't verslag. 't Congres van de R.V.I. is nu begonnen, maar daarover hebben we nog geen berichten. Wp wordt omstreeks 20 juli terug verwacht. Ik ben werkelijk nieuwsgierig naar wat hij te vertellen heeft. 't Weekblaadje van 't de Kadt-bondje (B.K.S.P.) is verschenen. In 't eerste nummer schreef H.R.H. een vroom zwam-artikel getiteld ‘In het teeken der waarachtigheid’. J.R. nam haar correct maar stevig onderhanden in een artikel, getiteld: ‘In het teeken der onstandvastigheid’. Overigens onderscheidt het krantje zich in niets van andere anti-communistische blaadjes. 't Heeft 't over ‘David’ en ‘Daaf’, over ‘doctor van Ravesteyn’. De gewone laffe toon dus van machtelooze zwetsers. Tante Jet zag nog juist kans zich met dat zootje te blameren.
Beste Gerard, ik beloof niets, maar hoop je spoedig nog es te schrijven. Ik hoop dat ik je niet allemaal oudbakken nieuws meldde. Vele groeten van mijn vrouw. Hou je goed, jong.
Alex Wins
| |
H. Koch, arts
Lauriersgracht 28
Tel. 36644
8-9 - 12-1
Amsterdam, 29 Juni 1924
Waarde Kameraad,
Je moet maar denken, het spaart uit, nu je op 's lands kosten zoo een tijdje verpleegd wordt in het schoone buitenverblijf op de overijselsche heide. Een beetje eenzaam, doch rust is goed voor de zenuwen!
Ik ben trouwens erg benieuwd, waar die heele zaak op uit loopt. Het zal wel net gaan, als met die drukte van verleden jaar tegen den Spelbreker. Reuzenkak en inbeslagneming en huiszoeking en het resultaat was, dat we er niets meer van hoorden. Het bleek dus eenvoudig geweld, diefstal en inbraak van de zijde der justitie. Ik wil je wel bekennen, dat in mijn oogen onze Nederlandsche rechterlijke macht zoo diep is gedaald, als ik het vroeger niet heb kunnen droomen. Je weet, dat ik geen arbeider ben, doch van de hoogeschool door omgang met studenten in de rechten en met hoogleeraren, waaronder zelfs persoonlijk dikke vrienden, nog wat illusies had meegenomen over de wijze, waarop hier te lande het recht werd gediend en gemeend heb, dat de schandalen waar je wel eens van las van over de grenzen, hier onmogelijk zouden wezen. Het optreden van de marechaussées in de afgelegen streken van onze grensprovinciën, later de militaire rechtsspraak hebben mij de oogen al wat geopend. Ik ben zelf betrokken geweest in een zaak van het Hoog Militair Gerechtshof en heb geconstateerd, dat bij het sluiten van het onderzoek en verhoor de president nog niet eens op de hoogte was van de voornaamste bijzonderheden van de zaak; het was me, of ik door den grond zonk, toen ik bij mezelf dacht: ‘Nu gaat die man een oordeel vellen over een medemensch’. Sindsdien heb ik me op de hoogte gehouden van wat er in het buitenland geschiedde tegen onze partijgenoten en geestverwanten, en van wat ons landje opleverde aan gerechterlijke rotzooi en ik kan je niet zeggen, hoe misselijk het me gemaakt heeft. Ik kan soms wenschen, maar gauw uit deze wereld te verdwijnen.
Intusschen, deze persoonlijke ontboezemingen zijn niet erg geschikt, om jou op te vroolijken. Je zult wel gehoord hebben, dat ze je in ieder geval niet meer zoo heel lang meer kunnen houden; ik heb er het Wetboek van Strafvordering en diverse leerboeken op nagelezen. Maar 't is de vraag of ze de wet zullen in acht nemen, als het toch maar tegen communisten gaat. Bij onze tegenpartij acht ik werkelijk alles mogelijk.
Ik denk, dat er wel anderen zijn, die je schrijven over de gebeurtenissen van den dag in binnen- en buitenland en over onze partij, dus daar zwijg ik maar over. Als Ko Rijff vrij komt, vieren we een feestavond en als jelui nu ook eens op dien dag plotseling in ons midden zoudt kunnen verschijnen, zeg! dat zou me een verrassing zijn. En anders prakkizeeren we voor jelui wat anders.
Wanneer zal de dag komen, dat we eens
| |
| |
kunnen gaan afrekenen. Geen wonder, dat alles, wat tot de bourgeoisie behoort, als de dood is zoo bang voor revolutie. Het geweten, dat spreekt!
Van harte het beste gewenscht, en ons aller groeten.
H. Koch
| |
Zaterdag 16 Mei 1925
Waarde P.G. Vanter Vol verontwaardiging vernam ik dat gij gelijk een boef zijt over gebracht geworden naar hier. Ja strijdmakker die willen nog schrijven in hun pers over Rusland in plaats zij daarin schrijven dat in
| |
| |
indie honderden in de kerken op de schandelijkste manier worden gefolterd om dat die menschen op komen voor dat geen wat hun zich noemende kristelijke uitbuiters hun onthouden.
Vanter ik moet U groeten uit naam van de P.G. uit de Binnenstad en wij hopen dat wij U straks weer in gezondheid mogen zien.
Ge moet maar zoo denken Vanter ook voor hun die U nu van U Vrijheid beroven komt een tijd dat wij met hun zullen afrekenen.
Nu Kammeraad Houdt je Goed
Met P.G.H. Wouda.
Leve de Dictatuur van het Proletariaat
Leve de Sociale Revolutie
Leve Rusland
Ik schreef deze brief bij Brommert. Ook hij Groet U. Groeten van Hes. en Marie Vink.
| |
A'dam, 19 Mei '25
Waarde diepgezonken Partijgenoot-boef 4/229 alias Vanter,
Met voldoening las ik in de pers dat ze je gedurende het transport aan een andere gevangene hadden vastgeklonken. Het is wel eens goed dat ze die roode rakkers eens laten voelen dat we hier nog geen Sovjet-Holland hebben. Ze mogen Onzelievenheer danken dat Mussolini hier geen baas is; die zou hen wel wat te slikken geven waarvan ze zouden opknappen.
Wat zeg je van ingesloten caricatuur uitgeknipt uit het dagblad der sociaalpatriotten. Kostelijk hé! Hier zie je hoe Lakerveld met een kapotte stoel de roffel slaat op?; de ‘kliek’ Ceton in de haren vliegt; (zie ome Jan eens angstig kijken!); Wins geeft zijn tegenstander een knock-out; Bouman bijt Wp. een stuk uit zijn kuit; v. Burink maakt het fertig met zijn onderligger; Roosje Vos als het beeld der wanhoop. Op den voorgrond Wp., onwrikbaar als een rots en ‘immuun’ voor al die keet, uitnodigend. We hebben er hartelijk om gelachen. Jammer dat die Jordaan zijn kunst laat verkrachten door iedereen die hem betaalt. Even zo vrolijk teekent hij op bestelling voor het sensatie en chantageblad ‘Het Leven’. Nu we het toch over heibel hebben. Weet je wat de nieuwste soort opstopper is? Nee? Nou ik sprak vandaag Nooter (de kleinste). Ik had een kleine woordenwisseling met hem, en toen presenteerde hij mij een ‘communistisch-congres-stoot’!
Het is je zeker al bekend dat er een nieuwe lijst voor de Kamer-verkiezingen is ingediend met als no 1 de Visser, no 2 Seegers. En dat het P.B. behalve Lou en Frederiks is afgetreden. De lijst van het R.A.C. blijft gehandhaafd. Een wanhopige situatie! A.s. Zondag is er conferentie Prinsenlaan ter aanvulling van opengevallen functie's in P.B. Redactie enz. Verdeeling van den buit? Le commencement de la fin? Je crains!
Het is elken dag schoon lenteweer en ik kan me best indenken hoe je in je ellendig hok zal zitten te smachten. Hoe je met haat wordt vervuld tegen over het brute geweld dat je zulk onrecht aandoet. Maar tevens met smart als je denkt aan de verdeeldheid in eigen rijen. Aan de kleinzieligheid en eigenwaan, aan de ‘strebers’ onder ons.
Zal de nieuwe aera in de C.P. ons doen groeien?
Nu towarisj, ik wensch je moed en volharding in je cel tot over een maand. Alsdan zal je zwarte ziel van alle misdaden ontdaan zijn en kan je weder met een engel-rein geweten in de ‘samenleving’ komen.
A propos, verslik je niet aan je roggebrood met water. Matig, mijn Zoon!
Met C. groeten
M.G. van Geuns en echtgenote
Commelinstraat 109 II
| |
Amsterdam, 5 juni 1925
Beste Vanter,
Hoe weinig benijdenswaard je huidig lot in de oogen van menschen die een offer voor een groote zaak niet kennen ook moge zijn en hoe onaangenaam en enerveerend het ook blijven moge voor menschen als ik, die, in theorie althans, de zoetheid ook dáárvan kennen, om één ding kan ik je zelfs nu nog gelukkig prijzen: dat je de verwarrende dagen van de jongste partijgeschiedenis niet direct hebt hoeven mee te maken. De heele zaak is uitermate stuitend geweest. Om begrijpelijke redenen kan ik daarover niet uitweiden. De feiten zullen je trouwens van andere zijde reeds eerder en vollediger zijn gemeld, dan ik nu lust of tijd heb te doen. Maar geloof me: ik althans was er liever niet bij geweest en dat ik ben heengegaan heeft me tot nog toe niet berouwd. Wèl om het werk, waaraan ik gehecht was geraakt, maar niet om de menschen, die ik, naar men zegt, ‘in de steek’ heb gelaten. Met onafwendbare zekerheid gaat gebeuren, wat wij voorspeld hebben: de N.A.S. partij is in wording. Het manifest van het P.B. waarin het de verhouding tot het N.A.S. een integreerend deel van uitmaakte was zelfs van dien aard,
| |
| |
dat Wp., Raaf en Ceton er aanleiding in gevonden hebben hun naam van de kop van de krant te laten schrappen, waar zij sinds eenige dagen als oprichters nog op stonden vermeld. Maar het schiet me te binnen, dat ik je niet over politiek mag schrijven als ik het wel heb. Ik vergat voor een moment dat je niet in de Boertika-gevangenis of in de ‘Santé’ maar in een Hollandsch gevang zit, waar men nog maar altijd doet alsof zoo iets als een politieke gevangene niet bestaat. Om te vermijden, dat deze opbeuring je helemaal ontgaan zou, zal ik dus over iets anders schrijven. Maar, nu ik me daarover bezin, is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. Met mijn tot nog toe tevergeefsche pogingen om een betrekking te krijgen kan ik je toch niet vervelen? Of het moest je een vroolijk oogenblik bezorgen wanneer ik je vertel, dat ik vanmiddag ergens aan een school solliciteerende terecht kwam in een college van 11 eveneens solliciteerende dames-collegaas, die honderduit redeneerden, en tegelijk voor een deel aan 't handwerken waren. Alles oer- en oer-burgerlijk en ik dacht bij mezelf: waar ben je in verzeild geraakt? Ik zei niets, ik wist niets te zeggen. Ik zat daar maar stil in een hoekje en vrat me op: half drie, drie uur, half vier, vier uur, half vijf. Twee waren me nog vóór toen: elk onderhoud duurde gemiddeld 20 minuten.
B.V.,
Gelukkig ontslaat Jan's exposé me van de verplichting je over de partij-kwesties te schrijven. Ik heb het niet op wespennesten. Bovendien, Net was de laatste keer dat ik haar sprak zoo geladen, dat ik, wanneer je niet twee zulke lieve jongens had, zou vreezen dat je van haar over niets anders te hooren kreeg.
Wij hebben om te beginnen van onze gedwongen vacantie gebruik gemaakt om een Pinkster-bezoek aan den Haag te maken, gewoonlijk een gemengd genoegen, maar dat dit keer nogal redelijk slaagde. De jongens zullen waarschijnlijk tot in lengte van dagen de herinnering bewaren aan een tocht naar Scheveningen, waar ze op een ezel hebben gereden en Anneliesje heeft zoo weinig geleden van het gesleep, dat ze met twee tanden is thuisgekomen, wat - jij als
| |
| |
ervaren vader zult weten - bijzonder voorspoedig is. We hadden ons trouw-boekje meegenomen om - op de heenreis althans, want Jan Erik is in den Haag vier jaar geworden - overijverige conducteurs af te blaffen, maar tot Jan's teleurstelling hebben ze hem geen kans gegeven. Beslist een staaltje van groote nalatigheid!
Ik zal zien volgende week nog eens naar het tuindorp te gaan. Opa geeft me altijd standjes, dat ik zoo lang wegblijf, als ik nu, terwijl hij ziek is me niet laat zien, heb ik het misschien voor goed bij hem verbruid en dat zou me spijten.
Nu, mijn waarde, ik geef het op, een nieuwe hittegolf is aan het opkomen en mijn beide zonen hangen over mijn rug. Houd je taai, tot ziens.
Annie R.
| |
A'dam 9-6-'25
Waarde van 't Reve,
Van het W.E.B. ontving ik inliggend schrijven om het aan je door te zenden. Ik voldoe bij dezen aan dit verzoek. Tevens grijp ik deze gelegenheid gretig aan je ook persoonlijk te schrijven. Dat ik je tot nu toe niet schreef moet je niet toeschrijven aan onverschilligheid mijnerzijds. Integendeel, zoolang als je daar zit was ik dagelijks van plan je te schrijven. Er was echter steeds iets in mij, dat mij er van terughield. De partijstrijd had ons nu eenmaal - naar ik hoop tijdelijk - uit elkaâr geslagen. Ik vreesde dat een schrijven van mij, verkeerde indrukken zou wekken, zooiets van op je te willen inwerken. Want - dat spreekt wel haast vanzelf - ik zou je natuurlijk niet alleen over ‘das schöne Wetter’ of over ‘das verdammte Loch worin du jetzt steckst’ geschreven hebben. Toch beste jongen spreken we alle dagen over jou en behoef je niet te denken ‘uit het oog uit het hart’. Je vrouwtje schijnt vreeselijk boos op mij te zijn, daarvan heeft zij mij door scherpe (persoonlijke) interrupties in onze sectievergaderingen blijk gegeven. Dat wil zeggen dat ik ook boos op haar ben. Voor vele vrouwen (helaas ook nog voor veel mannen) is de partijstrijd nu eenmaal nog niet een geestelijk maar een psychologisch proces. En dáárop wordt het scherpste geestelijke wapen bot.
Beste makker, ik neem aan dat je over het verloop der dingen van vele zijden op de hoogte bent gebracht. Mijn zienswijze is je bekend en wil ik - alweer om dezelfde reden waarom ik tot nu toe niet schreef, daarover thans niet verder schrijven. Als je weer vrij bent dan kunnen wij, oog in oog, onze meeningen tegenover elkaar stellen. Eén ding zeg ik je uit volle overtuiging d.i. dit, dat ook jij, tot plicht hebt in het nieuwe stadium waarin de partij gekomen is, een actieve rol te spelen. En wel ‘niet tegen, maar met ons!’
We weten dat ook jij veel critiek hadt, we weten ook waarom je de zijde der oppositie niet koos. We weten ook - vermoeden het althans - dat je je met de gedachte van ‘weg met de oude leiding’ niet kondt verzoenen. Best, maar nu ligt het ‘feit’ er. Een latijnsch spreekwoord zegt: Amicus Plato, sed magis amicu veritas. Plato is mijn vriend, maar boven mijn vriend de waarheid’. Ik zou willen zeggen ‘Mijn vriend is mijn vriend, maar boven alles de partij’. Help haar met ons, tegen alle aanvallen, tot bloei en ontwikkeling brengen.
Auf Wiedersehen een flinke poot van
[Mannoury?]
‘Met ‘ons’ bedoel ik het nieuwe P.B. en niet alleen ‘de’ oppositie.
| |
Van 't Reve
4-/229
[1925]
Waarde strijdmakker,
De tijd die ze jou ontnomen hebben, om je nuttig en heerlijk werk, de strijd voor onze vertrapte en verdrukte klassen genooten voort te zetten, begint al aardig te korten. Vanter, en als je eens oogenblikken krijgt, waarin je een beetje gaat piekeren over thuis, waar je vrouw en lieve kinderen op je wachten, dan moet het toch weer een vreugde zijn, als die overpeinzingen verdrongen worden door de gedachten, dat je daar zit voor andere kleine arme bliksems, die door de ellendige omstandigheden waar hun ouders in verkeeren zelf geen vreugde kunnen, wier jeugd voorbij gaat in gebrek en ellende, Vanter dan zal het eenmaal als je kinderen gaan denken, een vreugde voor hen zijn, dat hun vader in de gevangenis zat voor de strijd voor het proletariaat.
Vanter ik hoop niet dat ik je in je strijders eer gekwetst heb, als ik je schrijf dat je misschien ook wel eens aan thuis denkt, maar ik verplaatste mij eens in jou posietie, daar in zoo'n benauwden cel, dus het is maar mijn gedachten hoor.
Hoe maak je het anders Vanter? heb je geen klagen over de bediening, poetsen ze je schoenen nog al behoorlijk? Je mag ook wel iedere dag na kijken of ze je schoone
| |
| |
lakens geven want die kamermeisjes verwaarloozen tegenwoordig hun gasten, en je geld is toch goed, voor hetzelfde geld kan je overal terecht denk erom hoor. Aan geld is in Nederland nog niet zoo'n erg gebrek. Je weet Vanter dat in het jaar 1928 hier groote internationale sportwedstrijden gehouden zullen worden. Nu doet de heele burgerlijke pers incluis het volk een bedelpartij voor deze wedstrijden en met sucses. Ik weet niet hoeveel ton er al bij elkaar is gebracht, - nu is dat op zichzelf niet zoo erg, maar op dit oogenblik zijn er honderden kinderen in Drente die gebrek aan alles hebben. Daar maakt de T.B.C. talreiken slachtoffers, maar daar is geen geld voor te vinden, wat kan het hun ook bommen of daar een stelletje proletaren kinderen gebrek hebben. Sport hun sport moet er komen en sport in deze maatschappij is weer wat aan te verdienen. Maar toch komt een tijd Vanter dat onze sport zal komen, dat de jeugd net als in Rusland marscheert met hun vlaggen waar zij door hun sport hun lichaam ontwikkelen in het belang van de gemeenschap. Ik kan er niets aan doen Vanter maar ik ben jaloersch op je dat jij dit alles aanschouwt heb. Wat heerlijk moet het wel wezen wanneer je in een land komt waar de werkers het heft in handen hebben waar zij bereikt hebben waar wij nog iedere dag voor vechten moeten, waar de strijders ontvangen worden die in hun eigen land verbannen of in de gevangenis geworpen worden. Maar wij zijn niet uit het veld geslagen. Al is er op het oogenblik verschil van meening in onze gelederen door de strijd die wij met dubbelen kracht zullen voeren worden wij één voor het groote doel de dictatuur van het proletariaat.
Zeg Vanter Nu dat Wijnkoop zich ook terug zal trekken uit den gemeenteraad schrijnen er veelen gedichten en rijmpjes op, hier laat ik er een volgen wat ik vond in het weekblad Uiltje
Wijnkoop af
Het is dus beslist; het berauw komt te laat
Gij David Wijnkoop, verlaat onzen Raad
Dat bare thans vreugde aan hen, die u vreezen,
Ik vind het een reden om treurig te wezen
Wie zal er nu voortaan de belhamel zijn,
Wanneer 't in den Raad gaat om spot en om gijn?
Wie kan er, als David, zoo fel zich verweren
En - moeilijke kunst - zoo goed interrumperen?
'k Weet Ketelaar vindt 't juiste woord soms terstond,
Maar hij staat niet vrij meer en houdt dus z'n mond
De toestand wordt in onzen Raad thans penible
Want Wijnkoop was 't geestige enfant terrible
Wie zal nu voortaan dood op zijn gemak,
Zoals onze David deed, Eedje Polak
Wanneer hij met lodderoog staat te oreren
Hem zeggen dat 't ventje nog alles moet leeren?
Wie Spot, dreunt Sam Pothuis z'n lesje weer op,
Dat Sammetje praat als een kip zonder kop?
Wie spot als er op de tribune wat volk is
Zoo guitig, als Davidje Wijnkoop met Solkesz?
Wie plaagt 't kleine Vosje en lacht er om Baas?
Wie kermt er en kucht er en stottert als Klaas?
Wie geeft steeds een antwoord, 't zij geestig of rauw is
En doorziet de pientere trucjes van Douwes?
Ach David, waarom wil je nu van ons gaan?
Die broedertwist, kerel, ze gaat ons niet aan,
Drie kwart van den Raad is totaal overbodig,
Als humorist ben je er werk'lijk broodnodig.
Wanneer je daarheen gaat, m'n waarde meneer
Dan wauw'len de overigen voortaan veel meer,
De Vlugt denkt zelfs, of 'k moet me vergissen
‘O Davidje Wijnkoop, ik kan je niet missen!’
Want humor en geest, ze zijn werk'lijk jou deel
Dat vindt men, helaas, in ons land niet te veel
Een redenaar schijnt zich er op toe te leggen
De dingen zo geesteloos mogelijk te zeggen.
Zeg David, 'k gun jou nu een prettige rust,
Maar voel je somtijds in het spotten nog lust,
En heb je een aardige grap te verkopen
Zend 'm dan aan ons; de kolommen staan open.
Hoewel de geschiedenis op zichzelf voor ons wel niet zoo humoristis is dacht ik toch, dat je het ook wel aardig zou vinden zooals dit gedichtje op onze kameraad Wijnkoop.
Nu Vanter misschien ben je wel blij dat ik op houd met schrijven, als je tijd en lust er toe hebt schrijf mij dan eens hoe je het maakt
Zal je het doen?
Houw je maar haaks hoor Vanter, in de hoop dat de tijd gauw voor je op zal schieten en tot spoedig weerziens
Je strijdmakker
J.M. Eijlders
Jacob van Campenstraat 9 I
Amsterdam
N.B. Vanter je hebt een mooi nummer een staartnummer Dag
|
|