| |
| |
| |
Ode aan de juridische faculteit der Universiteit van Amsterdam
A.S. Hartkamp
Voor Jacob Kohnstamm en Annette Houtman
Wet Universitaire Bestuurshervorming
't Werkgroeplokaal is rokerig en vol.
Studenten en docenten, paritair
vertegenwoordigd, wantrouwen elkaar.
De ruzies maken ieder horendol.
Een mooie furie speelt een leidersrol.
Haar doorkijkblouse vormt een groot gevaar.
Terwijl ik doe of ik het raam uitstaar
slaan mijn gedachten reddeloos op hol.
Ik maan om stilte want ik ben de baas.
Die scriptie-kwestie móet besloten worden.
Het jaar is bijna om: wij hebben haast.
De stemmen staken. Er wordt niets beslist.
't Laatste geschil betreft een punt van orde
en weer is er een halve dag verkwist.
| |
Leermeester
Bij roerend goed en inschulden aan toonder
geldt het bezit als titel, dus als recht,
heb ik aan mijn studenten uitgelegd,
die daarop hun verwondering betoonden
alvorens zij behoedzaam verder droomden.
Als B A's zaak vervreemdt, is 't pleit beslecht:
aan A wordt tegen C zijn eis ontzegd
omdat de wet C's goede trouw beloonde.
Ik vraag, 't college even onderbrekend
om daarna dit gedeelte af te ronden,
wie kan herhalen wat ‘titel’ betekent.
Als iemand achteraan de hand opsteekt
hoor ik: verwacht geen antwoord, wij doorgronden
geen van de woorden die U tot ons spreekt.
| |
| |
| |
Secretaresse van de faculteit
Wanneer zij, rug gestrekt en recht van leden
achter de schrijfmachine zittend, mijn
gekrabbel uittypt (brief die er mag zijn:
linksboven achting, hoogachting beneden);
wanneer ik rustig thuis studeer in stede
van op de Poort, gemeden werkterrein,
en zij opbelt om mij, zonder venijn,
tot een bezoek aan haar te overreden;
dan schiet het als een vuurstoot door mijn hart:
ik houd van haar, zij 't qualitate qua.
Zonder haar hulp was ik reeds lang verloren.
Mijn dank is metafysisch en verward.
Slechts als ik haar genade onderga
kan er voor mij iets van verlossing gloren.
| |
Festschrift
Deze dag is gewijd aan onderzoek.
Ik zit om tien uur achter mijn bureau
en schrijf in 't Duits met grote animo
een opstel voor een jubileumboek.
Het onderwerp laat zich niet licht beschrijven.
Te dezer plaatse zie ik daarvan af.
Maar weet, lezer, dat 'k mij volledig gaf,
en laat mijn these in uw geest beklijven.
Ik schreef reeds eerder voor geleerde kringen,
maar dit peil heb ik voorheen nooit bereikt.
De wetenschap is essentieel verrijkt.
Op deze vondst valt niet meer af te dingen.
Als ik straks dood ben, uit- en afgeschreven,
zal 'k eeuwig in voetnoten verder leven.
| |
| |
| |
Universiteit
Ook deze dag heb ik mijn beste uren
weer moeten wijden aan 't bezoeken van
vergaderingen als een zakenman
en 't lezen van gestencilde schrifturen
van duizend raden en honderd besturen:
concept-adviezen, moties, een roman
over het weer herziene nieuwbouwplan,
stapels papier over één vacature.
Nu wacht mij nog de planningleidraad, die
tezamen met 't rapport der randvoorwaarden
de toekomst schetst op langere termijn.
De avond grauwt weg in melancholie.
Laten wij dus een compromis aanvaarden:
God zij dank dat er prullebakken zijn.
| |
Studentenexcursie naar Rome
Om acht uur 's morgens wacht zij reeds beneden,
't gezicht nog rood van slaap of ochtendkou.
Wij gaan op weg naar de Santa Prassede
waarover ik mijn inzichten ontvouw.
Al is 't programma in elk opzicht volkomen
geslaagd: gevuld, afwisselend, homogeen,
niet elke kerk kon worden opgenomen;
wij kwamen niet slechts voor de kunst hierheen.
Ach, laten anderen de hele dag
maar pokeren en kaarten in 't hotel.
Ieder heeft recht op enig wangedrag.
Voor haar is deze excursie meer dan spel,
wanneer zij zwijgend en met diep ontzag
staat te genieten in Zeno's kapel.
| |
| |
| |
Afscheid (1)
De voorzitter gaat heen. De faculteit
is menselijk gezien te vroeg verweesd.
't Is geen geheim hoe zij de toekomst vreest
nu gij uit het bestuur verdwenen zijt.
Drie jaren werden wij met recht benijd
- en door de bonzen aan het Spui gevreesd -
om wat onze trouvaille is geweest:
Van Soest, decaan tot in der eeuwigheid.
Thans is de roes definitief verbroken.
Wat geen vernieuwing in structuur vermocht
lukte de Hoge Raad: Van Soest gaat heen.
Het hoge woord moet worden uitgesproken:
de faculteit, zozeer aan U verknocht,
verliest een onvervangbaar fenomeen.
| |
Hora est
Alleen, te midden van zoveel bekenden!
Ik stel mij op achter de lezenaar
en werp een laatste blik de zaal in, waar
reeds hoofden zich naar de cortège wenden.
Het proefschrift ligt gereed onder mijn handen.
Op elke vraag ligt hier het antwoord klaar.
Toen ik het schreef dreigde mij meer gevaar
dan waar ik tijdens dit uur op kan stranden.
Maar toch... Terwijl de toga's nader komen,
traag deinend zwart, gerinkel van een bel
(het lijken hier de Middeleeuwen wel),
voel ik de angst mijn hersens binnenstromen:
deze promotie is de laatste schrede.
Nog slechts één uur rest mij van het verleden.
| |
| |
| |
Gastdocent
Het gastcollege rolt gezapig voort.
Ik blijk voor niets te hebben uitgekeken
naar de eerste Italiaan die Duits kan spreken.
Maar ook wat hij met Frans zou doen is moord.
De wetenschap wordt in de taal gesmoord.
Ik hoor het uur zich in minuten breken,
maar als de laatste daarvan is verstreken
wordt juist een nieuw onderwerp aangeboord.
Er zijn nog tien studenten in de zaal,
de rest is successievelijk weggelopen.
Nog even en wij staan voor een exces.
De spreker zwijgt, 'k hoor niet in welke taal
hij in zijn slotwoord nog iets durft te hopen.
Neen, dit college was geen groot succes.
| |
Afscheid (2)
Nu ga ik zelf weg uit dit goede leven
waarin ik zoveel jaren heb verkeerd.
Door innerlijke onrust voortgedreven
heb ik mij in Den Haag geëngageerd.
Drie speeches op één dag, ik voel mij zweven.
Heb ik mij zó voortreffelijk geweerd?
Ik denk dat zij wat hebben overdreven,
maar frasen zijn vandaag geëxcuseerd.
Met 't Woordenboek van 't Rijssens Dialect,
een dichtbundel (van Jacob en Annette)
en een fles Pomerol, jaar '67,
verlaat ik het gebouw. Het was perfect.
Als ik naar huis loop staat er niets meer vast.
De kwade kansen liggen opgetast.
|
|