a practical solution, which will make possible their demobilisation’.
Nu was de groep van dienstplichtigen in het KNIL klein omdat de dienstplicht in het vooroorlogse Nederlands-Indië slechts betrekking had op de (Indische) Nederlanders. Ook in het naoorlogse KNIL waren de Ambonezen, Timorezen, Menadonezen etc. die de massa van het KNIL vormden, beroepsmilitairen. Het feitelijk effect van demobilisatie van KNIL-dienstplichtigen zou, anders dan de tekst suggereert (‘a large number of the N.E.I. troops’) dus gering zijn geweest.
Maar toen Schermerhorn in zijn dagboek noteerde dat de hele verklaring ‘eigenlijk niets anders inhield dan Nederland toch al van plan was’, sprak hij wel heel anders dan het officiële verslag dat de commissiegeneraal op 14 oktober van de bewuste vergadering naar Den Haag zond. ‘Uiteraard kon van een positieve toezegging van gedeeltelijke demobilisatie van de KNIL-militie geen sprake zijn, zoowel op grond van de onrust, die dan in het KNIL zou opkomen, als omdat de KNIL-troepen in de buitengewesten niet door Spoor kunnen worden vervangen door troepen van de KL, aangezien deze voor patrouillediensten nog niet voldoende getraind zijn’.
Wie hield nu eigenlijk bij dit alles wie voor de gek?
Het is niet aan te nemen dat de betrokken partijen zelf, die aan de voorbereidende onderhandelingen hadden deelgenomen, niet zouden hebben begrepen dat er in deze alang-alang heel wat tijgers huisden. Van Mook en Spoor wisten precies wat ze wilden: zoveel mogelijk Nederlandse troepen naar Indonesië halen om, hoe en waarom dan ook, sterk te staan tegenover de Indonesische republikeinen.
Schermerhorn, die moest toegeven net zo verrast te zijn als Sjahrir over de sterkte van de Nederlandse troepen in West-Java, was minder goed op de hoogte van de werkelijke krachtsverhoudingen dan Van Mook en Spoor en werd zelf dus al een beetje voor de mal gehouden. Sjahrir deed mee aan de misleiding door een bestandsverklaring te aanvaarden, hoewel hij wist dat er eigenlijk niets in stond. Hij had hetzelfde belang als Schermerhorn: de republikeinse generaals meekrijgen bij de aanvaarding van een bestand, dat minder als een militaire zaak dan wel als een eerste gebaar van goede politieke wil moest worden beschouwd.
De republikeinse generaals gaven tenslotte ook toe, maar zij wisten weer iets wat niemand anders wist: hoe groot de sterkte was van het republikeinse leger, de TRI. De cijfers van 140.000 man op Java en 60.000 man op Sumatra gaven, zoals Spoor in zijn memorandum van 10 oktober schreef, geen enkel houvast: ‘Ik moet opmerken dat de intelligence-dienst van het KNIL over juistere en vollediger gegevens beschikt ten aanzien van de sterkte en de dislocatie van de TRI dan op de conferentie ter tafel werd gebracht’. De republikeinse generaals werden door Sjahrir dus wel een beetje en door de Nederlanders flink voor de gek gehouden, maar zij meenden in hun kleine Indonesische vuistjes te kunnen lachen door Sjahrir en de Nederlanders in het onzekere te laten over hun eigen sterkte.
Dan de derde partij bij het bestand: de Engelsen.
Door een gelukkig toeval beschikken we over enkele directe gegevens terzake, ook zonder een grondig bronnenonderzoek op het Foreign Office in Londen. Tussen de Officiële Bescheiden bevindt zich een aantal telegrammen van lord Killearn aan het Foreign Office, die in 1946-47 door de inlichtingendienst van de republiek Indonesia te Singapore waren onderschept, om vervolgens weer door de inlichtingendienst van het KNIL, de Nefis, uit republikeinse kanalen gevist te worden. (Als je dit leest, begrijp je ook waarom de Nefis betere cijfers had over de republikeinse troepensterkte dan Sjahrir.)
Een van Killearns, van de aanduidingen ‘top secret’, ‘immediate’ en ‘not to the Dutch’ voorziene codetelegrammen, betrof de vergadering van 14 oktober 1946, waarop het bestand getekend was. ‘I called on Sjahrir this evening and found him well satisfied over the Truce. I complimented him upon the skill and tact with which he had made his points especially over the number of Dutch troops after November 30th; it had much impressed and diverted me. He seemed pleased’.
Wat moet men hier nu weer van maken?
Betekent het dat Killearn toch óók iets zag in die verklaring over de maximale troepensterkten van 30 oktober? Dat lijkt me, bij een slimme vos als Killearn, wel geheel uitgesloten. Hij was het zelf immers geweest die door het gebruik van de term ‘allied troops’ de mogelijkheid van de bestandszwendel, zéér ten voordele van de Nederlanders, had geschapen. Het is veel waarschijnlijker dat Killearn Sjahrir ermee complimenteerde dat hij kans had gezien met een nietszeggende verklaring de republikeinse generaals mee te krijgen voor de ondertekening van het bestand. De lof van