literaire en niet-literaire teksten. In het geval van dat bordje ‘Verboden toegang’ heeft men wel voorgesteld om alleen tot de literatuur te rekenen de teksten die met wat je zou kunnen noemen ‘literaire bedoelingen’ geschreven zijn. Maar wie zal zeggen wat de ‘bedoelingen’ van een schrijver geweest zijn? Moeten we Herodotus buiten de literatuur plaatsen, of Schopenhauer, of Plato? Op de vraag of een tekst van slechte kwaliteit tot de literatuur gerekend moet worden kan het antwoord alleen bevestigend luiden. Een slecht mens is daarom nog wel een mens. Het is niet in te zien waarom een slechte roman geen roman zou zijn. Toch is de opvatting, dat bepaalde boeken ‘geen literatuur’ zijn zeer wijd verbreid, zowel bij het gewone publiek als bij academici.
Oude, nooit verzonden en niet afgemaakte brief aan recensent: Geachte heer B., ik heb nog nooit een brief geschreven aan een recensent, noch heb ik ooit om een recensie gevraagd of ervoor bedankt, noch heb ik ooit op verzoek van de auteur een recensie geschreven, en het is mij zelf niet geheel duidelijk waarom ik deze brief nu juist aan u schrijf. Ik heb betere recensies gehad, en slechtere. Het is ook eigenlijk meer een technische uiteenzetting dan een reactie op een recensie. Uw stuk kan worden verdeeld in lof en blaam. Die blaam is zuiver declaratief, en dat is het zwakke ervan. Wat het communisme betreft, schrijft u, heb ik mij ‘vooral georiënteerd op de hoofdartikelen van de Telegraaf, de commentaren van Radio Vrij Europa en de overzichten van Elseviers Weekblad’. Dat is een zin die eigenlijk alleen maar wil zeggen: ‘wat het communisme betreft, daar is hij tegen, en dat is verkeerd, want de Telegraaf, Radio Vrij Europa en Elseviers Weekblad zijn daar ook tegen’. Ik neem immers niet aan dat u echt gelooft dat ik me ooit zou ‘oriënteren’ op enig meninguitend orgaan. Ik wil ten overvloede nog wel even vertellen dat ik nog nooit een hoofdartikel in de Telegraaf gelezen heb, nog nooit een commentaar van Radio Vrij Europa gehoord heb (al was het maar omdat ik de talen waarin die radio uitzendt niet of zeer slecht versta) en al evenmin ooit een overzicht van Elseviers Weekblad gelezen heb.
Iets dergelijks treft men aan in de passage ‘Omwille van de geestelijke hygiëne prefereert hij echter het drinken van een glas bier met de hooggeleerde boven het moeten lezen van diens knap geschreven verdraaiingen van ware interpretaties’. Ook deze passage heeft iets plichtmatigs (tot en met dat paapse bierdrinksymbool; het wordt echt tijd dat onze beneden-Moerdijkse broeders afzien van dat glas bier als bewijs dat zij wel degelijk tot het genus homo sapiens behoren), In werkelijkheid blijkt immers uit uw recensie dat u het lezen van mijn boeken helemaal niet als een corvee beschouwt. En: wie iemand ervan beschuldigt dat hij iets ‘verdraait’ moet, als hij een fatsoenlijk man is, dat toch eigenlijk ook aantonen door een voorbeeld van zo'n verdraaiing te geven. Zo ging die brief nog een beetje door.
Naar aanleiding van Het geloof der kameraden is mij wel gezegd dat ik beweer een beschrijving van die leer te geven terwijl ik eigenlijk kritiek op die leer lever. Hoewel ik zelf wel inzag dat mijn boek nogal wat kritiek bevatte heb ik altijd de neiging gehad dit verwijt af te wijzen. En wel, omdat een beschrijving van een theorie zo nauwkeurig mogelijk de grenzen van die theorie moet aangeven. Stel iemand, Grumpeldink genaamd, heeft een theorie over de tempora van het Nederlandse werkwoord en die theorie zegt onder meer, dat het praesens aangeeft dat de beschreven handeling gelijktijdig plaatsheeft met het uitspreken of neerschrijven van de zin waarin die praesensvorm voorkomt. Als iemand zegt ‘ik woon in Amsterdam’, dan bedoelt hij dat hij op het moment dat hij dat zegt in Amsterdam woont. U vraagt dan natuurlijk meteen: wat doet Grumpeldink dan met de zin ‘gisteren loop ik in de Kalverstraat en wat dacht je, ik kom Joop den Uyl tegen’ of met de zin ‘als je morgen Joop spreekt, doe hem dan de groeten van me’? Een goede beschrijving van Grumpeldinks theorie is niet compleet zolang die vraag niet beantwoord is. En dus zal ik in mijn beschrijving van die theorie vermelden wat Grumpeldinks antwoord op die vraag is. En ik moet de lezer ook op de hoogte stellen van een eventueel helemaal geen antwoord geven op die vraag door Grumpeldink. Zo nu ben ik te werk gegaan bij mijn beschrijving van de marxistisch-leninistische wereldbeschouwing.
Harry Mulisch vertelt dat mensen die in Nieuw Guinea geweest waren getroffen werden door de juistheid van zijn beschrijving van dat land in zijn verhaal over die sergeant die steeds maar zwaarder wordt. Dit terwijl hij geen enkele studie van dat land gemaakt had. Mijns inziens hebben we hier niet te doen met een instinctief begrip van de auteur voor Nieuw Guinese dingen, geen ‘magic short cut to reality’, maar gewoon met de grote overtuigingskracht van literatuur. Als iemand een beetje aannemelijk schrijft, wekt