Hollands Maandblad. Jaargang 1975 (326-337)
(1975)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Doorkruiste verwachtingen
| |
[pagina 42]
| |
De ars critica ontmoet juist de grootste moeilijkheden bij het beantwoorden van de twee vragen: hoe is dit gemeend, letterlijk of figuurlijk, en: hoe ernstig is dit gemeend, dus, in het algemeen, wat is de aard van de uitspraak (genre). Een vraag voor de hoorder waar, naar de klassieke hermeneutiek aanneemt, de spreker het antwoord op weet.
Oneigenlijk taalgebruik wordt als zodanig herkend als een letterlijke interpretatie hetzij een tautologie, hetzij een onwaarheid (contradictie) zou opleveren. ‘Mijn leven is leven’, dat is een zinloze herhaling, tenzij we, gebruikmakend van een mogelijke dubbelzinnigheid in de term ‘leven’, aannemen dat het de bedoeling is dat een van beide woorden ‘leven’ in oneigenlijke zin gebezigd is, b.v.: ‘mijn levensloop bestaat uit niet meer dan (vegetatief) leven’; maar ook: ‘mijn leven is geen leven’: b.v. ‘mijn leven is geen waarlijk leven’. We kunnen deze tegenstelling: een teveel of een te weinig aan samenhang, onder één noemer brengen, dankzij een bijzondere kunstgreep, die hieruit bestaat, dat we de aan de hoorder bekende gewoontes van de spreker bij onze interpretatie betrekken, de (wijdere) context, zijn ‘leven’. We kunnen dan zeggen dat het uitspreken van een tautologie door de spreker voor de hoorder een incoherentie oplevert, als de hoorder op grond van de gewoontes van de spreker, nu juist geen zinloze herhalingen verwacht (de spreker is niet dom of gek). Ook in het geval van onwaarheden (contradicties) denkt de hoorder niet meteen dat de spreker dom of gek is; hij zal er wat van willen maken. Nu zijn zowel tautologie als onwaarheid (contradictie) informatief geworden omdat ze te vangen zijn onder het begrip incoherentie. We stellen dan als enige en algemene regel die voor het herkennen van de aard van een uitspraak geldt, dat een hoorder, gestoten op een incoherentie, zich gedwongen ziet te trachten deze incoherentie op te heffen (tenzij hij denkt dat de spreker dom of gek is). Hij zal dat doen door een scheiding aan te brengen tussen schijn en werkelijkheid, waardoor een van de termen van de incoherentie, tot schijn verklaard, vervangen wordt door de werkelijke (wezenlijke, eigenlijke) betekenis, zodanig dat coherentie hersteld wordt. We kunnen ook zeggen dat de incoherentie een raadsel opgeeft, dat door de gevonden coherentie opgelost wordt. ‘Wat kan de spreker toch bedoelen, als hij zegt: “ik sta voor een muur”. Hij staat helemaal niet voor een muur. Is de man dom of gek om zo te liegen? Raadsel. Nee, hij zal wel wat anders bedoelen; eigenlijk, in wezen, wil hij uitdrukken dat hij in moeilijkheden verkeert, geen uitweg ziet etc.’. Een metafoor is een raadsel, maar dat geldt ook voor ironische, ongemeende uitingen (veinzing, simulatio), b.v.: ‘meent hij dat nou echt als hij zegt dat hij geen antisemiet is omdat het antisemitisme hem te genuanceerd is? Zo'n misanthroop is hij toch niet. Misschien is het wel een van zijn grapjes. Hoe ernstig speelt hij de rol van misanthroop?’ Allemaal problemen die om een oplossing vragen. We noemen datgene wat de incoherentie te weeg brengt, het Opmerkelijk Feit, en we hebben aan ons voorbeeld van het herkennen van een metafoor gezien dat dit Opmerkelijk Feit kan bestaan uit een te weinig (zinloze herhaling) of een teveel aan informatie (contradictie). Informatie wordt nu gedefinieerd als doorkruising van verwachtingen die de hoorder heeft op grond van de context, die gedefinieerd wordt als het geheel van teksten (het leven) dat de hoorder van de spreker bekend is, met inachtneming van de sociale rollen die de spreker geacht wordt te spelen (b.v. van ongelukkig verliefde dichter). Kennen wij ‘leven’ en ‘rol’ voldoende, dan kan ook een omissie tot Opmerkelijk Feit verheven worden. De Belangrijke Omissie is verwant aan de leugen, terwijl zowel zinloze herhaling als contradictie in het dagelijks leven als index voor liegen functioneren. Ook hier schijn tegenover werkelijkheid: ‘eigenlijk’ meent hij dat helemaal niet; ironie is een niet ernstige leugen, metafoor levert, letterlijk genomen, een onwaarheid op. Informatieverwerking is dan een proces waarbij deze incoherentie zo goed mogelijk weggewerkt wordt, in de overgang van ‘hé’ naar ‘o ja’, wat enerzijds tot informatieverlies, maar ook tot winst gerekend kan worden. De informatie, als het onverwacht moment, wordt bekend feit. De voorraad bekende, dus in het verwachtingspatroon van de hoorder geïntegreerde feiten is toegenomen, wat in uitzonderlijke gevallen (bekeringen) kan leiden tot verandering van het patroon zelf, dat is de winst. Daarentegen: het oninpasbare wordt niet opgemerkt, of het blijft zinloos lijken. Elk menselijk wezen, hetzij pygmee, papoea, hollander, is spontaan bereid mee te werken aan een Rohrschachtekst. Ondanks het feit dat de inktvlek ‘niets betekent’, d.w.z. ‘nergens op lijkt’, herkent men braaf rupsen, vlinders, genitalia. D.w.z. men slaat dwangmatig aan het interpreteren. Begrijpen is het inpassen van het onbekende in het bekende. Maar er is tijdsverloop van onbe- | |
[pagina 43]
| |
grip naar begrip, van ‘hé’ naar ‘o ja’. Over deze activiteit gaat het in het vervolg van dit stuk, over het dagen van inzicht, over hoe incoherenties te niet gedaan worden, zodat coherenties ontstaan in een tijdsverloop, en over hoe spannend dat kan zijn, of ook, als het inzicht plotseling daagt, hoe komisch. | |
2. Over betrokkenheid van de hoorderUiteraard veronderstelt zo'n activiteit, deze moeite, een zekere mate van interesse of betrokkenheid. Interesse ontstaat alleen als er al verwachtingen bestaan. Pijnlijk incident bij testmatch Dit is een bericht uit de NRC van dinsdag 5 februari 1974. Ik begrijp wel iets, maar alleen voor zover ik bepaalde zaken kan verbinden. Kallicharan wandelt paviljoenwaarts, de scheidsrechter echter laat Greig winnen, het publiek is het met deze beslissing niet eens, en steekt een van de tribunes in brand. Daarentegen ontgaat me het verband tussen de laatste delivery van Julien en de reactie van Knott die de stumps uit de grond trekt. Dat lijkt me onpassend, ik ben te weinig voorbereid, en ik moet lachen, eveneens over de onverwacht heftige reactie van het publiek. De toeschouwers echter waren kenners van het spel, en daarbij geinteresseerd in de afloop, en dat betekent dat zij bepaalde verwachtingen koesterden over wat het gevolg zou zijn van de delivery van Julien. Zij waren erbij betrokken, omdat zij zich met een van de partijen identificeerden. Gelachen werd er door hen niet. Het verwerken van informatie, gezien als activiteit, veronderstelt dus voorkennis, waarop verwachtingen gebaseerd zijn. Verwachtingen over de toekomst zijn gebaseerd op kennis, overtuiging uit het verleden, die verwachtingspatronen vormen, die doorkruist worden door het onverwachte. Ze zijn als voorkennis garant voor een zekere mate van interesse, maximaal betrokkenheid, en het contrast tussen verwacht en onverwacht is verrassend. De belerende uitspraak: ‘Belize is de hoofdstad van Honduras’ levert feitenwinst op voor de geïnteresseerde leerling, die bereid is deze kennis te benutten om zijn rijtje bekende landen met hoofdsteden uit te breiden, eventueel zich wil voorstellen hoe zo'n hoofdstad er wel uit zal zien (wit capitool, palmen? ik word nieuwsgierig). Wie van mening is dat de hoofdstad van Honduras | |
[pagina 44]
| |
Belize heet, en gecorrigeerd wordt door de mededeling dat de hoofdstad in werkelijkheid Tegucigalpa heet, zal alleen al omdat zijn vergissing gecorrigeerd wordt geïnteresseerd zijn. Hij is, in tegenstelling tot degeen die niets van de hoofdstad van Honduras wist, verrast door de doorkruising van zijn verwachting. Hij raakt dan ook nog betrokken als hij, van plan de hoofdstad van Honduras te bezoeken, op het laatste moment aan de ‘information-desk’ te horen krijgt dat zijn vliegbiljet naar Belize hem naar Brits Honduras zou vervoeren. We brengen dit aspect van informatieverwerking dus niet meer onder bij het contrast van bekend en onbekend - informatie is nu niet zozeer opheffing van onwetendheid, winst, opbergen in het geheugenmagazijn - maar, omdat wij op de activiteit van het verwerken letten, bij het contrast van verwacht en onverwacht. Informatie is doorkruising van verwachtingen. In feite hebben we een diachronische driedeling: verwacht-onverwacht-integratie. Wat verwacht werd, wordt eerst doorkruist door het onverwachte, en vervolgens ingepast in het bekende. Maar ‘onverwacht’ is niet meer dan de negatie (contradictie) van ‘verwacht’. Nu is alleen nog ‘verwacht’ bepaald: we weten wat we verwachten (b.v. dat, als Knott de stumps uit de grond heeft getrokken, dit voor Kallicharan het sein zal zijn om het veld te verlaten), maar het onverwachte is, voorzover het onverwacht is, onvoorspelbaar (dat Greig het wicket om zal gooien, en de scheidsrechter hem ‘uit’ zal geven). We kunnen het niet-verwachte polariseren, door te zeggen dat we verwachten dat de wedstrijd óf zonder óf met incidenten zal verlopen, dat de West-Indiërs zullen winnen, het zou onverwacht zijn als ze verloren. Maar indien we zo, voor het gemak, de mogelijkheden tot twee beperkt hebben, dan zijn deze woorden voorlopige etiketten. Het liep goed af, of het liep slecht af, ja, maar hoe ging het precies. Zodra we weten dat West-Indië verloren heeft, willen we ook nog weten hoe precies, d.w.z. we gaan termen als ‘goed’, ‘winnen’ preciseren. Dat maakt het verschil uit tussen een wedstrijd die we tijdens het spel bijwonen - we zweven, gepolariseerd, tussen hoop en vrees, zal West-Indië winnen óf verliezen - en de wedstrijd die op de televisie na afloop uitgezonden wordt. We weten al dat West-Indië heeft verloren, maar nu willen we weten ‘hoe precies’. Dat is ook de functie van de ‘Herhaling’ op de televisie tijdens een directe uitzending. Er is geen gebeurtenis die niet in voortdurende precisering opnieuw informatie kan opleveren. Het hangt weer af van de psychologische faktor: de interesse, of we ergens, b.v. in een schilderij dat in onze kamer hangt, of in een beroemd gedicht, ‘steeds weer iets nieuws’ zullen ontdekken. | |
3. Over het doorkruisen van verwachtingen door de sprekerWie denkt dat de hoofdstad van Honduras Tegucigalpa heet, en hoort dat de hoofdstad van Honduras Tegucigalpa heet, zal geïrriteerd raken door de overbodigheid van de informatie. We koppelen nu de ontvanger - die tot dusver centraal stond - aan de zender, door de dialoog als model te nemen. We hebben natuurlijk in elke dialoog meteen al te maken met een spreker die geen overbodige informatie wil geven, en dus in zijn uiting al de verwachtingen van de hoorder verdisconteert - een terugkoppeling dus van ontvanger naar zender. Dat heet in de conversatie tact - en tactloosheid wordt zwaar bestraft -: een trekken met de mond, een lichte geeuw, een lachje van de toehoorder stuurt het betoog. Wie faalt lijkt pedant, praatziek, humorloos, of, bij teveel informatie opeens, chaotisch, abrupt, té briljant, kortom, men is of te saai of te moeilijk. Een schrijver als ik nu bijvoorbeeld past er wel voor op zijn publiek dingen te vertellen waarvan hij verwacht dat het ze allang weet. Vandaar dat triviale waarheden, als bijvoorbeeld: ‘alle mensen zijn sterfelijk’, juist omdat hun redundantie zo groot is, niet zo frequent worden beweerd. Anderzijds past een schrijver - zoals ik nu - er ook voor op teveel nieuws tegelijk te brengen, teveel verwachtingen te doorbreken: één geniale nieuwigheid per eeuw is wel genoeg. Een goed redenaar overtuigt door aan te sluiten bij de subjectieve redundantie - een mooi woord voor de kennis en vooroordelen, voor de overtuigingen, de verwachtingspatronen van zijn gehoor - en dan, een heel klein beetje, doorkruist hij ze. De reactie van de hoorder/lezer/toeschouwer etc. is dus steeds een factor, waarmee de spreker etc. rekening houdt. Niemand veracht het hele publiek, gelukkig. Wil een verwachting doorkruist worden dan moet hij eerst bestaan. De mededeling: ‘de aarde is rond’ is verrassend voor iemand die denkt dat de aarde een andere vorm heeft, b.v. plat. Deze contrasterende overtuiging komt dan tot uiting in de context. De vraag is nu waar de tekst (informatie) ophoudt, en waar de context (verwachting) begint, wat de focus van de mededeling is, wat de achtergrond. De tekst kan immers | |
[pagina 45]
| |
ook luiden: ‘Nee, de aarde is niet plat, zoals ge denkt, maar hij is rond’. Toch zullen we dan: ‘de aarde is rond’ tot de context rekenen, ook al is deze contrasterende overtuiging hier in de tekst genoemd. Het gaat erom dat aan de uiting zelf: ‘de aarde is rond’, het verrassende karakter niet is af te lezen, dat blijkt pas uit de dialoog. Als we het begrip dialoog maar ruim genoeg nemen, dan kunnen we spreken van doorkruising van verwachtingen in absentia, niet alleen wanneer een tekst zich impliciet afzet tegen bepaalde overtuigingen van anderen, maar ook nog als die met zoveel woorden genoemd worden. Bepalend voor deze situatie is slechts dat de tekst zich afzet tegen overtuigingen van anderen. Of deze overtuiging van anderen, waar de tekst zich tegen afzet, nog eens met zoveel woorden geciteerd wordt: ‘ik ben het niet met de vorige spreker eens, toen hij zei dat’..., is van secondair belang, al is een expliciet genoemde contrasterende overtuiging vaak wel een noodzakelijke verheldering, want er treden al gauw moeilijkheden op, wanneer we moeten gissen naar de overtuiging, opinie, vooronderstellingen, naar dat waar een tekst zich impliciet tegen af zou zetten. Als Parmenides zegt: ‘niets beweegt’, dan zet zijn tekst zich af tegen Heraclitus, die zei: ‘alles beweegt’ (of, althans, mijn presentatie van de stellingen van Parmenides en Heraclitus maakt dit dialoog-karakter duidelijk. Parmenides noemt Heraclitus niet, formuleert het anders, en het is een zuiver chronologische kwestie welke stelling we de eerdere noemen). Binnen zo'n dialoog, die we nu zo ruim mogelijk definiëren als taalspel, maar we vatten spel tevens op in de zin van partij, als b.v. schaakpartij, is de waarheid nooit stabiel: die stabiliteit treedt pas op als de partij is afgelopen, als bijvoorbeeld in het geval van Italiaans Boekhouden, dat nu geen wetenschap meer is. Binnen de partij van het spel filosofie, of geniale bewering, wordt elke waarheid meteen terwille van de informatie weersproken. Ook geschiedenis wordt telkens opnieuw verteld, al was het alleen om de historici hun geld waard te laten zijn. Plagiaat wordt hun streng aangerekend. Wie het eens is met de meester komt niet in de filosofieboekjes terecht, die zich bezig houden met de geniale dialoog, geheten filosofie. Wel dus wie iets toevoegt, verbetert, verandert, verkeerd begrijpt; en van de hele serie mogelijkheden vormen gepolariseerde uitingen als: ‘niets beweegt’, ‘alles beweegt’, de gemakkelijk herkenbare hoekstenen, waar dus de meeste aandacht aan wordt besteed. Polariseer, wil je beroemd worden. Maar het taalspel filosofie - die eindeloze schaakpartij waarin iedere zet door een volgend speler wordt gedaan - zet zich, als spel, af tegen vulgaire overtuigingen van een publiek dat b.v. van mening blijft dat nu eens het ene wel beweegt, dan weer het andere niet. Iemand uit het publiek verwacht van een intellectueel (b.v. filosoof) dat hij een onverwachte mededeling zal doen, hij weet alleen nog niet welke, anders was hij zelf zo'n filosoof. Het is dus van belang, niet alleen te kijken naar de overtuigingen waar een tekst zich tegen afzet binnen het dialoogspel, maar ook naar de overtuigingen van het publiek waar het spel zich, als spel, tegen afzet. Als het eenmaal tot de verwachtingen behoort dat filosofen, als uiters van geniale beweringen, zich afzetten tegen datgene wat het publiek vindt, dan kan een filosoof weer verrassen door opeens, in zijn geniale uitingen, zich te baseren op ‘common language’, datgene wat het publiek vindt: gewoon taalgebruik is, zegt hij nu, gezond, filosofie is een afwijking. De filosoof geeft nu hoogstens nog maar preciserende definities - hij moet toch iets veranderen -, maar hij beweegt zich niet buiten voor het publiek acceptabele opinies. Het feit dat geniale beweringen zich als spel, als genre, afzetten tegen wat iedereen vindt, schept verwarring in het geval van een cultuur, als die van de Oudheid, die haast louter in geniale teksten is overgeleverd. Het gewone wordt te zelden genoemd. Het uitzonderlijke karakter van wat er binnen het genre gezegd wordt, wordt dan niet meer als uitzonderlijk, maar als normaal gezien. Binnen het genre komedie is ontucht gewoon, maar het genre was uitzonderlijk. Ook in de oudheid was kuisheid normaal of althans norm. Ook de ‘naakte’ oudheid is een voorbeeld van die misleiding door een genre, in dit geval de beeldende kunst: ‘gewoon’ was kuis gekleed, de ‘ongewoonheid’ van goden en heroën werd door hun naaktheid geaccentueerd, en we hebben geen ‘gewone’ mensen over, weinig ‘realistische’ afbeeldingen, maar wel veel naakte beelden. Het uitzonderlijke van een taalspel als genre moet uiteraard in het oog gehouden worden door ieder die zich bezighoudt met de relatie kunst en werkelijkheid. Kunst is kunst, en daarom al niet gewoon. | |
4. Begrip stelt de beschouwer teleur in de natuurwetenschapHoe houd ik mijn wereld coherent: dat was de opdracht die elke ontvanger van informatie aan zijn mechanisme van informatie- | |
[pagina 46]
| |
verwerking stelt. Voor zover we, bij informatie, te maken hebben met een zender (spreker, schrijver) en een ontvanger (hoorder, lezer) namen we afwisselend het standpunt in van zender van de boodschap en van ontvanger van de boodschap. Voor de zender gelden andere regels dan voor de ontvanger. Waar de ontvanger zich de vraag stelt: hoe pas ik deze boodschap in in mijn verwachtingspatronen (overtuigingen, opinies), stelt de zender zich de vraag: hoe kan ik de ontvanger boeien, door hem iets mee te delen dat noch te onverwacht, noch te weinig verrassend is, gelet op zijn verwachtingspatronen. We hebben de zender een wil, ja zelfs een redelijke overlegging toebedeeld. Dit dialoogmodel gaat dus alleen op voor subtiele menselijke communicatie, die geschiedt door middel van zo bedoelde tekens, door signalen. Maar er zijn ook nog de indices, die ons informatie kunnen verschaffen door middel van een vermoede causale samenhang. De wolken als index, communiceren niet met de meteoroloog, noch de symptomen van een ziekte met de geneesheer. Toch zijn deze indices dragers van informatie: wie niet op samentrekkende wolken let, wordt verrast door de regenbui, de arts die de rode vlekken negeert, stelt geen juiste diagnose, de jager, die de indrukken in het zand niet als de sporen van een leeuw herkent, komt in levensgevaar. Het juist herkennen van iets als index is van levensbelang, en de mens is verbazend goed in het onderkennen van dergelijke ‘causale’ samenhangen. Maar aangezien elke intentie bij wolken, rode vlekken of leeuw ontbreekt om ons informatie te verschaffen, blijft in het geval van indices alleen nog maar de reactie van de ontvanger over. Bij mensen zijn indices juist van belang, omdat ze, ‘onbewust’, tegen een manifeste intentie in, een wezenlijke, onvervalsbare trek kunnen verraden, als het kippevel of zweten die de angst verraden van een soldaat, ook al zendt hij - de leugenaar - manifest signalen van moed uit. Maar die reactie van de ontvanger is nog steeds: inpassen van het onbekende in het bekende, herkennen op grond van eerdere ervaringen, die door inductie tot typisch zijn verheven: dit is een typische regenwolk, dit zijn typische mazelvlekken, dit zijn typische leeuwesporen, dit is een typisch symptoom van angst. Kortom, net als bij signalen, herkennen op grond van verwachtingspatronen die de aanschouwer heeft. Er is een accentverschil tussen verwerking van informatie op grond van indices en op grond van signalen: in het eerste geval overheerst de integratie in het typische, wetmatige; bij verwerking van signalen wordt door verdraagzame lieden een grotere ruimte gelaten aan de eigen aard van het verrassende element, omdat het hier verwerking van gegevens afkomstig van een bewuste geest, een ander betreft. De aristotelische wetenschao is op zoek naar onverwachtheden alleen als zij op zoek is naar nieuwe theorieën. Dan volgt zij een redenatie die door Peirce Abductie is genoemd: Het verrassende geval C, wordt waargenomen. A is dan de verrassend nieuwe theorie of classificatie die het Opmerkelijk Feit C integreert, minder verrassend maakt. Maar, eenmaal dogmatisch aangenomen dat A waar is, dan wordt, in het Puzzle Solving Stadium of Normal Science (Kuhn) niet meer naar iets nieuws gezocht, maar slechts naar nieuwe, op het eerste gezicht nog chaotische feiten, die na reductie het aangehangen paradigma kunnen bevestigen. In beide gevallen is in dit soort wetenschap voor de paradox (= tegen verwachting in), de tegenstrijdigheid, geen plaats. Het niet passende feit C is ongepast, een schandaal dat uit de weg geruimd wordt dankzij het nieuw gevonden of alweer bevestigd A. De gorilla was een haast mythisch oerwezen (C), tot hij ontdekt werd: gevangen, geclassificeerd, in een pasklare kooi gezet (de zoölogische classificatie A). De wetenschap ontmaskert, door het verrassende ‘gewoon’ te maken. Er zijn natuurlijk gradaties, maar in het algemeen kunnen we zeggen dat het ons bevredigt, want geruststelt, om een feit voorgeschoteld te krijgen, dat ons eerst door zijn onverwachtheid opvalt, maar later, na verklaring, in de wereld van het bekende opgenomen kan worden. Een element van twijfel: zou het alweer lukken, zorgt voor een vleugje spanning. Maar naarmate dit element van twijfel afneemt, vermindert ook de onverwachtheid van het resultaat. Schokkende ontdekkingen worden vanzelfsprekend. Maar ook: bewondering is een houding die zowel het verrassende feit als de oplossing in hun eigen aard intakt laat. Bewondering is blijvende verwondering, en komt in alle wetenschappen voor. (wordt vervolgd) |
|