strijden om haar gunst. Zij doet haar uiterste best om in een goed blaadje te staan bij de opperste Godfather. Deze is echter rücksichtslos. De nazi's slepen Stella en haar man naar concentratiekampen. Stella overleeft de hel, haar echtgenoot is door de Duitsers vermoord.
Na de oorlog, als ik met autootjes in haar kleine woninkje speel, hoor ik vaak rare namen. Westerbork, Theresienstadt. Zit Henkie ter Laak niet op de Theresiaschool?
Tante Stella woont in bij Madame Bossuet, een gescheiden zwitserse uit Genève. Ze geeft franse les en speelt viool. Volgens Henkie slaapt ze altijd tot vier uur 's middags. Dat doen dure mensen. Frans hoort dan nog bij de opvoeding. Boompje zwiepen in het Hondebos en voetballen moet ik onderbreken voor Madame Bossuet. Bezweet en vuil bel ik aan. Besjoer, medam, kommetalejfoe. ‘Non, Christophe, comment allez-vous? vous, als WOE, WOE, WOE.’ Bonjour, Madame, comment allezvous? ‘Ah, monsieur, très mal. Mal de tête, mal de...’ Dan volgt het compendium medicum. Soms waag ik schichtig een blik in haar diep uitgesneden blouse. Op de crematie is ze ook aanwezig, ineengeschrompeld tot een rococo engeltje.
Stella Klein woont tegenover mijn school. Na vieren zwaait ze nauwelijks zichtbaar. Ik ren meteen naar huis om te voetballen met Henkie en de anderen. Dan vergeet ik weleens te zwaaien. Ze zal me dan bij mijn moeder verraden. Soms mag ik mee naar tante Stella. Ze haalt een houten mannetje uit de kast en kijk! het loopt vanzelf. Een soldaat uit het Kaiserlich-Königliche leger van Franz Joseph. ‘Und for jau, main klaine Süseli, ain schnoepje, mar altaid schwaie!’ Cadeautjes geeft ze nooit. ‘Tante heeft geen geld’.
Op geen feest ontbreekt tante Stella. Met Kerstmis, Pasen en altijd als er stevig wordt gegeten is Tante Stella present. Urenlang wordt er gewerkt aan knödl, Schnitzel en andere lekkernij uit Mitteleuropa. Tante Stella is er ook, niet om te werken. Dat doet een ander, met name oma, minder dame. Oma, die hele dagen doorbrengt in café De Bonte Koe, leeft er maar op los in de ogen van Stella. Oma verkiest duidelijk ‘De Bonte Koe’ boven het weinig opwindende hiernamaals van Stella Klein-Drechsler.
Met plezier vertelt Oma hoe Stella Klein jaarlijks naar de Mattheus Patience gaat. ‘Patience, Patience!’. Stella verschanst zich in de Kerk, Oma in de Kroeg. Beiden zijn even oud in dezelfde Heer ontslapen. Oma eigenlijk in strijd met haar principes, maar die nam ze niet zo nauw.
Net op tijd vind ik het crematorium. Alles lijkt eender in een nieuwbouwwijk, daarom kijk ik naar maar een schoorsteen. Eenmaal binnen zoek ik een wc. Een bediende wijst me naar het weinig gebruikte vertrek. Daar zitten ze allemaal op een kluitje in de kille aula. De giganten uit mijn jeugd. In het midden ligt Tante Stella in een kist met wat bloemen erop. Dominee - wie anders - spreekt. ‘We mogen dankbaar zijn. Dankbaar, dat we Stella hebben gekend. Ondanks haar wat moeilijke karakter’. Madame Bossuet knikt. Meneer van Mokum van de mulo - ‘mijn kinderen zijn allen verbonden aan de universiteit’ - knikt. Tante Jet van de Voortplanting - des Geloofs - knikt. ‘Eigenlijk moeten wij ons zèlf bedanken, dat wij Stella de laatste eer brengen. Geen familielid kon aanwezig zijn’. Misschien heeft Stella nog een broer of zus in Boeda of Pest, die - ik hoor het haar nog zeggen - met een hele grote en heel mooie brug verbonden zijn. Daar zitten we nu met z'n allen, bevreesd voor het verschrikkelijke gat waarin Stella Klein-Drechsler langzaam wegzakt naar eeuwige rust. En naar oma.
‘Stella is niet aan overwerktheid te gronde gegaan’, zeg ik buiten tegen Tante Jet. Wil ik niet laten merken, dat ik ook een beetje droevig ben? Tante Jet huilt zachtjes. Gearmd lopen we door de stad. Hier heb ik gestudeerd. De singel is gedempt, het verleden begraven. Tante Jet doet nog wat inkopen. Terwijl ze in het beton verdwijnt, voel ik me bijna overrompeld door een cleane dood.