Naschrift
Dat de redactie van het Hollands Maandblad mij gelegenheid geeft tot een naschrift bij het artikel van Dr Verloren van Themaat, waardeer ik zeer. Ik heb mij er alleen niet dan met enige moeite toe kunnen zetten, want wat moet ik antwoorden op een betoog, dat niet eigenlijk het mijne (in Hollands Maandblad 1975/330) repliceert, maar mij eerder in eigen oorzaak geschreven lijkt? Voor zover het artikel van Dr. Verloren van Themaat dan het mijne raakt, heb ik het volgende mee te delen:
Uiteraard vormt het rechtsbeginsel wèl het punt van discussie, omdat abortus niets anders dan een rechtsfilosofisch probleem is. De rechtsfilosofie beslist de betekenis van biologische feiten, welke in zichzelf geen waarde dragen. Er bestaan dus geen embryologische of biologische argumenten vóór of tegen abortus, uitsluitend rechtsfilosofische of, zo men wil, sociologische, welke de neutrale biologische feiten hun rechtszin geven. Als er in een rechtsfilosofische kwestie een biologisch of embryologisch argument gebruikt wordt, is het derhalve vertekend. Ik kan bij Dr Verloren van Themaat dan ook geen strikt embryologisch argument ontdekken. De vraag naar de status van de foetus is ook voor hem sociologisch of rechtsfilosofisch, zoals uit zijn artikel telkens blijkt.
Dat een rechtszin of het recht naar zijn begrip subjectief zou zijn, betwist ik. Het objectieve criterium van recht is de persoonlijke vrijheid in gelijkheid van rechtssubjecten. Dat is het enige absoluut geldige principe. Het enige alternatief daarvoor is een stelsel, dat uitgaat van pure machtsstrijd. Morele aanstoot, zoals Dr. Verloren van Themaat aan abortus neemt, geeft geen rechtsgrond, maar uitsluitend een inbreuk op de persoonlijke vrijheid in gelijkheid.
Een foetus is niet per se voor het recht persoon. Zolang de levensvatbaarheidsgrens, i.e. het tijdstip, waarop een foetus buiten het lichaam van de vrouw, onafhankelijk van haar, levensvatbaar is, niet is overschreden, kan er uitsluitend van een zwangere vrouw, niet van moeder en kind, sprake zijn; zij is dus alleen rechtspersoon. Inzoverre die grens niet is overschreden, kan zij alleen vrijelijk tot abortus beslissen. Inzoverre die grens wèl overschreden is, kan een vrouw gevoeglijk beslissen, dat de foetus uit haar lichaam genomen moet worden. (Heeft men, dit geheel terzijde, waar de vernedering van een verkrachting zo algemeen beseft wordt, wel eens overwogen, wat een gedwongen geboorte voor een vrouw moet betekenen?). Kan de zo uitgenomen foetus medisch niet in leven worden gehouden, dan is hij niet levensvatbaar en heeft men qua argument tegen abortus hieraan geen poot meer om op te staan.
De levensvatbaarheid is dus wèl van principiële betekenis. Over de termijn van haar grens heb ik mij niet uitgelaten, bewust niet, gezien het bovenstaande. Kan Dr Verloren van Themaat, mij toch een termijn van zes maanden suggererend, dan gedachten lezen? Hij kan dat niet en voegt ‘waarschijnlijk’ alleen die termijn in om hem vervolgens te kunnen weerleggen, om een argument te weerleggen, dat ik niet gebruikt heb noch denk te gaan gebruiken, omdat het geen argument terzake is.
Een grotere minachting voor mijn eigenlijke argumentatie betoont Dr Verloren van Themaat waar hij mij modegrilligheid insinueert. Om zich daarmee nogmaals aan immanente kritiek en analytische argumentatie te onttrekken? Dr Verloren van Themaat, het stelt mij tevreden, u hiermee geantwoord te hebben.
Paul Cremers