eens, heus niet, want ze moeten wel blijven vliegen. En als wij aan het stelen gaan, dan pikken ze je mooi in je arm of in je oog. Ik heb wel eens iemand met een glazen oog gezien en dat is geen mooi gezicht. Je kijkt toch maar steeds de verkeerde kant uit. De zuster die ik nu heb is niet zo aardig. Ik mis Alie wel hoor, dat was de zuster daarvóór. Die is nou getrouwd met een heel knap tiep. Ik mocht hem een keer aaien en het mocht van Alie. Ik had 't in d'r oor gefluisterd, dat ik het zo graag wou, lief zijn. Dat kan ook met een hondje, aaien, maar dat mag niet van het huis. Ik heb wel 's een levend vogeltje meegenomen, maar dat was de volgende dag al dood, want ze wilden hem op de zaal allemaal vasthouden en dat wou die vogel niet. Toen is ie dood gegaan en ik heb gehuild, want het was mijn vogel. En toen zei Alie: ik ga weg. Ik was de eerste die het hoorde. Gehuild, gehuild dat ik heb! Daar was die vogel niks bij. Ze heeft me een fototje gegeven, Alie, en dat had ik in de kast, maar dat is gestolen. Daar keek ik elke dag even naar. En dan zei ik: dag Alie. En ik vertelde wat er was gebeurd. Het was een pasfotootje uit de automaat. Ik zou graag een foto van mezelf hebben, maar je komt zo weinig buiten. Vind je dat nou niet gemeen, dat ze Alie van me afgepikt hebben? Misschien heeft die zwarte verpleegster het wel gedaan, die uit Suriname. Ze is wel aardig, maar zo donker he, en ze praten anders. En dan die prutlippen. Maar niet tegen ze zeggen hoor, want ze vinden ons weer erg wit. Witjes zeggen ze, dat heb ik zelf gehoord.
En nou zeg ik, als ik ga slapen, welterusten Alie.
Dan eet ik m'n pilletje op en ik val stil in slaap. Maar je weet nooit of je weer wakker wordt. Ik denk weleens: nou zou ik precies willen weten hoe dat gaat, slapen. Maar je weet het nooit. Het leukste vind ik koffie drinken. Heel deftig doe ik mijn pink omhoog, als ik drink. En dan zit ik voor het raam. Laatst mistte het en toen liep Lammert langs het raam. Hij had een schep op zijn rug en plotseling zag ik hem niet meer. Toen ben ik naar buiten gegaan en heb hem achterna gelopen, hij was er niet meer. Ik was wel bang hoor, maar gelukkig was hij er 's middags weer. Hij moest alleen de schep terugbrengen.
En nou zou ik graag een diploma halen, want ik heb wel het veilig verkeer diploma, maar dat is nog van vroeger. Ik zou echt graag een diploma halen. De anderen hebben ook diploma's, zeggen ze. Het diploma koken, als ik dat heb, dan kan ik overal terecht. Maar ik ga d'r niet uit, uit ons huis. Mij te druk bij jullie buiten. Als ik dan eenmaal kookster ben, dan kom jij natuurlijk ook 's en dan kook ik voor jou. Misschien hou jij wel van lekkere erwtensoep. Dan kook ik die soep gewoon voor jou. Twee borden? Drie kan ook! Lekker voor je zorgen. Daar houden mannen van, als je lekkere dingen voor ze maakt. Dan zijn ze tevreden. Een pijpje roken, dat zou mooi zijn. Als Lammert dan bij de kachel zit, net zo als op de televisie, dan gaat hij een pijpje roken, omdat hij lekker heeft gegeten. Maar bij ons kun je niet bij de kachel zitten, want wij hebben centrale verwarming.
Ik heb jou nog nooit eerder gezien. Volgens mij zat jij helemaal niet in onze bus. Of zat je soms in bus twee? Dat kan wel, want die is van het andere paviljoen. Veel karretjes hadden jullie bij je he? Bus twee... veel karretjes...
Dat dacht ik al, jij zit in het andere paviljoen. Dan ben je zeker een nieuwe, die komen eerst dáár terecht. Eigen schuld. Niet zo'n mooi huis als wij hebben. Wij hebben tegels op de vloer, mooie blauwe tegeltjes en jullie hebben hout. Maar ja, na een tijdje mag je naar het andere paviljoen, dat met die tegeltjes. En wij hebben ook veel meer planten dan jullie. Veel meer. Maar als je bijvoorbeeld lang zeurt bij mij, dat je graag bij ons wil komen, dan wil ik er wel eens over praten met de directeur. Dat jij dat dus wil. Ik zie de directeur elke dag. Ik heb hem ook wel 's koffie gebracht met een koekje d'r bij. En dan zegt hij heel aardig: dank je wel hoor. En dan zeg ik: alstublieft, meneer de directeur, uw kopje koffie. Dat vindt ie fijn, want hij kijkt me heel lief aan, als ie dankjewel zegt. Dan ben ik de hele dag tevreden, als de directeur zo naar me heeft gekeken.
Lammert die doet dat ook. Maar ik mag niet te vaak bij hem. Als ik wat voor hem meebreng, dan zit hij er lang naar te kijken en dan is hij blij. Dan pakt hij z'n mondorgel en maar spelen jongens. Hij kent Vader Jacob, maar is nog aan het studeren.
Dus je wilt graag bij ons komen? Jaloers he, op de tegeltjes natuurlijk en op de planten. Weet je wat? Ik ga het gelijk vragen. Aan de hoofdzuster. Die kan ook wel een goed woordje voor je doen. Blijf hier maar rustig zitten, dan mag je ook m'n brood met kaas hebben. Alles opeten hoor! Als ik terugkom met de hoofdzuster dan hebben we het zakje leeg! Korstjes opeten, want korstjes zijn ook brood.’
Ze reikte me haastig het zakje met boterhammen aan en vleide de veer, die ze al die tijd had gestreeld, in haar tas. Toen ze tot bij de beren was gelopen, keek ze nog een keer om en wuifde naar me.