Böse Menschen haben Lieder
Zoals gezegd leeft de mens volgens Charles nog in een ander manicheïsch spanningsveld: de mens kan kiezen tussen zichzelf en de groep. In de visie van Charles vormt het individualisme de pluspool. Het collectivistische sentiment behoort volgens hem tot de thanatische kant van de mens.
Charles heeft zijn keuze voor het individualisme ooit toegelicht door middel van een soort gelijkenis. Hij beschrijft eerst hoe de vroegere inwoners van het Paaseiland in staat waren om stenen beelden van 30.000 kilo te verplaatsen door er minuscule kiezelsteentjes onder te schuiven. Hierna legt hij uit waarom de poging om de Nederlandse rechters tegen de invoering van het nationaal-socialistische strafrecht in Nederland te laten protesteren destijds een fiasco werd. In persoonlijke gesprekken met rechters kreeg Charles steeds voorgehouden: het heeft geen zin als niet iedereen meedoet. Charles zegt hierop: ‘Dat laatste argument nu was verschrikkelijk onjuist. Het is alsof de kiezelsteen zegt: ik wil slechts in een hele wagen grint gebruikt worden. Het antwoord is: het onmogelijk lijkende kan alleen verricht worden als iedere kiezelsteen apart ter beschikking is!’.
Wanneer Charles een herdenkingstegel had mogen ontwerpen dan had hij de leeuwen door een lieveheersbeestje vervangen en het ‘Je Maintiendrai’ door ‘Ik verdom het’. Een even fraai motto zou, vrij naar Juliana, zijn geweest: ‘Doen kunnen wij alles maar dan ook alleen allemaal alleen’.
Charles kiest niet alleen voor het individualisme maar vooral ook tegen het collectivisme. De meest kenmerkende eigenschappen van de fascisten waren volgens Charles het ‘compulsieve conformisme’ en ‘hysterische verlangen naar eenheid’: ‘Ziet men ze ook voor zich? De studenten van bepaalde Verbindungen, de S.A. en W.A.-mannen, de adelborsten en sergeant-majoors, de voetballers en atleten die fout gingen, kortom alles wat graag laarzen draagt en “erbij” wil horen.’
Het collectivistische sentiment is de gemeenschappelijke noemer van vrijwel alle groeperingen die ooit door Charles zijn aangevallen. Dit sentiment heeft Charles bestreden in Duitsers, oranjeklanten, roomsen, friezen, luthersen en communisten.
Charles verfoeit het collectivistische sentiment omdat het volgens hem een thanatische lading heeft. Zijn doodsvijand is uiteraard de beroepsmilitair zelf. Voor aanvallende oorlogshandelingen erkent Charles geen enkele rechtvaardigingsgrond. God, Ideaal, revolutie of contrarevolutie: ‘iedere soldaat die zijn landsgrenzen vechtende overschrijdt verdient niet terug te komen.’ In de bundel Van het Kleine Koude Front wordt deze uitspraak op minstens tien verschillende plaatsen herhaald. Varianten erop zijn bijvoorbeeld: ‘Als er één soort vrouwen terecht weduwe worden dan zijn dat Duitse soldatenvrouwen’ en ‘Ik hoop ook dat alle Chinezen die bezig zijn Tibet te onderwerpen daar doodvriezen’.
Eén van de door Armando en Sleutelaar geïnterviewde Nederlandse SS-ers brengt te berde, dat iemand die in de illegaliteit gaat een ander type mens is dan degeen, die dienst neemt in een leger. De deelname aan illegale activiteiten zou een directe en persoonlijke keuze vereisen: ‘Vandaar dat sommigen zichzelf een beter soort mens voelen, denk ik, dan die slaafse dienstnemers, die een uniform dragen. Akkoord, daar kan ik inkomen. Maar ik zeg er onmiddellijk bij dat ze ook dichter bij de gewone misdadiger staan. Zonder twijfel’.
Tegen veler verwachting in zal Charles de juistheid van deze typering voorschijnlijk niet willen bestrijden. De beroepsmilitair staat namelijk stellig verder van hem af dan de gewone delinquent. Het verzetsverleden van J.B. Charles heeft daardoor ook op het werk van de criminoloog W.H. Nagel een belangrijk stempel gedrukt.
Op de slotdag van een enkele jaren geleden te Madrid gehouden internationaal criminologencongres werden de Spaanse organisatoren plotseling onaangenaam verrast. Het door Prof. dr. W.H. Nagel (University of Leiden) ingeleverde congrespaper bleek over Franco te gaan, in plaats van over de gebruikelijke exhibitionist of autodief. Had de Nederlandse afgevaardigde zich daarmee wel aan het onderwerp van het congres gehouden? Aan de bevestigende beantwoording van deze zeer fundamentele vraag heeft Nagel enkele van zijn beste publicaties gewijd.
Charles' afwijzing van het collectivisme is, zoals gezegd, gebaseerd op de overtuiging