| |
| |
| |
Geen vuil aan de lucht
Alain Teister
Verdriet in het huis van de dichter Teister.
Eerst alles zo goed nog - de lach van zijn vrouw,
en trots in de blik van zijn zoon:
pa heeft het gemaakt weer. Of nee:
voor de eerste keer. Zo dikwijls gezegd
had hij al, desgevraagd, aan die wijsneus,
mijn jongen, het wereldleed, Chili, Vietnam,
je weet - ik ben daar niet vóór, het vreet aan me,
maar ergens kan ik het niet poëtisch
bestrijden, opheffen, ik moet het geloof ik
van kleinere leden hebben...
en wat gebeurt (de gelegenheid maakt
de dichter): het weekblad De Nieuwe Linie,
verheugd over eindelijk paîs en vree in Vietnam,
verzoekt daarover gedichten. Vooruit dan.
De titel. Bitterheid, jubel of hoop,
of wat voel ik? Daarover gedacht,
in het holst van de nacht nog geen letter
gezet, misschien was de Muze ontbladerd,
tenslotte hadden de Amerikanen
nu al zo'n president of wat lang -
De avond van vrijdag jongstleden
Goedenavond, geachte Teister, wilt u gedicht schrijven.
Over Vietnam. Nou nee, hoe bedoelt u dat zo.
Een vers dat - we vragen nog andere dichters,
we brengen dus volgende week daar een nummer over,
beginnend op pagina één al.
Ik dacht wat verwacht men nu van me, vroeg dat,
hij zei iets van mij te verwachten op grond van vroeger
gelezen werk en door onze Ben Bos geschreven
groot interview met u in ons blad.
| |
| |
Nog tegengesparteld. Wat nou gedicht,
en (zwakker al) wanneer de deadline,
inleveren maandag, wat is poëzie
behalve niet zomaar te schrijven, bevel is bevel,
dan wel voor protest of bevestiging? Schrijf ik,
dan hoogstens met vulpen, niet met een vermomde granaat,
en het goede doel, hoe dien ik me dat voor te stellen?
Gezegd, voor de zekerheid, dat ik maar niets garandeerde
of afwees, we belden nog wel, maandagmorgen.
Toen zaterdagmiddag, drie mei, in de krant
de foto's. Pnom Penh, Saigon,
en president Penh tussen overwinnaars.
Ook: afscheid van Willy en Piet de Muyzelaartjes,
Brullen en gieren om Enny,
Speelkameraad blijft slapen,
den Uyl en vermogens en aanwasdeling,
kortom, bleef ik denken, wat wenst u.
En Brandpunt natuurlijk. Hopen en bidden,
collectes, na dertig jaar eindelijk vrede en vrijheid,
en als er van is geleerd, is de oorlog
niet tevergeefs geweest, zei kardinaal.
Het leven ging verder blijkbaar.
Hoera dus naar bed. Op zondag collectes
waar ik doorheen kon slapen, gevoelens
waar ik doorheen had geslapen, al jaren,
en maandag nog feesten op de Nieuwmarkt,
omdat we - ineens was ik terug, dertienjarige jongen,
op een tank met Tommies, die ons bevrijdden. Ik kreeg
cigaretten voor daddy, snoepjes voor mum and myself,
ik schreeuwde van opluchting, wittebrood,
Wat had ik daarvan geleerd? Wat heeft
Vietnamese jongen van gisteren
na een zo leerzame oorlog begrepen?
Nou ja, bijvoorbeeld dat voor wie het niet
toch knap tevergeefs is geweest.
| |
| |
Ik dacht: volgens mij is dit een conclusie.
En als ik wil schieten, schiet ik een foto,
‘zelfportret op de kermis’. Ik dacht:
weet je wat, ik roep redacteur
en zeg: haal mijn woorden maar weg,
een gedicht is het niet, de oorlog is over
van de volgende zeker weer op.
Dus: alles naar wens in het huis van Teister,
want zie je nou wel, we wisten het toch,
je kon het, je bent niet zo slecht als je zegt.
Zoon straalde. Ook dochter kreeg koekje.
Meteen naar de telefoon. Redacteur,
bijdrage gereed. Hoe krijg ik het naar u toe.
Geweldig. Misschien is het handigste als u dicteert.
Wel och. Twee kwarto kantjes getikt.
O O. En waar woont u. Ik kom het zelfs halen.
En zo gezegd zo gedaan, hij hoefde het niet te lezen,
geen tijd ook want volgende afspraak,
maar plaats was gereserveerd.
Nu woensdag afwachten, verdomd zenuwachtig,
en naar de kiosk, svp nieuwe linie,
plaisir de se voir imprimé veranderde
in verslagenheid over ne se voir pas.
Hoe moet men zich Teisters thuiskomst voorstellen?
Hoe sjokte hij over de Recht Boomssloot, zich
tegen de muren drukkend, in elke schaduw
verborgen, want met het vooruitzicht:
de medelijdende blik van zijn vrouw
en de vernedering van zijn oogappel:
| |
| |
Verdriet in het huis van Teister? Laat me niet lachen!
De stomdronken dichter kreeg alkaselzer
en nog maar meer bier en hoorde zich toegesproken -
dat het niks erg was, waar het om gaat
is dat wij het bewonderden, of daar een stelletje
incompetente ex-seminaristen (tautologie)
een beetje de dienst uit zou mogen maken,
wie dachten ze wel dat ze waren,
Dit alles verkwikte in hoge mate
het droeve gemoed. Toen met man en muis
in het bed gehesen, troostende armen,
zó mooi alles, 't leek wel Pasen.
De volgende dag, toch de kater,
en wrok in het brein van Teister, en hoofdpijn.
Wat een ellende, alles zo goed bedoeld,
en naar eer en geweten niet beter
zich voorgedaan dan hij was, of het was,
stank voor dank - weer teder geprevel
van naaststaanden, wijntje en trijntje,
en het met de minuut onuitroeibaarder,
woester verlangen naar hullie lui d'r motief -
dus opgebeld. Maar redacteur, wat nu, zend
snelstens kopij terug, met redenen omkleed.
De dagen die volgden, wanhopig.
Wat had hij verkeerd, en waarom, gedaan,
een gedicht is een kind van je, mompelde
mompelde hij, hoe mismaakt ook, of had hij
het strenger aan moeten pakken, als vroeger
en heden ten dage ook weer?
Gekweldheid heerste in het huis van Teister,
een vrouw sloop zorgelijk van muur tot muur,
de zoon hoorde men snikken, uur na uur,
en de poëet was alle sporen bijster.
Wat was er over van het oude vuur?
Geen phoenix uit de grauwe as herrijst er.
Waar was het zingen van de oude lijster?
De druiventros der poëzij was zuur.
| |
| |
Zes regels bleven nu als regel nog maar open
waarin men tegen wil en dank kon kopen
dat er naar een conclusie werd gestreefd.
De Muze of zo iemand kust hem, en hij geeft
de slotzin, wijl zijn tranen vrij'lijk lopen:
belt u bij nieuwe oorlog, als u dan nog leeft.
Had dat het moeten wezen? Niet over wezen
en weduwen, of juist beklemder, klemmender
schreeuw van de eeuw? Wat een wereld,
dat zoiets onzeker is, hoe je moet reageren,
poëzie onteren of in een heldere kamer
puinhopen zien en zingen van mooi weer, en vrede?
Tot de brief kwam die uitlegde hoe het zo kwam.
je zult al geconstateerd hebben dat je Vietnam-bijdrage niet
gepubliceerd is. Afgezien van het ruimteprobleem, dat er inderdaad
was, vond ik in tweede instantie (nadat het al gezet
was) dat je bijdrage al te zeer afweek van de overige bijdragen.
Bovendien: wat moeten de lezers met de onjuiste suggestie
dat de zaak bij jou is aangekaart in de zin van ‘voor wat,
Niettemin: dank. Honorering volgt.
Toen werd er toch heel wat afgelachen,
dus alles was niet tevergeefs geweest. Alleen dat
zijn bijdrage al te zeer afweek,
werd hem verweten, van alle anderen,
hij zou daar misschien zijn excuus over maken,
en vragen op wie ze vonden dat hij met schrijven
het best kon gaan lijken.
En feest in het huis van Teister - met vrouw,
zoon, dochter en met de dichter:
afwijkende schrijfmachine,
en bang voor de telefoon.
|
|