Nee maar, ben jij nou die veelbelovende jongen? Ik had me jou heel anders voorgesteld!
Nee Heer, ik ben het niet. God mag weten wie ik ben.
Wie weet was hij verlamd en kon alleen een mengsel van modder en spuug hem redden. Niemand bereidt zich voor op het ergste, dat mag je jezelf niet verwijten. Wie denkt eraan dat een jonge man, in de kracht van zijn leven...
‘Hé man, leg je lekker?’
Een stem als een rasp. Henk probeert op te kijken, maar krijgt zijn hoofd geen centimeter van de grond. Het lijkt of zijn voorhoofd aan zijn polsen is genaaid.
‘Mafkees. Dat kan je niet maken man, op die natte grond.’
Waar zo'n man zich mee bemoeit. ‘Mind your own...’, mompelt Henk, maar beseft dat hij onverstaanbaar is met zijn mond zowat in de aarde.
Hij voelt een enorme hand aan zijn schouder. Niet onaangenaam.
‘Of ben je aan 't verscheien?’ De stem lacht hijgend.
De hand trekt hem om tot hij op zijn rug ligt. Hij doet zijn ogen open en kijkt in een verwaarloosd gezicht, een kop van perkament en overal haar. Een loodzware walm waait over zijn gezicht, zo laag hangt het harige hoofd boven hem. De troebele ogen turen in de zijne.
‘Da's beter maat, da's al beter. Zolang een mens kijkt is ie niet dood.’
Dood? Elektrische stilte in de hersenen, dat is dood.
Hij knijpt zijn ogen dicht. Er verschijnt een bibberende grafiek aan de binnenkant van zijn oogleden, in kaart gebrachte pijngolven, opmerkelijk puntig en met een tendens tot in het oneindige door te stoten.
‘Pain’, zegt hij.
Geen antwoord. Hij gluurt tussen zijn oogleden door. De man kijkt hem niet meer aan. Hij kijkt onder de struiken door, de verte in.
‘Hier moeje niet wezen’, zegt hij. ‘Hier moeje weg.’
How to suffer decently is a thing that bothers me, rijmt Henk in gedachten.
De man sjort hem overeind. Het kan hem niet schelen. Hij heeft hinder van 's mans bedwelmende adem, dat is alles. Aan het front ben je niet kieskeurig. Hij laat zich tussen de struiken uit slepen. Hij slaat een arm om de slordige nek van zijn Samaritaan. Het woord is vlees geworden.
Dwars door een hobbelig grasveld gaat het, naar een houten bank. Hij wordt er voorzichtig op neergelaten. Hij kijkt schuin opzij naar zijn steun en toeverlaat. Vader is oud, maar ongebroken, denkt hij. Zijn hart is jong.
‘Da's beter maat, da's beter’, zegt vader. ‘Wie zit is niet dood.’
‘How's mother?’ vraagt Henk.
‘Ai-jai, nog buitenlands ook’, zegt vader hoofdschuddend. ‘Even goeie vrienden hoor’, voegt hij er aan toe. Hij legt een gekloofde hand op Henks knie. De pijn is dragelijk. Het zou hem niet verbazen als het allemaal psychisch was. Dat hoorde je veel.
‘Zoals je daar lei gaf ik geen cent meer voor je’, zegt vader tevreden. Hij tast met zijn ene hand in een van de diepe zakken van zijn jas. Hij trekt er een fles uit en kijkt er eerbiedig naar.
Dat harige staat hem wel. Ze zijn nu bijna even oud, terwijl vroeger, toen scheelde het nogal wat.
‘Pain’, zegt Henk, want over is het niet.
Vader ontkurkt de fles en drinkt met gesloten ogen. ‘Ook een slok?’ Hij houdt de fles onder Henks neus. Een scherpe alkohollucht. Mannen onder mekaar.
Hij drinkt. Het is venijnig spul. Zijn tong trekt ervan samen, zijn keel brandt. Hij hijgt en de damp uit zijn eigen mond maakt hem duizelig. Olie op de golven. Zo ging het goed, zo moest je pijn te lijf.
‘Wow’, zegt hij.
‘Ja ja’, knikt vader, ‘'t is geen ondermelk.’
Hij neemt nog een slok. Hij zoekt naar een etiket, maar de fles is groen en naakt. Benieuwd of z'n darmen daarvan terug hebben.
‘Dat heeft een mens nodig’, zegt vader smakkend.
Inderdaad. Nothing to be ashamed of.
‘Van alles wat. Weet ik veel. Ik vind wat en gooi 't in me fles. Kijk.’ Vader toont een plastic trechtertje. ‘Toch smaakt het elke dag hetzelfde, da's raar niet?’ Hij neemt een slok, trekt een benauwd gezicht als hij slikt, hoest vervaarlijk. De tranen staan in z'n ogen.
‘Je moet wat voor mekaar over hebben maat, zo is het.’ Hij klopt weer op Henks knie. ‘Hejje een sigaret?’
Henk schudt zijn hoofd. Not even a fucking cigarette.
‘Jammer’, zegt vader. Hij kijkt wantrouwig. ‘As je d'r een had, dan gaf je hem toch?’
Henk knikt, langzaam als een giraffe. Het verleden is mooi, maar de toekomst is schoner. Kletsen en drinken met een kameraad. Genieten van Moeder Natuur. Vertraagd langs het strand hollen, evenals het kopen van een felbegeerde koperen pot.