we horen het toch niet meer. Kom nietgekken, laten we er weer eentje zoeken. Het was best leuk vonden jullie niet. Hebben jullie die ogen gezien? Echte krankzinnige ogen. Spannend. Dat zie je zelfs op de televisie niet. Kun jij met je ogen rollen? ‘Jawel’. Jongens! Kom eens kijken. Oooh. Net een gek. ‘Ik?’ Ja jij. ‘Nee hoor. Ik hoorde bij de niet-gekken.’ Precies. Je hoorde er bij. Verledentijd. Maar nu, tegenwoordigetijd, hoor je er niet bij. Doe het nog eens met je ogen? ‘Nee.’ Wat nee. ‘Ik ga weg. Ik wil niet meer bij jullie horen. Jullie zijn gekmakers. Mij niet meer gezien.’ Kom nou terug. Ach kom nou toch terug. Krijg je een nieuwe broek van ons. ‘Okee. Voor een nieuwe broek.’ Alsjeblieft. Een mooie rode broek. En weer is er een in het web gevallen. Holderdebolder er zit een koe in de bananenbroodboom.
Zo is het met mijn zus nou ook gegaan. Gek gemaakt. Gek verklaard. En in het gekkenhuis bewaard. Als enige zus, enige vriendin, zoek ik haar op. Maar ze is niet gek. Ze is gewoon. Plast niet in bed, poept niet in haar broek, kwijlt niet, kraamt geen onzin uit, kleedt zich leuk, wast zich netjes zoals het behoort, leest boeken, eet goed, slaapt uitstekend, helpt de zuster op haar beurt, pakt op de arbeidstherapie chocolaadjes in doosjes en zet knijpertjes op een kaartje, wat willen we nog meer? Ja natuurlijk. Dat ze niet meer gek is. Maar ze is niet gek. Ook nooit geweest. Hoe moet ik dat nou toch uitleggen. De melkboer bij mij op de hoek doet raar. Heel raar. Hij loopt de hele dag tegen zich zelf te praten. En tegen zijn vrouw in de winkel doet hij altijd lelijk. Hij verstaat haar nooit. Duwt haar opzij. Soms gaat hij lang zwijgend met het kaasmes voor haar staan. Of houdt het boven haar hoofd en zegt: wilt u dit edammertje. Toch wordt hij niet gek verklaard. Hoe komt dat nou?
Je kunt in het leven bij de geboorte of door ziekte zo worden, dat je onder de maat valt. De maat van het zelfstandig handhavingsniveau. Val je daar onder dan word je gek. Ben je heel lang gek, dan heet je patiënt. En als je nooit meer beter kunt worden noemen ze je chronisch patiënt. Ook wel eens zwakzinnig. Omdat de zinnen te zwak zijn. Dat bemerk ik ook altijd als ik bij mijn zus ben. Ze maken halve zinnen. Sommige chronische kunnen helemaal geen zinnen maken. Die verkeren nog in de brabbel-lal perioden. Als ze thee willen blaten ze: wee wee wee. Of ze lallen de hele dag: oewaa oewaa oewaa. Waarbij ze ook nog het bovenlichaam heen en weer wiegen. Anderen daarentegen kunnen alleen maar hinniken. Hihihi. Misschien een mislukte reïncarnatie. Of een twijfelgeval. Maken we er een paard van of een mens. En toen viel de beslissing te laat. Resultaat: een paardmens hihihi. Holderdebolder we hebben een paard op zolder. De verpleegkundige - vroeger heetten ze ziekenoppasser, ziekenbroeder of zuster, verpleegster en nu verpleegkundigen. Ze zijn te onderscheiden in leerlingen en gediplomeerden. Wat ze bij die gekken verplegen is me nog altijd niet duidelijk. Ze plegen op te passen. Meer niet. En ze plegen medicijnen uit te delen. Als ze verder plegen, verplegen ze. Je kunt jezelf verplegen, maar dat is niet gebruikelijk. Verpleegd word je. En daar is een lijdend voorwerp voor nodig. Het hulpwerkwoord worden vraagt om iets lijdends. Iets passiefs. Let maar op. Wie wordt verpleegd? De zieke. De patiënt. Patiënt wil zeggen hij of zij die lijdt. Het stamt van het latijnse werkwoord patior. Nog een deponens ook. Patior passus sum. Ontstaan uit het griekse pascho. Zal ik de stamtijden nog eens opdreunen? Pascho, peisomai (futurum) epathon (auristus) peponta (perfectum). Die grieken, wat konden ze het toch mooi zeggen.
Eu pascho; ik voel me goed. Diogenes hielden ze ook voor een gek. Op een dag liep hij te wandelen en hij rook en rook maar. Wat doe je toch? vroegen de nietgekke grieken toch nieuwsgierig. Ik heb parfum op mijn voeten gesmeerd. Parfum op je voeten? Je bent gek. Dat smeer je op je hoofd. Maar dan ruik ik het zelf niet meer, zei Diogenes, want de geur stijgt omhoog. Daarom smeer ik het op mijn voeten. Dan komt de geur vanzelf in mijn neus.
Patiënten worden in de progressieve psychiatrie, psychiatrie moderne stijl, ook wel kliënt genoemd. Dat is beter voor de zieke - Onee, zieke mag ook niet. Voor de betrokkene, bedoel ik ook. Kliënt is op een letter verschil na ook weer een latijns woord. Daar is het: kliëns. Betekent: horige, beschermeling, ondergeschikte, bediende. Kliënt is ook het deftige woord voor klant. En een klant is iemand die de nering van de