Hollands Maandblad. Jaargang 1975 (326-337)
(1975)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Russische kampen van Bernard Shawzenietzien tot Alexander Solzjenitsyn
| |
[pagina 7]
| |
eigen gevangenschap in het bijzonder’. ‘Het is niet nodig Freud erbij te halen om te zien dat hij onbewust en als onder een sterke dwang martelaar wil worden.’ Hoe dat zij, de weg schijnt geëffend voor een nieuw groot misverstand over de Russische kampen. Na de leugens erover om zo te zeggen de mystiek ervan. Edmund Wilson werd door zijn fijn literair instinct geenszins in de steek gelaten toen hij hoopte dat westelijke lezers een zekere distantie tot het al te Russische aan Solzjenitsyn zouden weten te bewaren. Ongelukkigerwijs staan de voortekens niet al te goed. Zolang er gevangenissen bestaan, zijn er in de eerste plaats gevangenen. Hun lot zou waarschijnlijk heel wat dragelijker zijn als er in de tweede plaats niet zoveel ‘geboeiden’ waren. De belangstelling voor gevangenen en gevangenissen lijdt nog steeds onder allerlei vormen van voyeurisme. Het is wat moeilijk geworden om, zoals dat nog in de 18de eeuw het geval is geweest, gevangenisbezoek tot een onderdeel van het toerisme te maken. Maar deze ongezonde belangstelling kan zich tegenwoordig op andere manieren uiten. Er is rondom gevangenissen een hele pornografische literatuur ontstaan. Zogenaamd om deze inrichtingen te verbeteren, in werkelijkheid echter meer om een zeer oud maar nog lang niet uitgestorven sadisme te paaien. Ware het anders, dan zou de verbetering van het gevangeniswezen zeker meer lineair zijn gegaan. Maar de toestand is nu eerder slechter dan beter, vergeleken met de tijd toen de eerste gevangenishervormers optraden, zo tegen het einde van de 18de eeuw. Helaas waren ook zij, zoals licht aan te tonen zou zijn, vaak slecht vermomde voyeurs en een extra-belasting voor de toch al niet eenvoudige psychologie van de gevangene. Zelfs de afschaffing van de doodstraf vormt geen bewijs dat de mensheid erop vooruitgaat. In elk geval geen mathematisch bewijs want in onze eeuw, die zo aandoenlijk voor die afschaffing heeft geageerd, zijn meer mensen door officieel geweld aan hun eind gekomen dan in driehonderd daaraan voorafgaande 'duistere' jaren die van de doodstraf geen probleem maakten.
‘Every public execution was a gala, a holiday,’ heeft James LaverGa naar voetnoot1 over de 18de eeuw gezegd. ‘There can be no denying that seeing their fellow creatures put to death gave pleasure to people of all classes’. Waar zou al dat sadisme tegenwoordig eensklaps gebleven zijn? Niet iedereen was een concentratiekampbeul maar velen hebben zich gerevancheerd door half-pornografische lectuur over de concentratiekampen, uiteraard met de beste morele en politieke bedoelingen op de markt gebracht, net als bijna alle pornografie. En nu is ook nog Solzjenitsyn, met de commerciële uitbuiting van zijn Arkhipelag GULag 1918-1956, een internationale bestsellerauteur geworden... Naar gevreesd moet worden om de verkeerde redenen. De wil om het lugubere Sowjetsysteem uit de wereld te helpen, toch al nihil, zal er op geen enkele wijze door worden aangewakkerd. Men heeft het nu overigens in het Westen te druk met zijn eigen fouten. Wat overblijft, is de lectuur van een extrarantsoen sadisme, voortgekomen uit een wat masochistische hoek. Of het tot heilzame verontwaardiging leidt, staat zeer te bezien. Het alcoholisme is zeker niet afgenomen nadat de beste schrijvers van de 19de eeuw er de ‘werkelijkheid’ van hebben getoond. De mens is een zeer gecompliceerd wezen. ‘Perhaps there is more unacknowledged sadism in the human heart in any period than we are willing to admit.’ (Laver). Hoeveel Solzjenitsyn-lezers zullen dat meer in het bijzonder willen toegeven? Het nieuws dat Solzjenitsyn met zijn Arkhipelag GULag 1918-1956 thans over de wereld draagt, ligt zeker niet in de jaartallen van de titel van zijn documentatie. Evenmin in de interpretatie die Solzjenitsyn daarin op een kardinale plaats aan Lenins brief aan Koerskij, de volkscommissaris van justitie, | |
[pagina 8]
| |
uit het jaar 1922 geeft; reeds een ware catechismus van ‘stalinistische’ terreur. Het is in de ware zin van het woord: oud nieuws. Slechts is ermee gebeurd wat met arme feiten zo dikwijls gebeurt: zij worden het slachtoffer van ongeloof. In dit geval werden zij het zelfs van ‘verlicht’ ongeloof. Eenvoudig, waar nieuws is lang niet zo evident als het lijkt. De weerstanden om het te geloven zijn vaak veel sterker. Waar nieuws dat bovendien nog uitgesproken tegen de draad ingaat, heeft onder bepaalde psychologische omstandigheden totaal geen kans om geloofd te worden. Een van de waarste documentaties die ooit over Rusland het licht hebben gezien, was Siberia and the Exile System, van George Kennan (1848-1924). Een boek dat in 1888 verscheen, dus in een tijd toen de sensatiejournalistiek nog niet was uitgevonden. Men kan met zijn naamgenoot en bloedverwant, de bekende Amerikaanse diplomaat George F. Kennan, instemmen als hij zegt dat het een zeer onsubjectief boek is en helemaal ‘factual’. Grote vrienden van Shaw, de Webbs, lieten het werk nog in de jaren '30 niet gelden. Het was volgens hen ‘sensational literature’ maar voor hen was dan ook alles slecht wat een blaam, zelfs een retrospectieve, op hun land van belofte, het nieuwe Rusland, wierp. Zij wilden de waarheid niet weten en dan is alle informatie voor niets. Toen Sidney en Beatrice Webb in de jaren '30, geheel meegesleept, hun meer dan duizend bladzijden omvattende lofrede op de Sowjetunie afstaken (Soviet Communism: A New Civilization), betrokken zij in hun enthousiasme niet in de laatste plaats de penitentiaire inrichtingen, vooral die welke door de GPOe zelf werden onderhouden. Deze gingen, aldus het rijke echtpaar dat in het Engelse democratische systeem geen vertrouwen meer had, zowel in beloften voor de toekomst als in reeds bereikte resultaten verder dan ‘anything else in the world’ inzake een ideale behandeling van hen die tegen de maatschappij hadden gezondigd. Maar nog interessanter dan hun oordeel is de wijze waarop de Webbs daartoe kwamen. Zij hadden het penitentiaire stelsel van de Sowjetunie namelijk niet zelf kunnen bestuderen, en excuseren zich ook min of meer daarvoor. Gelukkig waren anderen daartoe wèl in de gelegenheid geweest en aangezien hun bevindingen allemaal even positief waren, lag hier volgens hen geen probleem. De amateurs vergaten een punt dat in de literatuur over heilstaten steeds een veel te grote rol heeft gespeeld: de onverbeterlijke neiging van zulke ideologische toeristen om zich beet te laten nemen, net als alle andere toeristen. Op de allergrootste schaal ooit is dit wel in de Sowjetunie, waar in dit opzicht het meeste te verbergen was, geschied. De Webbs mochten dan slechts indirecte toeristen zijn maar tot een goede ‘travelogue’ waren zij zeker in staat. Hier volgt hun beschrijving van een kamp, onder het hoofd: Het constructieve werk van de GPOe. ‘De nederzetting ligt op het prettige landgoed van een onteigende miljonair. Zij heeft geen muren of gesloten poorten die de vrijheid van de gevangenen belemmeren. Zij kunnen na hun werk vrij in en uit gaan, mogen roken en praten en hun vrije tijd, binnen redelijke grenzen, gebruiken zoals zij willen. In feite, men wil hun laten zien dat een leven, goed verdeeld tussen nuttig werk en recreatie, aangenamer is dan een leven van misdaad. Na een zekere tijd mogen zij hun vrouwen vragen ook in het kamp te komen wonen. Elk gezin krijgt dan zijn eigen tehuis. Velen weigeren om weg te gaan als zij hun straf hebben uitgezeten.’ Dit was meer dan naïef, dit was direct misdadig tegenover de arme drommels waarvan het lot zo vervalst werd. Het was in die tijd misschien al een even grote kwaal om in een Duits kamp opgesloten te zijn. Maar die categorie had één groot voordeel boven de lotgenoten in de Sowjetunie: niemand had illusies over hun wijze van bestaan. Al lag ook deze wetenschap minder aan informatie - de beste informatie over de Duitse kampen zou niet geholpen hebben als hetzelfde vooroordeel ten opzichte van Nazi-Duitsland geheerst zou hebben - dan aan de wíl om het zo te zien. In het ene geval was men anti-Duits en baseerde daarop zijn idee van wat er in de kampen gebeurde, en de informatie zou het later ook bevestigen. In het andere geval was men pro-Sowjet en alle informatie over de kampen in de Sowjetunie viel op dovemansoren. Zo gezien, is het begrijpelijk waarom een boek als dat van Solzjenitsyn als veel meer wordt opgevat dan als wat het eigenlijk representeert. Niet als het ‘Erlebnisbericht’ van een slachtoffer maar klaarblijkelijk als het ‘laatste woord’ over die kampen. Dit is het stellig niet. Het gaat meer over Solzjenitsyn zelf dan over de kampen. De ondertitel luidt overigens: Proeve van een artistiek verslag. Over de kampen zelf staat er weinig in. Dit heeft Solzjenitsyn voor latere delen beloofd. Het is dus meer een literaire dan een documentaire gebeurtenis. Het valt niet in te | |
[pagina 9]
| |
zien waarom Solzjenitsyn, zelfs als die andere delen zouden volgen, de informatie over de kampen wezenlijk zou kunnen verrijken. Maar één ding bewijst dit alles wel: het literaire getuigenis is nog steeds een van de beste manieren om schoon schip te maken met historische affaires die in al hun schandelijk karakter al volledig aangetoond zijn maar op de een of andere wijze niet onder de huid zijn gegaan. Er stond teveel een mythe tegenover. In de jaren '30 toen Stalin al ruimschoots de autocraat was als hoedanig ook de communisten hem sinds de jaren '50 kennen, drong het besef daarvan bij de politieke kinderen van die tijd eigenlijk vrij snel door. Er bestaat zo iets als een eenvoudig instinct voor machtskwesties. Het is ook bij analfabeten - en juist bij analfabeten want zij staan niet zo aan quasi-informatie bloot -, uitstekend ontwikkeld. Wie met het feit van Stalins autocratie meer last hadden, waren de zogenaamd beter geïnformeerden, de ‘intellectuelen’ zo men wil. Maar bepaald hopeloos verliep het proces van bewustwording bij de briljantste geesten van die jaren '30. Wij kennen de geschiedenis van hun falen nu goed door het boek van David Caute: The Fellow-Travellers (Londen 1973), met de treffende ondertitel A Postscript to the Enlightenment. Want zo was het paradoxaal genoeg: hoe ‘verlichter’ het uitgangspunt, hoe meer deze fellow-travellers ten aanzien van de werkelijke status van Stalin in het duister tastten. Zij méénden de onzin die zij over Stalin verkondigden. Bernard Shaw méénde briljant te zijn toen hij in 1934 van hem zei: ‘een staatsman met unieke ervaring. Vergeleken met hem maken de regeerders van de westelijke mogendheden de indruk van wrakke poppen in een versleten wassenbeeldenkabinet.’ Maar er waren ook enigen die, hoewel door een zeer rationalistische instelling niet meer direct tot de categorie van de politieke kinderen behorend, en dus niet bij voorbaat voor simpel instinct openstaand, tot de waarheid althans voor een deel geconcludeerd hadden. Hiertoe behoorde waarschijnlijk ook H.G. Wells want in een beroemd interview dat hij in 1934 met Stalin had, probeerde hij hem te overreden niet alles van geweld te verwachten. Wells koos met andere woorden een persoonlijke benadering van de autocraat, de enige methode die | |
[pagina 10]
| |
overblijft als een regiem volkomen autoritair is geworden. Bij Herodotus kan men er reeds de voorbeelden van vinden. Wells kreeg, uiteraard, van Stalin de kous op de kop. Een ander ding was echter heel wat vreemder. In Engeland kwamen, louter om de gevolgde methode, ook nog slagen op zijn hoofd neer. Vooral volgens Shaw had Wells door zijn manier van interviewen Stalins positie in gevaar gebracht door ook maar de suggestie te wekken dat van deze man in de Sowjetunie voortaan alles afhing. Dit was absoluut niet zo, volgens Shaw. De werkelijkheid was dat Stalin ‘in vijf minuten’ door de (democratische) Sowjethiërarchie tot aftreden kon worden gedwongen als hij interviews gaf die deze hiërarchie niet bevielen, en dit zou, steeds volgens Shaw, zeer jammer zijn want op het politieke wereldtoneel was er geen tweede staatsman die - als Stalin - toen zo met de creatie van een ‘nieuwe beschaving’ bezig was. Kortom: Wells had de democratie in de wereld een uitermate slechte dienst bewezen door met Stalin te spreken zoals wijzen altijd met despoten plachten te spreken. Zo stonden de zaken niet. Stalin was geen despoot, Wells min of meer een stommerik en de enige hoop na zulke interviews was dat Stalin, ‘eenvoudig secretaris van het hoogste controle-orgaan van de hiërarchie’, uiteindelijk geen ‘satisfactie’ aan zijn superieuren zou hoeven te geven en zijn verdienstelijk werk voor een betere beschaving ongehinderd zou mogen voortzetten. Men weet thans uitentreuren waaruit die nieuwe beschaving bestond. De gevangenkampen waren er om zo te zeggen de ‘universiteiten’ van. Maar het is wel typerend voor de contaminatie die hier tussen de begrippen tirannie en beschaving heeft plaats gehad dat ook Nadjezjda Mandelstam geen beter woord voor het hele repressieve complex weet te vinden dan ‘beschaving’, hoe metaforisch dit dan ook bedoeld mag zijn. Men kan niet zeggen dat de Russen de verantwoordelijkheid voor deze onacceptabele contaminatie dragen. Zij wisten zelf al beter toen Shaw en zijn vrienden tirannie en beschaving nog zo hopeloos door elkaar haalden. Vermoedelijk dient men in het woordgebruik behalve bittere ironie een kleine revanche op het dwalende Westen te zien dat bijna twintig jaar, in een periode die zogenaamd in het teken van de informatie stond, over ‘Sowjet-beschaving’ bleef doorkletsen, ondanks de kampen die voor die informatie als sinds de jaren '20 toegankelijk zouden zijn geweest als informatie in onze eeuw van mythes inderdaad de grote rol had gespeeld die zij heette te spelen. |
|