Hollands Maandblad. Jaargang 1975 (326-337)(1975)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] K.L. Poll Om te onthouden 1 Poëzie is geen bewijs van goed gedrag. 2 Taal over taal over taal: één lange loze ode aan het dode materiaal. 3 Ik geloof niet dat ik weet wat ik voel als ik denk. 4 Mijn formules voor een moraal zijn formules tegen water. 5 Het is niet waar dat op de vierde rang van vandaag meer van de waarheid te zien is dan gisteren op de eerste rij. 6 Steeds verder leven wij weg van de dierbare doden. 7 De eeuwigheid ligt naast mij en verlengt zich. [pagina 24] [p. 24] Monica 1 Ik haalde alle bloemen naar mij toe, schikte die langs mijn rok, ook iets uitgebloeids dat op een bloemgeworden spin leek. Zijn hand bedekte ik met kleine bladeren. Een vijgeblad, zei ik, en legde er een neer daar waar twee vingers begonnen. Later veegde ik de hand met alles wat erbij was weg omdat ik dacht: het lijkt wel of ik hem voorgoed aan het begraven ben. 2 Bang, zei ze, ben ik alleen voor slangen. Ik was eens in het meer toen er twee langzaam langs mij zwommen. Zij hadden iets van geel bij hun oren, ringslangen waren het, geloof ik. Ook een keer in de bergen. Een slang kroop op mijn helft van de weg. Een ogenblik heb ik geaarzeld of ik niet beter het dier ontwijken kon dan de auto die mij tegemoet kwam rijden. Maar het verstand heeft gewonnen. 3 Mijn vader zei, wanneer het had geregend, voor iedere slak die jullie vinden krijg je een cent. Dat was dus honderd voor een gulden. Ik vond het zielig eerst maar deed toch mee. Ik loog bij zeventig het zijn er honderd. Mijn vader telde dat niet na. [pagina 25] [p. 25] Ook weet ik nog dat wij een kever tegenkwamen en dat mijn vader zei: vijf gulden voor wie zijn kop afbijt. Dat was een kapitaal. Ik nam hem op, tot vlak bij mijn gezicht. Ik heb het niet gedaan. Dat was gemeen van mijn vader. Mijn broer heeft het wel gedaan. Hij was in die dagen al bijna blind. Mijn moeder was anders. Van haar kregen wij geld wanneer wij de klassieken lazen, vooral Franse: twee gulden per tragedie. 4 Alle wetten zijn wreed. Zoals alle denken dat van bijzonder leidt naar algemeen. Zoals alle caricaturen. Niets laat zich ongestraft definiëren. Ik houd van haar. Ik weet het door haar langzame passen, haar opgekrulde vingertoppen voorspelden niet veel goeds. Daar huisden de demonen. [pagina 26] [p. 26] Portret Jij, de wellust puriteins bedwongen, de gastvrouw in je schaduw; avond en kamer gevangen voorgoed zoals zelden in de herinnering. Niet alleen: een barokke man in je spoor, bezig aan een roman in de trant van Henry James, pratend over Israel and the world that grew out of it; en twee kinderen, zeiden ze, thuis met pijn, niet van je af te slaan, van je melkwitte kwetsbare huid. Een ongewoon brede trouwring, twee of drie tanden even buiten je lippen en grijze ogen die luisterden zonder voorkeur; zij schoten vol eigen besmettelijk leven toen je praatte over de noodzaak van bevlekte liefde. Vriendschap Ze dachten allemaal dat ik dood ging. Mijn schoondochter had al rouwkleren besteld. Dat hoorde ik later van mijn dochter. Zij zegt nu wel dat het niet waar is, dat het een anthracietkleurig pakje was, maar dat liegt ze. Het was gewoon zwart. Niet de logica O nee, niet de logica is de schuld, niemand van gisteren trouwens, vandaag verschillen de dennen van tak tot tak van elkaar, de verbrokkeling een blijvend gegeven. [pagina 27] [p. 27] Vorige Volgende