Hollands Maandblad. Jaargang 1975 (326-337)
(1975)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[328]Het land van Nixon, of You can't cheat an honest land
| |
[pagina 4]
| |
graadmeter die liep van niet-schadelijk tot zeer-schadelijk. Het was voor mij niet meer dan normaal om voorzichtigheidshalve uit te gaan van de veronderstelling dat iedere wachtkamer, elk openbaar gebouw en elke telefoon werd afgeluisterd. Mijn brein was voortdurend bezig met nieuwe strategieën voor eventualiteiten variërend van achtervolgingen door geblindeerde limousines in de straten van Utrecht tot de komst van de messias. De leerschool van New York en Baltimore had mij zo gemaakt. Al een paar jaar eerder, voordat ik naar Nederland kwam, was het beeld dat ik van mijzelf had dat van een figuur die zich ternauwernood met zijn vingernagels kon vastklampen aan een langzaam ronddraaiend Amerika. Een geldig paspoort en $ 200 in contanten had ik in mijn bureaula klaarliggen. Toen ik opeens midden in de examentijd gearresteerd werd door de narcoticabrigade, alleen maar omdat ik een baard had, bracht mij dat bijna op het punt om het land te verlaten zogauw ik weer op vrije voeten was. Toch besloot ik het risico te nemen, en te vertrekken als een heer. Ik bleef nog een jaar in graduate school, beëindigde mijn studie in de kunstgeschiedenis, en vertrok in september van 1965 met de SS France, een stipendium voor een jaar van de gezegende Kress Foundation op zak, om de Nederlandse kunst te bestuderen.
Mijn toekomstige vrouw ontmoette ik een paar weken na mijn aankomst in Holland. Zij had niet door hoe erg het met mij gesteld was. Ze dacht dat ik een raar soort humor had, en misschien een lichte graad van paranoia. De enige angst van me die ze enigszins serieus nam, was die voor het gevaar opgeroepen te worden voor de militaire dienst. Vier jaar tevoren (nog voordat iemand van Vietnam had gehoord) had ik mijzelf door leugens en bedrog op psychologische gronden een uitstel van de dienst weten te bezorgen. Ik was ervan overtuigd dat als ik eenmaal in het leger zat, ik er nooit meer levend uit zou komen. Ze zouden korte metten met me maken, net zoals met Frank Sinatra in From Here to Eternity. Mijn reden tot uitstel was namelijk van tweede kwaliteit, slechts een 1-Y, te allen tijde voor herziening vatbaar, in elk geval tot aan mijn dertigste. De man belast met de conscriptie was een monster genaamd Generaal Lewis Hershey, die zijn tijd vulde met het opsporen van dienstplichtontduikers - studenten speciaal - die hij vervolgens naar het front stuurde waar zij een wisse dood zouden vinden. Ik was er vast van overtuigd dat deze man het in zijn macht had mij van waar ook ter wereld op te laten pakken, me naar de dichtstbijzijnde base te sturen en me daar voor het resterende deel van mijn korte leven te laten opsluiten. Mijn paniek bereikte altijd een climax als ik een bezoek moest afleggen bij het Amerikaanse consulaat in Amsterdam - overigens een vriendelijke plaats in zijn soort - om mijn pas te verlengen, of er een aan te vragen voor mijn kinderen. Het duurde heel lang voordat deze angst gezakt was. Maar toen het zover was, had mijn vrees voor de Amerikaanse autoriteiten zich veranderd in haat, voor hun arrogantie, hun moorddadigheid en hun corruptie. En in 1972, toen de grote bombardementen op de steden in Noord-Vietnam begonnen, was ik zover dat ik bijna liever een ‘man zonder land’ wilde zijn. Ik wou ze mijn Amerikaanse pas in hun gezicht smijten. Dat heb ik toen niet gedaan. Op 20 januari 1973 echter, toen Nixon aan zijn tweede ambtsperiode als president begon, schreef ik die brief aan koningin Juliana, die de bekende blijde verandering ten gevolge had. Ik voelde toen, dat dit de enige zinvolle daad was die ik nog als Amerikaans burger kon stellen. En dat wou ik ze ook graag zeggen. Toen ik in het bezit was van mijn Nederlandse pas, moest ik nog eens naar het Amerikaanse consulaat, ditmaal voor een visum, omdat ik mijn familie wilde bezoeken. Ik was voorbereid op moeilijkheden, en mijn prevelement had ik al klaar. Maar de ontvangst was zo hartelijk, en zo vol oprecht goede bedoelingen, dat ik totaal ontwapend was.
Doordat het allemaal zo liep, kreeg ik nooit de kans om mijn ergste gevoelens over Amerika te luchten. En om de waarheid te zeggen, niemand was erin geïnteresseerd. De Nederlandse politie en de gerechtelijke ambtenaren luisterden beleefd, toen ik ze uitlegde dat een van de redenen waarom ik Nederlander wilde worden, van politieke aard was. Ze zeiden: ‘Och, voor uw eigenlijke aanvraag kunnen we het misschien toch het beste houden op persoonlijke redenen, vindt u niet?’ (Later vertelde een kennis mij, die juridisch journalist is, dat het ene Navoland geen politieke vluchtelingen van het andere kan opnemen). En Amerikanen hebben nu eenmaal nooit willen luisteren naar principieel anti-Amerikanisme, of naar een geëmotioneerde uitbarsting tegen hun land. Zij denken dat het jaloezie is op hun rijkdom, of ressentiment tegen hun rechtschapenheid. Zelfs progressieve Amerikanen beschouwen Amerika nog altijd als 's werelds enige hoop. Geloof verliezen in Amerika | |
[pagina 5]
| |
staat gelijk aan de wereld overlaten aan de Nazi's, de Communisten of erger. De enige gebreken die ze van zichzelf willen erkennen zijn een ietwat te grote dosis charme, naiviteit, idealisme, vertrouwen, openhartigheid, gezonde eerzucht, respect voor de vrijheid en liefde tot het vaderland. Voor een Amerikaan zijn de vreselijke dingen die er gebeuren, zelfs Watergate, of de ziekmakende dingen die Amerika doet, zelfs Vietnam, niet meer dan voorbeelden van deze gebreken. Door er overheen te komen, en weer gewoon aan het werk te gaan, bewijst hij zichzelf opnieuw hoe vitaal de Amerikaanse way of life is.
De dag dat ik mijn vertrouwen verloor in die Amerikaanse way of life, kan ik me goed herinneren. Het was 22 november 1963, de dag dat John F. Kennedy werd vermoord. Ik moet toegeven dat ik daar nog steeds niet overheen ben. Juist toen was ik bezig mijn houding te bepalen ten opzichte van mijn geboorteland, te leren leven met alles wat me erin angst aanjoeg - ook toen al. Mijn ouders waren als emigranten naar Amerika gekomen, maar mijn aandeel in het beloofde land was mijn geboorterecht. Toch joeg het overgrote deel van de Amerikanen mij de stuipen op het lijf. Ik weet nu nog niet waaraan het ligt dat bijvoorbeeld de Christelijke bevolking van het Midden Westen, en ook die van het Zuiden, bewoners van een andere planeet voor mij zijn. Waarschijnlijk is het enige dat mij ooit gunstig heeft getroffen van het land als geheel, de wijze waarop het reageerde op Kennedy. De Amerikanen waren werkelijk bereid om te worden als het ideaalbeeld dat zij van zichzelf hadden, alleen om hem niet teleur te stellen. Toen ik hoorde dat hij was vermoord, viel mijn Amerikaansheid in scherven. En sedertdien ben ik er meer en meer van overtuigd geraakt dat Amerika het meeste rotte en corrupte land ter wereld is. (Ja, al die miserabele landjes incluis, die de Amerikanen verachten, omdat ze niet weten hoe ze een democratie moeten runnen, landen als Zuid-Korea en Zuid-Vietnam, Griekenland en Portugal, de Dominicaanse Republiek, Guatemala, Bolivia, Chili en de hele rest.) In het begin waren het gevoelens zonder vorm, waar ik geen vat op had. Maar enige tijd geleden begonnen ze een vorm aan te nemen die terugwijst naar hun ontstaan, de vermoedens namelijk dat er een komplot zit achter de moord op Kennedy en het regime dat daarop volgde. In dit vermoeden heb ik een groot deel van mijn angst voor Amerika kunnen sublimeren, mijn hartzeer over Kennedy, mijn wantrouwen en haat tegen zijn opvolgers, en mijn vlucht naar Holland.
Anderhalf jaar geleden kwam het ineens bij me op, als een plotselinge ingeving. Terugblikkend door de tijd dacht ik ineens ver- | |
[pagina 6]
| |
banden te zien, die tot dan toe onzichtbaar waren geweest. Eerst leek het alleen een goed denkbare historische constructie, één van de vele die mogelijk waren, die niet eens zoveel voor had op de andere, behalve een zekere gedurfdheid, en een nette beknoptheid. Latere gebeurtenissen, in het bijzonder de comeback van Gerald Ford en Leon Jaworski voor het voetlicht van de Amerikaanse politiek (inderdaad, ze waren al eens eerder opgetreden, maar intussen vergeten) brachten mij ertoe te gaan geloven in de letterlijke waarheid van mijn ergste verdenkingen. Die zijn dat Richard Nixon verantwoordelijk is voor de moord op John en Robert Kennedy, en dat Ford deel uitmaakt van een samenzwering om de feiten verborgen te houden.
Vandaag klinkt dat misschien niet eens meer zo schokkend als een half jaar geleden, toen Nixon nog aan het bewind was; laat staan in 1972, toen hij herkozen werd met de grootste stemmenmeerderheid in de Amerikaanse geschiedenis (op een tijdstip dat de fundamentele feiten over Watergate al bekend waren!). Vandaag, nu Nixon uitgeteld is, is hij de eerste die ervan langs krijgt als er klappen uitgedeeld worden. Daarom ook zou nu de hele geschiednis aan het licht kunnen komen. En natuurlijk, het hele verhaal ken ik ook niet. Ik heb niet meer dan verdenkingen, geboren uit een desillusie.
De verkiezingen van 1962, waarin Nixon, die toen vice-president was, met een minuscule marge werd verslagen, waren een grotere klap voor de machtsstructuur dan men zich realiseerde. Onder de wankele Eisenhower had Nixon acht jaar lang naar dat ogenblik toegewerkt met alle macht die hem toen ten dienste stond. De rol die hij als vice-president kon spelen mocht dan niet zo invloedrijk zijn, hij was van plan om dat ruimschoots in te halen als hij eenmaal president was. Zijn jongens stonden paraat, alle afspraken die hij nodig achtte om te winnen, waren gemaakt en Nixon ging de verkiezingsstrijd in, klaar om aan zijn eigen acht jaren te beginnen. Hij verkeek zich op Kennedy's kansen, en verloor. Misschien was de verkiezing hem zelfs wel ontstolen. Ik heb horen zeggen dat de Democraten uit Chicago de stembussen van Cook County gemanipuleerd hebben, waardoor Kennedy genoeg stemmen kreeg om zich te verzekeren van Illinois, hetgeen hem de overwinning heeft opgeleverd. Nixon en zijn aanhang moeten totaal verbijsterd geweest zijn. Hij deed nog een poging om op legale wijze weer in de strijd te komen, via het gouverneurschap van Californië. Het plan was om Kennedy in 1964 te wippen, en in het zadel te zijn voordat de Kennedy's erin waren geslaagd de nationale cashflow een andere bedding te geven. Over acht jaar zouden zoveel regeringscontracten verlopen zijn en anderszins toegewezen, zoveel sleutelposities vacant geraakt en vergeven aan vriendjes, dat alle voorbereidingen die hij van 1952 tot 1960 getroffen had, ongedaan waren gemaakt. Nixon moest en zou terug zijn in 1964. Maar het lukte hem niet op die manier. Toen hij in 1962 de verkiezingen voor het gouverneurschap van Californië verloor, was hij vanaf dat moment politiek gezien verleden tijd. De Republikeinse nominatie voor 1964 lag buiten zijn bereik. Er was nog één weg open: mikken op 1968 en een stoplap arrangeren voor de tussentijd. Kennedy's vicepresident was genoeg gecompromitteerd en had genoeg verplichtingen aan Nixon's vrienden om hem voorlopig het presidentschap toe te vertrouwen. Volgens mijn scenario doet nu Nixon een beroep op zijn anti-Castro gezinde vrienden, met wie hij aan de Cubaanse contra-revolutie had gewerkt (zijn verantwoordelijkheid onder Eisenhower) en maakt hij gebruik van hun haat voor Kennedy, daterend van diens invasie in de Varkensbaai, om hen ertoe te brengen hem te vermoorden. Johnson was een goede zetbaas tot 1968, toen hij gedwongen werd plaats te maken (is er echt nog iemand die gelooft dat kinderen met spandoeken hem ertoe brachten zich niet herkiesbaar te stellen?). Nixon had de Republikeinse partij heroverd na Goldwater's debâcle tegen Johnson in 1964. Er was nog maar één ding waar hij bang voor was - dat zijn tegenstander een Kennedy zou zijn. Hij had een tweede periode van zeven jaar zwoegen erop zitten, en dit keer kwam hij om zijn bruid - koste wat kost. Robert Kennedy werd uitgeschakeld nog voordat hij de Democratische nominatie had gewonnen. (Door een man wiens lot het Amerikaanse volk in 1968 een zorg zou zijn, net als in 1964 de Castro-sympathisant en overloper naar Rusland, die John vermoordde - een Palestijnse Arabier, Sirhan Sirhan.) John's moord vond plaats in Texas, de staat van zijn opvolger LBJ, Robert's in Californië, de staat van de engel des verderfs zelf, Richard Nixon. Waar Nixon was op de dag dat Robert Kennedy werd vermoord weet ik niet, maar ik weet wel waar hij was op 22 november 1963. Tot 9 uur 's ochtends, toen hij op het vliegtuig stapte naar New York, bevond hij zich in Dallas, Texas.Ga naar eind1)
In de International Herald Tribune lees ik dat | |
[pagina 7]
| |
het onderzoek in de moord op Robert Kennedy misschien heropend wordt. Men zegt nu dat er tien schoten gelost zijn, terwijl Sirhan's revolver slechts acht kamers had, en dat het schot dat Kennedy doodde tegen zijn lichaam is afgevuurd, terwijl Sirhan nooit dichterbij hem geweest is dan een halve meter. Onnodig te zeggen dat ik wel hoop dat het onderzoek dit keer de onderste steen boven keert; erop wedden zal ik maar niet. Over een heropening van het onderzoek in de moord op John Kennedy heb ik niets gehoord.Ga naar voetnoot* En dat is niet zo verwonderlijk. Het oorspronkelijke onderzoek, uitgevoerd door een commissie van zeven politieke zwaargewichten, onder leiding van de Opperrechter van het Hooggerechtshof, Earl Warren, was niet bedoeld om overgedaan te worden. Het doel van de Warren Commissie was, de zaak voorgoed de doofpot in te krijgen en tot nu toe zijn ze daarin geslaagd. Ondanks de ontoereikendheid van het bewijsmateriaal tegen Lee Harvey Oswald, als de enige moordenaar, wilde het publiek niets liever dan gerustgesteld worden door het Warren Rapport, en dat is gebeurd. De goed gefundeerde aanvallen op het Rapport door Lane, Epstein en anderen konden de zaak niet openbreken. Het suggereren van een samenzwering getuigt nog steeds van slechte smaak in Amerika (een ‘sick joke’ is de gebruikelijke dooddoener).
Tot hier was ik gekomen met mijn fantasieën. Ik mompelde er wat over tegen mijn vrouw en een paar vrienden, en zei dingen als: ‘En ik kan het die schooier nog zien doen ook’, maar het bleef toch duidelijk een halfgare theorie, zonder enige grond. Op die manier kon je iedereen van alles beschuldigen. Het was wijsheid achteraf in zijn meest primitieve gedaante, en niet meer dan een uitlaatklep voor mijn haat tegen Nixon. Maar toen gebeurde er iets geks. Nixon's gedrag begon mijn vreemde ideeën nieuw leven in te blazen; gebiologeerd keek ik toe, hoe Nixon begon - onder de nietsziende ogen van de hele wereld - hoe kan ik het anders noemen dan terug te keren naar de plaats van het misdrijf. In oktober 1973 benoemde hij Gerald Ford tot vice-president. Het zou mij erg verbazen als er een op de honderd lezers is, die, wonend in een land met vrijheid van drukpers, zich kan herinneren ooit gelezen te hebben dat de tegenwoordige vice-president van de Verenigde Staten een van de Afgevaardigden van het Congres was, die zitting had in de Warren Commissie. Anders nog, hij was om zo te zien het enige lid van die commissie dat plezier had in zijn taak. Hij scheen veel beter dan alle anderen te begrijpen wat er van hem verlangd werd. Hij wist dat ze waren aangesteld om hun autoriteit te verlenen aan de versie van de moord die de politie van Dallas en de FBI naar voren hadden gebracht; John Kennedy is vermoord door één man, Lee Harvey Oswald, die alleen opereerde en geen andere drijfveren had dan een lichte geestelijke afwijking en (dit was op aandrang van Ford) zijn Communistische gezindheid.Ga naar eind2) Deze theorie is zo moeilijk vol te houden, dat, was Oswald in leven gebleven en had hij een normaal proces gehad, het heel twijfelachtig is of hij schuldig was bevonden. Ge- | |
[pagina 8]
| |
tuigen die gezien hebben dat hij een schot loste, waren er niet; het medische bewijsmateriaal lijkt erop te wijzen dat het dodelijke schot Kennedy waarschijnlijk van voren trof, in plaats van van achteren, waar men zei dat Oswald vandaan schoot. Het ballistieke bewijsmateriaal is al helemaal nauwelijks in overeenstemming te brengen met deze theorie; men moest argumenteren dat Oswald, een slecht schutter met een goedkoop wapen, een gebrekkig vizier en een bewegelijk, ver verwijderd doel, een resultaat kon bereiken, dat naderhand zelfs door de beste scherpschutters van het land niet herhaald kon worden.Ga naar eind3) Enkele van de commissieleden waren geneigd om, met dit alles voor ogen, enige aarzeling aan de dag te leggen met hun gevolgtrekkingen, Ford wilde daar niets van weten, en stond erop de meest stringente bewoordingen te gebruiken die de taal tot zijn beschikking heeft.Ga naar eind4) Ford persoonlijk ging nog verder dan de Commissie. Hij schreef een verslag over het werk van de commissie in het nummer van Life Magazine, dat twee dagen na het Warren Rapport uitkwam. Life publiceerde bovendien het dagboek van Oswald (Oswald en Sirhan begonnen allebei een dagboek bij te houden toen ze besloten een van de Kennedybroers te vermoorden) en de verdenking dat Ford het hun heeft toegespeeld is groot, maar nooit bewezen. Toen hij en een assistent in 1965 een boek publiceerden over Lee Harvey Oswald, getiteld Portrait of the assassin, werd hij ervan beschuldigd misbruik te hebben gemaakt van zijn vertrouwenspositie. Zijn verdediging was dat hij ‘slechts geprobeerd had het werk van de Commissie leesbaar te maken.’Ga naar eind5) Dat Lyndon Johnson Ford uitkoos om zitting te hebben in de Commissie zal ook wel geen toeval geweest zijn. Ford's vroegere getuigschriften als schaduw van Kennedy waren imposant. Tijdens de presidentsverkiezingen van 1960 - waarin Ford zelf het vice-presidentschap onder Nixon probeerde te veroveren - was hij ‘een van de drie leden van de “truth squad”, in het leven geroepen door de Republikeinen om de bewegingen van John F. Kennedy na te gaan (-). Toen Mr. Kennedy gekozen was, en zijn State of the Union boodschap voorlas, was Mr. Ford een van de vijf vooraanstaande Republikeinen die een verklaring ondertekenden waarin de boodschap een “armzalige poging” werd genoemd, om de economische en internationale toestand van het land slechter af te schilderen dan ze waren.’Ga naar eind5) Dit soort partisanen-vijandigheid tegen een nieuwe president is heel zeldzaam in de Amerikaanse politiek. Ford had zich kennelijk laten meeslepen door de goede zaak. In elk geval, Johnson zal wel geweten hebben wat hij van Ford kon verwachten. Nixon ook. Hij wendde zich tot Ford op een moment dat de wereld om hem heen in scherven viel. In oktober 1973 moet het ook hem duidelijk geweest zijn, dat hij de rest van zijn ambtstermijn wel niet zou uitzitten. Hij nam twee wanhopige maatregelen. In de eerste plaats liet hij zijn vice-president Spiro Agnew vallen als een baksteen. Amerikanen (ik was er toen zelf nog een) die terugblikken op die gebeurtenis, kunnen zich aan de hand daarvan misschien een voorstelling maken van het gevoel dat de mensen onder een dictatuur moet bekruipen als ze de mededeling krijgen dat er zich politieke mutaties hebben voorgedaan. Op een goede morgen open je je Pravda en leest dat de vicepresident bekent schuldig te zijn aan de tenlastelegging van het aannemen van steekpenningen, zo'n acht jaar geleden; dat hij afstand doet van zijn functie en vervolgens is vrijgesteld van verdere rechtsvervolging op grond van een afspraak, gemaakt met het Departement van Justitie. De president had hem geen audiëntie verleend. Iedereen schudt bedroefd het hoofd, zegt dat hij altijd wel geweten heeft dat de man niet deugt, en vergeet het geval. Agnew werd weer de onfiguur, de Spiro-who? die hij was in 1968. Niemand zei iets over de procedure - een ouderwetse zuivering. Nee, alle aandacht was gevestigd, zoals trouwens de bedoeling was, op de persoon die Nixon zou gaan uitkiezen als nieuwe man. Natuurlijk (dachten de politieke waarnemers) zou hij nu proberen iemand uit te zoeken die het prestige van zijn regering kon versterken, iemand die boven iedere verdenking verheven was. Als je dat dacht, dan moet zijn eerste keus wel hard aangekomen zijn. Het was nl. John Connally, een elleboogwerkende politicus die korte tijd tevoren zijn Democratische lidmaatschap had ingewisseld voor een Republikeins (kennelijk speciaal hiervoor) en die zelf korte tijd later aan de beurt was voor een veroordeling op aanklacht van omkoperij. Valse start, zeiden de geleerden, Nixon kan zijn oude gewoonte niet kwijt raken om in zee te gaan met gecompromitteerde politici. Nog eens proberen. Zijn tweede keus, over welks eenvoud ieder zich de ogen uitwreef van verbazing, was Gerald Ford. Het ergste wat iemand toen kon vermoeden was, dat dit weer eens een van die vaak voorkomende momenten in de geschiedenis was, dat een totaal verwaarloosbare partij-politicus was komen bovendrijven. Allà, dacht men, vooruit dan maar. Een eerlijk leeg- | |
[pagina 9]
| |
hoofd hebben we misschien net nodig in dit land. Maar het ergste is misschien erger dan men zich wil realiseren. Connally, de man die zich in de auto van Kennedy bevond, toen die werd doodgeschoten, was dezelfde die Kennedy naar Dallas had gehaald. (Connally werd zelf weliswaar gewond bij de aanslag, maar niet ernstig. De woorden die hij uitstootte toen hij werd geraakt, en die zijn vrouw herhaalde voor de Warren Commissie, verdienen een betere bekendheid: ‘Mijn God, ze maken ons allemaal af!’Ga naar eind6). Niemand van het Congres vroeg zich af wat Connally gemeen had met Ford, de man van de Warren Commissie, dat ze ieder op hun beurt door Nixon werden uitgekozen. Ze accepteerden Ford - de eerste vice-president in de Amerikaanse geschiedenis die aangesteld werd, in plaats van verkozen, dankbaar uit de handen van Nixon.
Nu hij gezorgd had voor een opvolger, had Nixon zijn handen vrij om aan een veilige machtsoverdracht te werken. Met een tweede, uit wanhoop geboren, maar meesterlijke zet, ontsloeg hij tien dagen na Ford's voordracht de man die speciaal belast was met het Watergate-onderzoek, Archibald Cox, tijdens de volkomen onverwachte ‘Zaterdagavond-slachting’. Cox was een oude vriend van de familie Kennedy, en hij had omstreeks die tijd geheimzinnige geluiden laten horen over belangrijke onthullingen. Ik heb zijn naam sindsdien niet meer in de krant gezien. Zijn ontslag was een teken voor het Congres, dat Nixon bereid was tot het uiterste te gaan om aan te blijven, en dat, als ze hun grondwettelijke rechten wilden beschermen, ze dat maar beter meteen konden doen. Het kan Nixon toch nauwelijks verwonderd hebben dat het House Judiciary Committee als een trage vlam door de lange lont van het impeachment begon te kruipen. Het vuur had hij zelf aangestoken. Het volgende gedeelte van het Plan was dat Nixon zich uit zijn ambt liet ontzetten - met een overweldigend carnavalesk theater - zeer nadrukkelijk vanwege Watergate, het onschuldigste van zijn misdrijven. De advocaat van zijn keuze, die de rol van aangever toebedeeld kreeg, was Leon Jaworski, de opvolger van Cox - hetgeen toen een even goede keus leek als elke andere. Pas meer dan een half jaar later, toen ik Jaworski's naam in een ander verband genoemd zag, begreep ik dat ook deze keuze paste in het zich nu duidelijker aftekenende patroon van samenzweringen en dekmantels: in 1963-64 was Jaworski de speciale raadsman voor de staat Texas geweest in het onder- | |
[pagina 10]
| |
zoek over de moord op Kennedy.Ga naar eind7) Bovendien had hij in die functie de Warren Commissie over haar grootste crisis heengeholpen. Toen namelijk twee politieambtenaren uit Texas, in het beginstadium van het onderzoek bekend maakten dat Oswald het jaar voor de moord een agent van de FBI was geweest, dat er bij zijn arrestatie een regeringschèque van $ 200 op hem was gevonden, dat de naam en het telefoonnummer van de plaatselijke FBI-agent in zijn adresboekje stond, en dat dit feit uit het afschrift van de inhoud van het boekje, dat de FBI aan de Warren Commissie ter hand had gesteld, was weggelaten, liet de Commissie geen getuigen oproepen, of een onderzoek instellen naar deze beschuldigingen. Nee, ze stuurden Jaworski erop af, om te praten met degeen die de twee Texanen hadden aangewezen als hun zegsman. Jaworski rapporteerde geruststellend terug, dat het verhaal niets om het lijf had. En dat was dat. Over deze kwestie is nooit meer iets gehoord, ook geen vermelding in het 900 pagina's dikke Rapport van de Commissie.Ga naar eind8) Jaworski was kennelijk te vertrouwen. Hij had, net als Connally en Ford, zijn toewijding bewezen aan de stelling dat de ‘nationale veiligheid’ zwaarder moet wegen dan waarheid en recht.
De ideeën die ik had over de omvang van Nixons verraad, begonnen een zelfstandig leven te leiden, maar ik kon natuurlijk nooit weten of ze in de buurt kwamen van wat je de simpele waarheid zou kunnen noemen. De werkelijkheid begon alweer de gedaante aan te nemen van een politiek compromis, net als vroeger in Amerika. Ik begon me af te vragen of mijn vroegere hersenschimmen, en de hersenschimmen van vele andere Amerikanen met mij, niet veroorzaakt waren door het heimelijke besef dat het land niet is wat het lijkt. Iedere dag verwachtte ik een bevestiging uit de pers, de publicatie van het artikel van de eeuw. Die hoop dateerde al van heel lang geleden, lente 1973, toen het Utrechts Nieuwsblad schreef dat een Franse huurling een van de Watergate-verdachten had geïdentificeerd als de man die hem had proberen te engageren om Kennedy te doden tijdens een staatsbezoek aan Frankrijk in 1962. Voor zover ik weet, is dit verhaal nooit gecheckt. Ook de latere ontwikkelingen brachten niet de ontknoping waar ik op wachtte. Zelfs het verhaal van Gore Vidal in de New York Review of Books, een paar maanden geleden, waarin hij beweert dat Howard Hunt de auteur is van Oswald's dagboek, bracht geen merkbare reactie teweeg. Voor zover ik het kan nagaan uit de kranten, is er ook nooit iemand geweest die sinds oktober 1973 de vraag heeft gesteld of het misschien iets zegt over Nixons betrokkenheid bij de moord op Kennedy, dat de drie mannen tot wie hij zich wendde in zijn laatste crisis, allen er zelf van dichtbij mee te maken hebben gehad. Uit ervaring weet ik hoe weinig dat betekent. Evenmin als ik me kan voorstellen dat ik de enige zou zijn die zulke slechte dingen over Nixon denkt. Toch faalden mijn eerste twee pogingen om deze theorie gedrukt te krijgen in Nederland. Vrij Nederland publiceerde wel mijn artikel met een analyse van de politieke gevolgen van Nixons troonsafstand, op 17 augustus 1974, maar het slot van het verhaal, waarin ik de moord op Kennedy erbij betrok, lieten ze weg. Natuurlijk niet om politieke redenen; ze zeiden alleen dat het stuk in twee delen uiteenviel, en het tweede gedeelte was te speculatief. Ik herschreef het, in wat ik beschouwde als een redelijk aanvaardbare weekblad-stijl, en breidde het uit met wat ik toen net te weten was gekomen over Jaworski's rol in Dallas. Ik argumenteerde dat Ford en Jaworski door Nixon waren aangesteld om hem te vrijwaren van vervolgingen en erop toe te zien dat het onderzoek in de kwestie-Watergate niet de kans kreeg zich uit te breiden naar de Kennedy-affaire. Drie dagen nadat ik het had ingestuurd verleende Ford Nixon gratie, en een week later probeerde Jaworski het bureau voor het speciale Watergate-onderzoek te ontbinden en nam hij zelf zijn ontslag. Niettemin wees Vrij Nederland het stuk af, omdat ze het te ‘conspiratief’ vonden. (Dat weerhield er trouwens een van de redacteuren, die erom bekend staat ‘open en bloot’ te zijn, niet van mijn passage over Jaworski eruit te lichten en zelf te publiceren in zijn eigen artikel over de gratie van Nixon. Zonder de feiten juist weer te geven, overigens.) Ik stuurde het stuk toen op naar de HP, die het ook niet wilden; waarom weet ik niet meer, dat was me toen trouwens om het even. Toegegeven, het zijn allemaal onbewezen verdenkingen, en het is onbeleefd iemand te beschuldigen van moord zonder bewijsmateriaal, maar ik was zo voorzichtig geweest Nixon niet echt te belasteren, en ik geloof ook niet dat ik, Vrij Nederland, of de HP enige reden hebben om beleefd tegen hem te zijn. Zelfs als dat wel zo was, dan zou ik graag een stuk geschreven hebben, alleen over de rol van Ford en Jaworski in het Kennedy-onderzoek, zonder de naam van Nixon te noemen. Met een beetje inspanning zou ik het zelfs hebben klaargespeeld om alle insinuaties weg te laten. Ik begrijp nu | |
[pagina 11]
| |
nog steeds niet waarom noch Ferdinandusse noch Brugsma belangstelling hadden. Als het in Nederland al zo moeilijk is om een dergelijke theorie gedrukt te krijgen, dan is het volgens mij in Amerika onmogelijk, tenminste in een blad dat telt. Misschien lopen er wel dozijnen journalisten te tandakken om een krant te vinden met genoeg durf om een stuk te publiceren waarin Nixon opdraait voor de Kennedy-moorden. Ik wacht met spanning op de dag dat dat gebeurt. Zelfs die dag zal mij niet terug zien vliegen naar de reingewassen boezem van Amerika. Mijn twijfels omtrent de huidige machthebbers zijn al duister genoeg - dat ook Rockefeller, de man die Ford moet opvolgen als de tweede president van Amerika, die door zijn voorganger is aangewezen, erbij hoort, hoef ik niet eens te zeggen - hun schaduw is nog zwarter. Zelfs als er nu een samenzwering wordt onthuld, zelfs al blijkt nu dat de moordenaars van Kennedy sinds zijn dood, met instemming van het hele Amerikaanse volk, Amerika regeren, zelfs al worden ze uit hun functies ontheven met evenveel schandaal als gebeurd is met Nixon en Agnew - misschien worden ze zelfs wel berecht voor hun echte misdrijven - toch zal het land er niet veel beter aan toe zijn. In de eerste plaats wordt iedere nieuwe onthulling toch door zowel congresleden als politieke commentatoren (en ook door het volk) begroet als een nieuw bewijs voor de vitaliteit en de openheid van Amerika. ‘De golf van steun uit alle delen van het land, voor president Rockefeller, volgend op zijn gratie voor Bebe Rebozo en Bernard Barker voor hun aandeel in de moord op John F. Kennedy, is een gezond bewijs, dat de burgers van de Verenigde Staten het niet zullen dulden dat partijpolitiek de natie verwoest in dit uur van nationale crisis,’ schrijft de New York Times. Op hoeveel komt het signaal ‘toestand normaal’ dit keer te staan? De prijs is een huiveringwekkend bedrag aan waarheid en rechtvaardigheid, en evenveel baar geld als strikt noodzakelijk. Er zit nog meer aan vast. Iedereen heeft wel een paar illusies omtrent zichzelf, en Amerika's illusies omtrent zichzelf zijn wonderschoon. Waarom ben ik dan zo pessimistisch over de toekomst van Amerika? Dat komt omdat daar de corruptie niet lan- | |
[pagina 12]
| |
ger opgeheven kan worden door het ontslag van corrupte enkelingen, of de bestraffing van incidentele misdaden. Hoe moet ik dat aan een Nederlander uitleggen? Hij leest artikelen in de krant over Amerika en zegt tegen zichzelf: ‘Omkoping? Dat hebben we hier toch ook. Politieke spionage? Belastingfraude? Steekpenningen aan de politie? Natuurlijk. Amerika is een groot land, dus hebben ze het daar alleen op wat grotere schaal, en wij zijn een klein land, en daarom valt het hier niet zo op.’ Zo denken de Amerikanen er zelf ook over. Een zekere mate van corruptie, zeggen ze, is nu eenmaal inherent aan ieder sociaal systeem, en hoe groter en vrijer dat wordt, hoe meer corruptie je krijgt. In de grond zijn de Amerikanen volgens iedereen toch nog veel fatsoenlijker dan ze hoeven te zijn. Misschien kan alleen iemand die lange tijd in beide landen heeft gewoond, dit aan de kaak stellen. Ik ben van mening dat de corruptie in Amerika ingekankerd is in de hele structuur van het land. Het wordt gevoed aan de wortels van de maatschappij en is niet meer uit te roeien uit alle takken van het openbare, en zelfs het privé-leven. Het is niet alleen beperkt tot de politiek, het zakenleven, de politie, of zelfs de scholen. Het begint al bij de verwachting die iedere Amerikaan van het leven heeft, en het eindigt bij de bereidheid van zeer velen zich te compromitteren teneinde dat te bereiken. In 1860 schreef een Napolitaan, genaamd Pasquale Villari, woorden over Napels aan een pastoor uit Piedmont, die heel goed van toepassing zijn op het huidige Amerika: ‘Begrijpt u niet, dat als men alle misstanden wil uitroeien, men ook de stad uitroeit? Alle functies, alle takken van bedrijf, de kunsten, het leven zelf, zijn in feite geënt op en worden gevoed door diezelfde misstanden. Worden ze geëlimineerd, dan verzeker ik u dat er letterlijk geen enkele mogelijkheid tot leven overblijft.’Ga naar eind9) Ik herinner me een speech van Senator J. William Fulbright, in Baltimore 1964 of 1965. ‘De reden waarom ons systeem het zal winnen van het hunne,’ waren zijn woorden ongeveer, ‘is, dat wij een manier gevonden hebben om de menselijke zwakheden een functie te geven in de vergelijking.’ Die woorden schokten mij, maar ik voelde meteen aan dat hij gelijk had. In ieder geval in zijn diagnose, maar niet in zijn prognose. Ik denk dat de kicker in Amerika, - het geheime ingrediënt dat het mogelijk maakt dat Amerika's aandeel in de rijkdommen der wereld zo buitensporig groot is, en dat het de rijken van Amerika heeft vergund zo'n buitensporig grote portie van de rijkdommen van het land zelf te bemachtigen - het magische kruid is dat corruptie heet, toegediend op een schaal, overvloediger dan de geschiedenis ooit heeft gekend. Corruptie mag dan in andere landen schilderachtiger zijn, en leiden tot grotere binnenlandse beroeringen, nergens heeft een heel volk het principe van corruptie zo totaal geslikt, dat het niet eens meer als zodanig herkenbaar is. Corruptie is in Amerkia niet slechts de olie die het systeem soepeler laat functioneren, het is de natuurlijke grondstof die gewonnen wordt uit de eigen bevolking, en uit de bevolking van al die landen waar Amerika zijn invloed voelbaar heeft gemaakt. De Amerikaanse economie werkt op basis van een moderne kostenberekening, die losstaat van ethiek of ambt. Als de ene man een besluit neemt waar een ander op verdient, dan krijgt die eerste man daarvan procenten. Als hij te achterlijk is om ze in zijn zak te stoppen (bij een politicus vaak in de vorm van een ‘honorarium voor wettelijk advies’), dan komen ze in de zak van een ander. Het geld is er. Het systeem kijkt niet op de persoon; het werkt evenzogoed voor u en mij als voor de Mafia, ITT, Howard Hughes en General Motors. De enige keus voor de enkeling is, zich aan te sluiten bij het systeem, of zich erdoor te laten uitkleden. De kiezers zullen zich nooit op grote schaal uitspreken voor echte hervormers, want er zijn niet zoveel Amerikanen die geloven in de mogelijkheid de wereld te hervormen, als Amerikanen die erop vertrouwen een prettig leven voor zichzelf en hun familie te kunnen opbouwen binnen het systeem. Ook blijft het een feit, dat vrijwel iedereen in het land wel eens van dat systeem geprofiteerd heeft, ieder op zijn eigen niveau. Je hebt al een voordeeltje binnen, voordat je beseft wat er aan de hand is - een bevriend politicus ontfermt zich over je bekeuringen (het was heel gebruikelijk in mijn jeugd in New York, dat je je parkeerbonnen aan je plaatselijke vertegenwoordiger in de raad gaf, voor een reductie van 50%); een lening met lage rente van het pensioenfonds van de politie, met geen andere borg, dan wat er mogelijk in de toekomst afgeschoven wordt; een rechter die je via via een handelsvergunning bezorgt; de man van sociale zaken, die je wat extra etensbonnen toesteekt. Je moet wel heel ondankbaar zijn om dergelijke vriendelijke gaven te weigeren. Maar als je ze aanneemt ben je gecompromitteerd, en je weet nooit hoeveel mensen er van afweten. In feite kom je nergens zonder ooit wel eens een gunst te ontvangen, en daarom is er dan ook in de wijde omtrek geen Amerikaan die | |
[pagina 13]
| |
de stand van ontvangen gunsten precies heeft kunnen bijhouden. Een politicus die zich consequent tegen dit systeem teweer stelt, vervreemdt zijn partij van zich, en de mensen uit zijn kiesdistrict, waar hij het van moet hebben. Als hij altijd zo integer is geweest dat hij niet op een smerige manier eruit gesmeten kan worden, dan krijgt hij gewoon de volgende keer de nominatie niet.
Grotere cynici dan ik zeggen dat het overal zo is. Dat geloof ik niet. Ik kan niet geloven dat het hier net zo gaat. Ik zou er in die negen jaar dat ik hier woon, wel eens een of twee keer iets over in de kranten hebben gezien, zoals je dat in Amerika dagelijks onder ogen krijgt. Een systeem van doorwrochte corruptie spuit gewoonlijk wel de grootste stommelingen of pechvogels onder zijn functionarissen, en gebruikt ze als zondebokken. Ik heb mij als burger van de staat New York onder Rockefeller, tussen 1966 en 1973 (in absentia) mogen verlustigen in het opbouwende schouwspel, waarin mijn districtsafgevaardigde bij de staat New York, de Senator bij de staat New York, en de openbare aanklager van mijn county, werden opgepakt en beschuldigd van omkoping. De man die belast was met het onderzoek naar politieke corruptie (een jaar of twee geleden aangesteld door de Republikein Rockefeller), had al met al, volgens mijn laatste inlichtingen, een aanklacht lopen tegen zo'n 88 politici uit de staat New York, op grond van diverse beschuldigingen. Allemaal Democraten. Zo'n circus wordt georganiseerd om het ‘systeem te zuiveren’. Niets van dien aard wordt natuurlijk bereikt. Degenen die deze weggezuiverde politici opvolgen worden net zomin afgeschrikt van de ruif, als u of ik van de kant van de weg bij een autoöngeluk. Nog iets over Amerika dat men geneigd is te vergeten door alle retoriek over de prille leeftijd van dat land. In feite heeft het land bijna de oudste regeringsvorm van de wereld. Dit Byzantijnse systeem, waarover iedereen zo blij is dat het nog steeds werkt, is in grote trekken ongewijzigd gebleven sinds 1789. Het is alleen maar geleidelijk aan uitgehold, om de mensen die er mee werken moesten, meer armslag te geven. De zogenaamde checks and balances (controles en tegenmaatregelen) zijn een farce. Op het ogenblik is de macht van de president zo flexibel, dat hij niet aan banden gelegd kan worden. Johnson oefende onbeperkte macht uit via de oorlog, toen hij het Congres zover kreeg dat ze hem de vrije hand gaven in Vietnam, om redenen van ‘nationale veiligheid’. Nixon gebruikte hetzelfde argument als hefboom om de macht over de Amerikaanse diplomatie aan zich te trekken, die hij en Kissinger gebruikten als instrument voor een even grote autocratie. En Ford heeft nu, met de vrijwel unanieme goedkeuring van het Congres, een bijna onbeperkte macht over de buitenlandse handel verkregen. De enige controle die effect zou kunnen hebben, is een totale ommezwaai ten gunste van het Congres, dat dan op zijn beurt een tijdlang de rol van tiran kan spelen. Uit de aard der zaak duren dergelijke periodes gewoonlijk niet erg lang in Amerika. Het enige teken van verandering is de versnelde presidentsopvolgingen, en de erosie van het presidentiële prestige. Het presidentschap is Johnson en Nixon slecht te staan gekomen, net zoals het vice-presidentschap Agnew. Maar er zijn al eens eerder dergelijke dingen gebeurd en het centrale gezag is al eens eerder uit een crisis te voorschijn gekomen zonder smet of blaam. Bij het volgende nummertje onthullingen zeggen de Amerikanen vast wel weer dat ze er niet van geweten hebben. Ze zullen hun verplichte afschuw uitspreken over verkozen functionarissen, die misbruik maken van het vertrouwen van het publiek, en er dan al heel snel op wijzen dat het systeem weer eens gezegevierd heeft over het individu. De gevolgtrekking luidt: dergelijke dingen gebeuren overal, maar alleen wij in Amerika zijn zo grootmoedig dat we onze vuile was in het openbaar durven doen. Geweldig, hè? En weer worden alle registers van het zelfbedrog opengetrokken, om de Union en het Systeem in stand te houden. Ze noemen het: een crisis teweeggebracht door corrupte enkelingen, en een iets vertraagde reactie van het grondwettelijke systeem van checks and balances, dat uiteraard niet anders dan zeer bedachtzaam in zijn werk kan gaan. Geloof ze maar niet. Ze draaien zichzelf een rad voor ogen. De politiek in Amerika is al sinds mensenheugenis verziekt, en geen enkele Amerikaan kan zeggen dat hij dat niet weet. De laatste president, die op het nippertje aan een impeachment ontsnapte, was Andrew Johnson, in 1868. Hij overleefde het door één stem in de Senaat. Zijn opvolger, Ulysses S. Grant, niet benauwd voor de toorn des Heren, maakte het presidentschap tot de knollentuin van politieke gangsters en diende twee winstgevende ambtsperiodes uit. Terugblikkend op die dagen schreef Henry Adams aan het begin van deze eeuw een veroordeling van de Amerikaanse politiek, die geen enkele liberaal behoort te lezen zonder er koud van te worden. ‘De kranten schreven bijna uitsluitend | |
[pagina 14]
| |
over wat men de morele onverschilligheid noemde van Grant, Garfield en Blaine. Als men serieus op het oordeel van de pers afgaat, draait alles in de politiek om baantjes, en enkele van Adams' beste vrienden, zoals Godkin, zagen hun invloed teloor gaan door de nadruk die ze legden op punten van morele aard. De gemeenschap aarzelde, weifelde, oscilleerde tussen striktheid en onverschilligheid, het meedogenloos opofferen van de zwakken en het eerbiedig volgen van de sterken. Al dergelijke kritiek ten spijt, gaf het volk de nominatie voor het presidentschap toch aan Grant, Garfield en Blaine, en stemde vóór hen toen het zover was, zonder zich er veel om te bekommeren, totdat jongere mensen gedwongen waren in te zien dat er nieuwe maatstaven geschapen moesten worden of er kon geen enkele meer aangelegd worden. Met morele wetten was het afgelopen - evenals met de grondwet. De ambtsperiode van Grant was een schandvlek op iedere regel van normaal fatsoen, maar dozijnen veelbelovende mannen, die het vaderland slecht kon ontberen, ruïneerden hun loopbaan door dit uit te spreken. De wereld gaf weinig om fatsoen. Waar het aan ontbrak was niet duidelijk. Waarschijnlijk aan een systeem dat werkte, en de mannen om het te laten werken, maar geen van tweeën was beschikbaar. Ook Adams had zijn eigen luttele gewicht in de schaal gelegd, maar had gefaald. Zijn vrienden waren uit Washington verjaagd, of er slaags geraakt. Hijzelf zat somber terneer, en staarde hulpeloos in de toekomst. Het resultaat was een verslag voor het juli-nummer van The North American over de (congres)zitting, waarin hij alles bijeen stampte en bij elkaar pakte wat hij dacht geobserveerd te hebben en alles wat hem ter ore was gekomen. Hij dacht toentertijd dat het een mooi stuk geschiedschrijving was geworden, en nu, twintig jaar later, vond hij het nog beter; goed genoeg zelfs voor een herdruk. De “zitting” van 1869-70 bleek naderhand, in de loop van zijn onorthodoxe opvoeding, zijn laatste studie over de lopende politieke gebeurtenissen te zijn, en tevens zijn laatste wil en testament als nederig lid van de pers. Als zodanig stond het nog steeds overeind. Meer had hij niet kunnen zeggen, al had hij iedere zitting in de hele rest van de eeuw verslagen. Het politieke dilemma was net zo duidelijk in 1870 als het in 1970 zou zijn. Het systeem van 1789 had zijn feilbaarheid getoond, en daarmee het hele achttiende eeuwse stramien van a priori, of morele, principes. De politici hebben dat stilzwijgend overboord gezet. In de ambtsperiode van Grant werd het voor het eerst impliciet toegegeven. Negen-tiende van de politieke energie van de mens wordt voortaan noodzakelijkerwijs verspild aan het reviseren, oplappen van of - om het maar gewoon te zeggen - sleutelen aan de politieke machine, elke keer als die het begeeft. Zo'n systeem, of gebrek aan systeem, kan het eeuwen uithouden, gegeven dat het af en toe wat bijgesteld wordt door een revolutie of een burgeroorlog; maar als machine was het, of zal het spoedig zijn, de meest armzalige ter wereld - de lompste en de meest inefficiënte.’Ga naar eind10)
(vertaald door Loekie Schwartz) |
|