beer het nog netjes te doen ook, want die tas is voor iemand bestemd.
‘De PTT-tarieven gaan weer omhoog, hè? Ze zeggen dat een gewone brief 45 cent gaat kosten. Treurig’.
‘De vette VVD-er plakt evenveel als de AOW-er, zo is 't toch?’
‘Als we nou allemaal, heel Nederland, veertien dagen lang niet schreven, dan loopt de boel daar finaal in het honderd!’
‘En hoe moet het dan met de verliefde stelletjes?’ roept mevrouw Kortzij meelevend.
‘Samen gaan wonen!’ beslist onze ingenieur, Peils. Hij is zichtbaar ingenomen met zijn idee. Valt me mee, dat ie niet hokken zegt. Dat is geen preutsheid van me, maar ‘hokken’ betekent een vergroving.
‘Mannen onder elkaar praten altijd over sex, hè?’ Achterdochtig kijk ik Peils' richting uit.
‘En over sigaretten’, voegt hij er geestdriftig aan toe.
Vandaag is het Maria Hemelvaart. En mooi weer. En vanmiddag twee uur bezoek. Dat is ook niet elke dag, stel je voor, dan zou de hele familie stapelgek worden! Mijn familie strekt zich overigens weinig verder uit dan mijn vader die mij bij tij en ontij komt opzoeken. Thans 73, maar dat zie je hem niet aan. Vlak na zijn zomervakantie in de bergen zag hij er nauwelijks 65 + uit. Dat vond de loketbeambte van het Stedelijk Museum ook en die wilde het zwart op wit zien en mijn vader griste zijn paspoort uit zijn zak en toen geloofde die vent het verder wel en dat maakte mijn vader toen weer driftig: Nu moest die man dat document ook maar deugdelijk inzien. Soms komen er ook andere mensen op bezoek, veel jeugdvriendinnen met toebehoren. Die vriendinnen worden dan weer voor zussen versleten - soms lijken we op elkaar, hebben we iets van elkaar weg.
Het wordt vanmiddag wel dertig graden. Niet denken dat er geen arbeidstherapie is in de glazen kooitjes waar je smèlt - welnee, daarvoor is het beleid veel te gereformeerd. Bij een vorige hittegolf mochten we ons uitstrekken op het voetbalveld, daar kun je een heleboel gekken op krijgen, maar dat is er nu niet meer bij. Them hebben er een vrome smoes op verzonnen: We vermaken ons niet echt op dat grasveld. Alsof de zon op zichzelf niet bij uitstek vermaak is! Waarom zit half ‘gezond’ Nederland 's zomers in Spanje? De term Them heb ik gejat uit een boek van Faulkner (The Mansion). Alles wat boven je torent, wil het zeggen.
Het is al een half jaar geleden dat Hans Mons, meneer Mons, mij kwam opzoeken. Een gebeurtenis. Quite honestly, ik ben bang voor alle mensen, voor hem beslist. Ach, het pakte zo heel anders uit! Ik voelde me geen afgestompte oudleerling, maar een bondgenote (hij schrijft ook, stukken beter). Om precies op tijd te zijn had hij zijn college onderbroken - wat een lef! Ik zat maar een beetje te klungelen - en toen hoorde ik mijn meisjesnaam, plotseling. Zachtjes. (Het valt me trouwens op dat iedereen in het paviljoen zo hard praat: De zusters hopen ermee te bereiken dat je ze snapt en volgt, de patiënten zitten elkaar voortdurend te overstemmen.)
Mons kijkt verontrust rond - wat moet je denken van zo'n kluit vrouwen, opgesloten, beurtelings agressief en lamgeslagen?
‘Zullen we meteen weggaan?’ stel ik gejaagd voor.
‘Even wachten, ik heb iets voor je meegebracht, kijk -’.
Hij graait in een enorme vormeloze tas. Ik zie DGG, Chopin met Benedetti Michelangeli, mazurka's etcetera.
Met stomheid geslagen.
‘Dank U. Van mazurka's kon ik nooit het rhythme vatten, eindeloos heb ik ze opgehad en ze zijn zo mooi’.
Wat moet ik met zo'n groot cadeau?
‘Een heel aardig zustertje heeft me de weg gewezen’.
‘Ja er zijn aardige bij, heel aardige zelfs’.
‘Luister, Emilie’, oreert Mons buiten, in de kou, ‘ik ben ook niet aangepast, waarom zou ik?’
‘Ik moet wel, de normen van de hoofdzuster naleven. Zuster Oudstrijdt gelooft heilig in spelletjes, het heil en nut. Memory spelen: Van die kaartjes - steeds onthouden waar ze liggen, kippen en slakken en pauwen en zeehonden, een spel om niet aan te beginnen. Maar dat gaat zomaar niet! Jakkes, wat ben ik aan 't klagen -’
‘Kijk, Emilie, die klinkertjes zijn verkeerd bestraat hier’. Hij wijst, ik snap het niet. Bang om voor dom versleten te worden, laat ik het passeren. Daar is de wei, de sappige wei met de oude pony.
‘Laat me even met dat beest praten’, onderbreekt meneer Mons mijn woordenstroom. De pony komt hoopvol aanslenteren. En daar staan ze samen te praten, allebei een beetje verdrietig: Verstand komt met de jaren.