Constantijn Huygens; ook andere literaten hebben zich spottend uitgelaten over de modezucht van hun jeugdige en uiteraard welgestelde tijdgenoten. Nieuw was het verschijnsel niet, dat de leden van een kleine, bevoorrechte bevolkingsgroep elkaar de loef probeerden af te steken met de nieuwste en meest gewaagde snufjes op mode-gebied. Nieuw was het, dat deze ‘strojonkers’ voortkwamen uit de gegoede burgerij in plaats van de, in Holland niet meer toonaangevende, adel. Het ideaal van hard werken, veel verdienen en weinig uitgeven, dat opgeld deed bij hun ouders en hun beter aangepaste leeftijdsgenoten, verwierpen zij op een manier, die opzichtig genoeg was om stromen kritiek te doen losbarsten. De beeldende kunst van Buytewechs tijd bood een kader aan, waarin deze wat afgunstige kritiek zich moeiteloos liet inpassen: de genreschilderkunst.
De genrekunst was in het begin van de zestiende eeuw ontstaan als een nieuwe kunstvorm, die allegorieën inkleedde in aan het dagelijkse leven ontleende motieven. Dit werd gedaan met de bedoeling om de toeschouwer te herinneren aan de regels van de christelijke ethiek. De ‘boodschap’ werd aantrekkelijk verpakt in vrolijke scènes, waarin meestal degenen bespot werden, die de regels overtraden. De voorbeelden van hoe-het-niet-moet werden, begrijpelijkerwijs, meestal gekozen uit een andere stand dan die, waartoe schilder en opdrachtgever behoorden. De meeste van Buytewechs schilderijen sluiten zich geheel aan bij die traditie. Weelderig geklede jongelui verbrassen hun geld in bedenkelijke kroegen. Commentaar, voor zover nog nodig, wordt gegeven zonder uitroeptekens. Een aapje kan als symbool van zonde gelden (cat. 3), zeker in de nabije omgeving van een strojonker, die zijn erotische verlangens ten opzichte van een gedecolleteerde dame laat blijken door een niet mis te verstaan gebaar.
Bredero dichtte in 1622 over de lasten van de minne die alleen te dragen waren voor degenen, die niets beters te doen hadden. De gedachten van mensen, die druk bezig waren, stonden niet naar zulke zaken:
Lichtvaardige minne, neemt uw afscheid
En kwelt haar, die door ledigheid
Verzuimen al haar dagen;...
Bredero, die tot de jeunesse dorée (jet-set, strojonkers) van Amsterdam heeft behoord kon toegeven, dat hij er niet in was geslaagd zijn eigen goede adviezen op te volgen:
Maar laci! ziet, wat mijn geschiedt,
Ik schuw z'en moet ze (de minne) dogen.
Aanmerkt de zotte minne blind,
Ik min een dochter en werd bemind
Van een ander met beven...
Precies tweehonderd jaar later klonk het nog: Ein Jüngling liebt ein Mädchen, die hat einen andern erwählt;... Buytewech lijkt een overeenkomstige situatie te hebben afgebeeld in het Amsterdamse schilderij (cat. 1), dat nog nooit afdoende verklaard is. Anders dan Bredero, die in dit opzicht uitzonderlijk is geweest, geeft onze schilder zijn eigen zwakheden niet bloot, doch toont slechts die van anderen - naar we moeten aannemen met een spottende glimlach en wellicht zelfs met een vermanend opgeheven vinger.
Ook van de tekeningen met scènes uit het dagelijkse leven lijken enkele als voltooide kunstwerken te zijn bedoeld (cat. 31-33). Hiervan moet men aannemen dat ze, net als de schilderijen en de prenten, het alledaagse gedoe afbeelden met de (bij-)bedoeling om er commentaar op te geven: om de tijdgenoten te herinneren aan de ‘wel-levenskunst’ (ethiek). Dat sommige tekeningen geen aanknopingspunt bieden voor iconografische interpretatie, mag niet leiden tot de overhaaste conclusie, dat werkelijkheidsweergave om zichzelfs wil mogelijk was in de kunst van het eerste kwart van de zeventiende eeuw. Pas later zouden sommige thema's hun oorspronkelijke betekenis gaan verliezen, zoals in de dagen van Buytewech reeds in de landschapskunst zichtbaar begon te worden. Bij de hier bedoelde tekeningen (cat. 37-40) heeft men slechts te maken met meer of minder uitgewerkte schetsen, zoals die tot het atelier-materiaal van elke kunstenaar behoorden en die pas door latere generaties tot verzamelobject zijn verheven. Een schets van een koets betekent niet meer dan: zo ziet een koets eruit, ook al is de tekening later benut bij het componeren van een landschap dat de titel AER (lucht, een van de vier elementen) meekreeg (cat. 108, 180). Een kotsende man met varkens (cat. 39) gaat pas ‘onmatigheid’ betekenen, wanneer hij in een grotere en meer officiële compositie is ingepast. Net als bij de dateringen kan bij de iconografische interpretaties verwarring ontstaan, wanneer de verschillende ‘lagen’ van Buytewechs oeuvre (schetsen, voltooide tekeningen, prenten, schilderijen) niet voldoende van elkaar gescheiden worden.
Het onderzoek naar de verborgen betekenis van genre-voorstellingen is de laatste jaren