Geen Messias
Het valt natuurlijk niet mee een antwoord te geven aan twee dames (Mevrouw van Emmerik en Mevrouw van Eyk-Osterholt, HM 320/321 en 322), die mij in hun onderlinge gesprek tot hoofdpersoon maken, soms in aanvallende zin, soms verdedigend en soms wat verward.
Informatie kan echter nooit kwaad.
Op 15 januari 1971 werd, bij wijze van voorpublicatie in De Volkskrant een fragment uit mijn boek afgedrukt. Zonder mijn voorkennis. Als ik die had gekregen had ik zeker de journalist bereid gevonden naar mijn argumenten te luisteren en dan was zeker een ander fragment gekozen.
Ik was geschokt, zeker ook vanwege mijn cliënt en werkte de hele zaak met hem door. Hij begreep dat ik part noch deel had aan deze gebeurtenis. Een fragment uit een boek goedkeuren is een andere zaak dan datzelfde fragment op de hoofdpagina van De Volkskrant te moeten lezen. Dat is schokkend.
Verder kan ik geen informatie verstrekken want dan zou ik in de valkuil vallen die wijd open staat. De valkuil van het beroepsgeheim.
Verder moet ik de emoties van de schrijfsters laten voor wat ze zijn. ‘Profeet’ - ‘teleurstellende profeet’ - ‘romanticus’ die ‘meesleept’ en waarbij Mevrouw van Emmerik zelfs volkomen in mij opging.
Welaan, ik ben blij dat ook zij weer gedesillusioneerd op de benen staat.
Verder zijn er in deze bijdragen nogal wat suggesties dat de beschrijving van Chestnut Lodge en de beschreven herstelwerkzaamheden aldaar, een geflatteerde indruk maken.
Degenen die in hun emotie hebben gemeend dat ik een groot aantal, in diepe afhankelijkheid verankerde vrouwen, de Heilige Geest heb ingeblazen waarna ze zingend de maatschappij inhuppelden moet ik zeker teleurstellen. Ik heb dat niet voor mekaar gekregen, maar als je persé wilt kun je het (in je verlangens) wel in mijn beschrijving hineininterpretieren.
De waarheid is anders. Er is hard gewerkt, veel zichtbaar geworden en er zijn goede dingen gebeurd.
Onlangs ontving ik een brief van de klinische directeur van Chestnut Lodge. Hij had de amerikaanse editie van mijn boek gelezen. Het was een fijne brief van een man die met zijn neus bovenop het werk had gestaan. De essentie van zijn brief: ‘Faire beschrijving en een keiharde poging geen vooroordelen te hebben’.
Maar hij schreef er wel bij: ‘Speel in godsnaam niet de Messias’. Ik heb hem geantwoord: ‘Ik doe mijn uiterste best - maar de mensen willen zo graag’.
Amsterdam
J. Foudraine
(discussie gesloten, red.)