Nannie's kammer
Dick Walda
Hij was al een paar keer door de steeg gelopen. Steeds dacht hij: nou doe ik het. Maar er kwamen voortdurend mannen van de andere kant. Engelse matrozen met van die malle wijde broeken en kleine blitzpetjes. Ze waren met 'n man of zes, zeven voor haar deur blijven staan, zag hij, toen hij schichtig omkeek.
Uit een automatiek trok hij een kroket, maar hij kon van de zenuwen niks door zijn keel krijgen. Wat moest je zeggen? ‘Goeienavond’, en eerst een praatje maken, of gewoon zeggen: ‘Dag... ik wil wel?’ Hij keek in een der ruitjes van de automatiek hoe zijn haar zat. Hij schoof de pieken van zijn voorhoofd weg. Het sneeuwde, natte sneeuw.
Hij liep helemaal terug naar de Dam en dronk in een stil café een borrel. De man achter de tap kreeg een gulden fooi. Hij dacht: nou moet het echt gebeuren. Gewoon, net als die matrozen, tegen de deurpost gaan hangen. Haar aankijken en een praatje maken. Een kwinkslag, daar zou ze vast gevoelig voor zijn.
Hij liep als een snelwandelaar terug over de gracht, gleed door die verdomde gladheid nog een paar keer uit en bereikte hijgend de steeg. Het was er nu bijna uitgestorven en hij liep langzaam, zacht en moeilijk fluitend, in de richting van haar deur.
Daar zat ze nog steeds, alsof hij geen moment weg was geweest. Een jonge vrouw, meer een meisje, met lang loshangend donkerblond haar. Ze zat op de trap, met een straalkacheltje boven zich, op een zwart kussen. Ze had een kort, donkerrood jurkje aan en zwarte laarzen tot boven de knie. Haar rechterbeen was een weinig opgetrokken en ze had haar voet tussen twee trapspijlen geklemd. Zoals ze daar zat, een koningin. Een hoeren-koningin.
Hij ging tegen de deurpost leunen, zoals hij de matrozen had zien doen en zei: ‘Hallo... dag!’
Ze keek hem onverschillig aan. ‘Ga je mee? Vijfentwintig gulden.’ Hij knikte en dacht - nou gaat het gebeuren.
Met een routinegebaar sloot ze de buitendeur en ging hem voor, de steile trap op. Hij bezag haar gelaarsde benen, maar durfde niet verder omhoog te kijken.
‘Rotweer he? De hele avond sneeuw, natte sneeuw.’
Ze huiverde. Hij begon zich overmoedig te voelen. Ze vindt me aardig, dacht hij. Ze vindt me best een aardig type.
Toen ze in haar kamertje waren vroeg ze: ‘Ruik je niks?’
Hij durfde amper naar haar te kijken. Ze was een kop groter dan hij, constateerde hij. Even groot als Astrid, zijn vrouw.
‘Ja... eh... soort brandlucht...’
‘Ik had m'n bontje boven de kachel gehangen om te laten drogen, flikkert ie van het hakie af... gelukkig was ik boven... maar voor hetzelfde geld zit ik beneden... was het hele huis in de fik gevlogen...’
Hij knikte woordloos.
‘Doe gauw je natte jas uit. Wat gaan we maken? Lekker frans nummertje? Dan doe je d'r nog wat geld bij.’
Ze ging op het grote bed zitten en deed haar broekje uit. Hij dacht: nou moet ik heel gewoon doen en eerst betalen. Hij gaf haar een briefje van vijfentwintig, trok zijn jas uit en ging op een klein stoeltje zo ver mogelijk van haar vandaan zitten.
‘Ik maak me niet zo druk hoor... ik bedoel om de poen. Ik zeg maar zo... Nannie, kind, als je voor je veertigste maar binnen bent.’
‘Heet je Nannie?’
‘Ja... eigenlijk Fanny. Ik ben vernoemd naar Fanny Blankers-Koen... je weet wel die griet van de Olympische Spelen. Maar ik vind Nannie veel mooier. Jij ook?’
Toen zei hij: ‘Eh... mijn vrouw...’
‘Begrijpt ze je niet? Wil ze niks van je geile fantasieën weten?’
‘Nee... dat is 't niet... ze is weggelopen... ineens... al een week is ze weg. Niks achtergelaten. Misschien naar d'r familie in Zeeland...’
‘Doe je broek uit en kom bij me liggen!’
Hij had totaal geen lust om liggend iets te