Enige opmerkingen van Augustinus over semiotiek
Uit: Over de Christelijke Leer
I, 2. Elke wetenschapsbeoefening houdt zich deels met zaken (res), deels met tekens (signa) bezig, maar zaken leert men door tekens. Een zaak definieer ik hier in strikte zin als iets dat niet gebruikt wordt om iets anders te beduiden, zoals bijvoorbeeld een stuk hout, een steen of een dier. Niet dus het hout dat Mozes - zoals wij lezen - in het bittere water heeft gegooid om het zoet te maken, en ook niet de steen die Jakob onder zijn hoofd legde, of het dier dat Abraham offerde in plaats van zijn zoon. Want dat zijn zaken die tevens teken zijn voor andere zaken. Er bestaat een soort tekens dat uitsluitend gebruikt wordt om iets te beduiden, zoals bijvoorbeeld woorden. Niemand gebruikt immers woorden, dan om iets te beduiden. Hierdoor wordt mijn definitie van teken begrijpelijker: het is een zaak die gebruikt wordt om iets anders te beduiden. Hieruit volgt dat ieder teken ook een zaak is. Wat immers geen zaak is, is helemaal niets. Maar niet iedere zaak is ook een teken. Dus, met dit onderscheid tussen zaak en teken in het oog gevat, zal ik wanneer ik over zaken spreek, dit zo doen dat, ook al kunnen sommige gebruikt worden om iets te beduiden, dit mijn indeling, waarin ik eerst de zaken, daarna de tekens behandel, niet verstoort.
We moeten dus goed in het oog houden dat we nu de zaken beschouwen voor wat ze zijn, en niet dat aspect waardoor ze nog iets anders buiten zichzelf kunnen beduiden.
II, 1. Zoals ik aan het begin van mijn verhandeling over zaken heb gesteld, moet men zaken beschouwen voor wat ze zijn, zonder te letten op iets anders dat zij buiten zichzelf beduiden. Maar nu ik het over tekens heb, stel ik dat men niet moet letten op wat ze zijn, maar veeleer op dat waarvoor ze tekens zijn, dat is op dat wat zij beduiden. Een teken is immers een zaak die, buiten de indruk die hij op de zintuigen maakt, bewerkt dat door hem iets anders in gedachte komt.
Wanneer wij bijvoorbeeld een spoor zien, denken we aan het dier dat voorbijgekomen is, en wiens spoor het is. Als we rook zien, begrijpen we dat er vuur onder schuilt. Als we de stem van een levend wezen horen merken we op wat zijn innerlijk beroert. Als de trompet klinkt weten de soldaten dat ze moeten oprukken, terugtrekken of wat er ook van hen in de strijd verwacht wordt.
2. Sommige tekens zijn natuurlijk, andere conventioneel. Natuurlijke tekens zijn die tekens die zonder enige wens of bedoeling om iets te beduiden, bewerken dat wij iets uit hen opmaken buiten de tekens zelf, zoals rook vuur beduidt. Rook beduidt vuur zonder het te willen, maar wij maken er uit op, op grond van waarneming en kennis die op ervaring gegrondvest is, dat er vuur verscholen zit, ook al is de rook alleen zichtbaar. Het spoor van een voorbijgelopen dier hoort eveneens tot deze kategorie. Het gelaat van iemand die boos of verdrietig is beduidt zijn stemming, ook al wil hij niet laten zien dat hij boos of verdrietig is. Zo worden ook andere emoties door het gelaat als index openbaar, ook al is het niet de bedoeling ze te openbaren. Het is echter niet mijn opzet dit soort tekens hier te behandelen. Alleen omdat deze kategorie in mijn indeling voorkomt heb ik hem niet onbesproken kunnen laten. Maar dit moge voldoende zijn.
3. Conventionele tekens zijn tekens die levende wezens elkaar geven om, voor zover mogelijk, te laten zien wat hun innerlijk beweegt, hetzij gevoelens of gedachten, welke dan ook. De enige reden waarom iemand iets wil beduiden, dat is door tekens kenbaar maken, is om uit te drukken en over te brengen op de geest van een ander datgene waar de geest van hem die het teken geeft zich mee bezig houdt. Het is mijn bedoeling de kategorie van deze tekens te behandelen, voor zover ze de mens betreft. Ook de van Godswege gegeven tekens immers, die vervat zijn in de Heilige Schrijft, zijn ons door mensen die ze hebben opgeschreven kenbaar gemaakt.
Ook dieren hebben tekens om hun aandriften