In haar autobiografie schrijft Annie Romein dat Gerard en ik onze rancune verklaren uit onze jeugd. Hierop heb ik geantwoord dat ik mijn ‘rancune’ zo helemaal niet verklaar. Maar er is meer. Wat Annie Romein niet begrijpt is dat je helemaal geen onaangename herinneringen aan je jeugd hoeft te hebben om de rest van je leven gepreoccupeerd te blijven met het geloof van je jeugd. Neem een jonge Duitser die van 1933 tot 1945 in Adolf Hitler geloofde, en al die tijd eigenlijk niet slecht behandeld is door de nazi's. Ook is hij geen getuige geweest van nazimisdaden. Dat tegenstanders, vijanden van het nazisme, van alles over die misdaden beweerden deerde hem even weinig als de bewering dat Lenin au fond een schurftige massamoordenaar was Annie Romein deerde. Maar nu is de oorlog voorbij en die jongen, historicus geworden of een andere bezigheid gekozen hebbend waardoor hij zich beroepsmatig met de Hitlertijd moet bezighouden, komt er achter wat het allemaal werkelijk geweest is - en dan kan het gebeuren dat het feit dat hij Hitler heeft bewonderd en geloofd hem vrij intens gaat bezighouden.
Ik heb altijd een hekel gehad aan en een volstrekt gebrek aan handigheid in het zeggen van dingen met de bedoeling iets anders over te brengen. Een groot deel van het contact tussen mensen bestaat echter uit zulk soort uitlatingen. Bij mij: de noodzaak om wat ik zeg ook ontzettend te menen. Daardoor gebrek aan gewoon menselijk contact, dat bij anderen tot stand komt door geveinsde belangstelling, geveinsde waardering - die overigens veel mensen zeer gemakkelijk afgaat en nauwelijks veinzerij genoemd mag worden. Het is gewone vriendelijkheid, goedhartigheid, warmte of hoe je het noemen wilt. Mensen die daar last mee hebben worden gedwongen tot een enorme omweg. Die omweg is zo groot - het schrijven - dat je nooit aankomt. Je jaagt als eenzame ster door het heelal, hier en daar wel toegejuicht vanwege de toeren die je verricht, maar dat is iets anders.
Het Sukarno-Amin-karakter van Jezus Christus. Dit in verband met die blinde: geen zonde heeft hem blindgemaakt, maar hij is blind gemaakt opdat Gods almacht of iets dergelijks getoond worde. Dit geldt in nog veel sterkere mate voor de God van het Oude Testament, die zich gedraagt zoals de zoeloekoning Ketsjwajo in het boek
Pieter Maritz: een wrede, luimige tiran, die er aardigheid in heeft om volstrekt onschuldige mensen een gruwelijke dood te laten sterven.
Je kunt je afvragen waarom de mensen als ze een god willen vereren die god dan zo'n slecht karakter geven. Zou er nooit een volk bestaan hebben met een god of goden die een goede inborst hadden? Een god die goedhartig, vriendelijk, verdraagzaam, redelijk, menslievend is? Is het de neiging van de mensen om zich over te leveren aan bloeddorstige dictatoren die hen leidt bij het kiezen van hun goden? Er is ook een minder akelige verklaring: men wil een god die almachtig is, en dus verantwoordelijk voor
alles, ook voor wat Adolf Hitler gedaan heeft. Dan moet die god wel een grote boef zijn, want anders zou hij die dingen niet gewild hebben.
Popper: Newton maakte geweldige indruk. Alles wat hij beweerde bleek, als je de proef op de som nam, waar te zijn. Voor de gewone man schiep dat geen probleem. Newton was erg ‘knap’, hij had van alles ontdekt. Veel mensen denken dat je knap wordt door veel boeken van andere mensen te lezen. Of door veel waarnemingen te doen en dan uit die waarnemingen, met behulp van een ‘methode’, conclusies te trekken. Maar enkele slimme jongens, waaronder Emmanuel Kant, die zelf astronoom was, zagen in dat de theorie van Newton niet volgde uit de waarnemingen waarover Newton beschikte. Sommige van zijn beweringen zullen er trouwens wel mee in strijd zijn geweest, vanwege de onnauwkeurigheid van die waarnemingen. Als Newtons theorie uit die waarnemingen zou volgen, dan zou iedereen met een beetje verstand uit die waarnemingen tot die theorie kunnen concluderen. De grote vraag was: hoe is het mogelijk dat Newton nochtans een theorie gevonden heeft die klopt. De fout die men hier maakte was deze, dat men doorging met aan te nemen dat die theorie ergens uit voortkwam.