[315]
Hoe ik bij de krant kwam
J.M.A. Biesheuvel
Het staat me nog levendig voor de geest hoe ik zeven maanden lang werkeloos heb rondgelopen. Het was de verschrikkelijkste tijd uit mijn leven. Dagelijks liep ik honderden malen, als een wilde kat in het zand achter de tralies van een klein hok, de vier kamers van mijn flat op en neer. Ik verveelde me als een rhinoceros in theater Carré. Overal heb ik in die dagen gesolliciteerd. Maar nergens wilde men gebruik van mijn diensten maken. Voor de fabriek was ik te hoog en voor het kantoor te laag geclassificeerd. Als handelsreiziger kon niemand me gebruiken omdat ik niet kan autorijden. Ik raakte langzamerhand geheel uit mijn doen en lag op het laatst als een slappe pudding in het drijfzand van de omstandigheden. Ik had die dagen een nieuw hondehok kunnen bouwen, ik had boeken kunnen lezen, maar ik deed niets! Zeven maanden heb ik gelanterfant, geijsbeerd, gevloekt en in bed gelegen. 's Middags dronk ik jenever in flinke hoeveelheden en dan moet u bedenken dat ik vóór of na die tijd nooit heb gedronken!
Op een middag kwam een oude vriend me opzoeken, het was iemand die overal raad op weet, helaas had ik hem nu in geen jaren gezien. Nou, ik moet toegeven dat hij me in een afschuwelijke toestand aantrof: ik had zojuist de kater geschopt, een schat van een beest maar hij had de hamster van onze logee opgegeten. Normaal zou ik erom gelachen hebben, een nieuwe hamster zijn gaan kopen en kat en hamster verre van elkaar hebben gehouden. Maar nu niet: ik kotste juist, me vastklemmend aan de rand van de wasbak, toen mijn vriend aanbelde.
‘Dat is niets’, zei hij nadat hij een tijdje had rondgekeken en mij aangehoord, ‘jij moet een baantje hebben’. Hij bracht mij naar de redactielokalen van een grote krant, liet de hoofdredacteur roepen en zei tegen hem: ‘Het is toch juist dat u een nieuwe kracht zoekt? Deze man is bij uitstek geschikt om rare en grappige berichten in de krant te schrijven’, terwijl hij dat zei wees hij op mij. Ik? ‘Wat ik zoek’, zei de chef, ‘is iemand die in staat is om echt originele gemengde berichten te schrijven, ik bedoel niet die flauwekul die je soms tegenkomt in Provinciaalse blaadjes, maar stadse Witz, hoe gekker hoe beter. Hier is papier en pen, schrijft u maar’. Ik begon met de moed der wanhoop en schreef binnen tien minuten twee kranteberichten. Ik zette mijn naam onder de artikelen en gaf ze aan de chef die eerst het eerste en daarna het tweede verhaal met blijkbaar voortdurend stijgende verbazing las.
(Eerste bericht)
Jodenkoning gevonden in keukenkast
In Alkmaar heeft men gisteren een heel merkwaardige vondst gedaan. Verschillende huisvrouwen in de stad klaagden de laatste tijd steeds meer over een onverklaarbaar gepiep en gejank uit de keukenkastjes. Mevrouw Staartjes uit de Goyastraat heeft de stoute schoenen aangetrokken en één van de kastjes met een wild gebaar geopend toen het geheimzinnige gekrijs een hoogtepunt begon te bereiken. Ze had niet zo snel licht bij de hand en staarde daardoor in het pikkedonker onder de aanrecht. En wat lag daar tussen de vatekwasten, de dweilen, de bussen Vim en een oude bezem die ze verleden week al weg had willen gooien? De eerst gevonden Nederlandse jodenkoning! Dertien joden in het donker van een keukenkast. De reptielendienst was bijna twee uur na de vondst, (zeven van de joden waren toen al met bijlslagen gedood), ter plekke. De professor, als woordvoerder van de dienst, was, mede namens de universiteit en het instituut waarvoor hij werkte, diep geschokt over het feit dat men de koning zo had beschadigd en toegetakeld. Men heeft de koning vakkundig in een container naar Amsterdam gebracht en op sterk water gezet na ook de nog in leven gebleven vijf rest-