voor hen goed is, is voor dat gezelschap het zelfde als kwaad. In dezelfde orde draagt de mens bij tot het kwaad als hij in zijn gééstelijk leven niet alleen kan zijn.
Ook dat was een reden om te vertrekken, hoewel juist het gevoel van weggaan je permitteert je met anderen in te laten. Het één is een uiting van het ander, zoals het gedrag op de valreep zich in het algemeen uit in de behoefte om sentimentele gedachten over de mensheid te distribueren.
Erg voortvarend ben je, in een nieuwe stad. Aan filosofieën geen gebrek, je kunt alle kanten uit wat intussen je onzekerheid alleen maar vergroot, daarom is het goed een plek te zoeken waar je kunt werken en proberen dat een paar jaar vol te houden. Werk heeft het voordeel dat je na verloop van tijd je filosofieën weg kunt werpen. Maar omdat je doorgaans erg aan je filosofieën bent gehecht, zoek je geen werk dat van je filosofieën een te duidelijke vijand is.
In de grauwe lokaliteiten van het Hoofdkantoor van de ‘Koninklijke’ in Den Haag, bloeide, zoveel jaar geleden, in de hoek waar ik terecht kwam, een spiritueel leven dat een aantal jonge studenten de gelegenheid gaf en de tijd en de middelen over allerlei verschijnselen en bewegingen, inclusief de beweging in zichzelf, diep na te denken en er met elkaar over te filosoferen; daar was merkwaardig veel tijd voor en, op de overal aan de wand bevestigde schoolborden, ruimte genoeg om hun gewaagde en bijna altijd geniale visies aan elkaar kwijt te kunnen.
Ik werd een van hen en kwam te zitten op een kamer die uitzicht gaf op de binnenplaats. Voor iemand die opgegroeid is met de idee dat alle uitzicht in zijn leven zal bestaan uit papier en wat hij daarop leest, is dat een vertrouwd beeld. Ik deelde deze kamer weldra met twee nieuwe collega's die ik Weys en Pratt zal noemen. Weys was musicus geweest.
Een musicus is volgens het systeem dat ik net beschreven heb een stratenmaker als je je die musicus voorstelt als: in café's staande, met gebogen hoofd terwijl hij, tokkelend aan zijn instrument, in heel andere werelden leeft. Zo'n musicus was Jaap Weys voor hij het besluit nam wiskunde te studeren.
Pratt kwam uit Australië, sprak goed Nederlands en wilde een Nederlandse vrouw en zijn leven eindigen in Perth.
We leerden veel. De wiskundestudie moet van alle studies de meest bizarre zijn als je al in de eerste weken leert dat 1 + 1 gelijk aan o kan wezen, dat er lijnen zijn die loodrecht op zichzelf staan, dat e2 π i (d.w.z. e - een getal ter waarde van ongeveer 2,71 - tot een macht die gelijk is aan het product van π (± 3,14) en het imaginaire (dus niet bestaande) getal i, dat pas betekenis krijgt als je het kwadrateert) en dat tweemaal, dat dat allemaal in dat verband, precies gelijk aan 1 is, met al die absurditeiten raak je zo vertrouwd en ze krijgen zo'n legaal bestaan, dat je binnen een jaar een meester bent in het beschrijven van allerlei dingen die niet mogelijk zijn, maar die toch bestaan, omdat je dat net hebt bewezen, d.w.z. je hebt in je denken gebruik gemaakt van een reeks van ijzeren consequenties; na dat jaar heb je het vermogen de wereld te zien als een grote, voze vrucht die voornamelijk bestaat uit ruimtes waar van alles mogelijk is en waar die mogelijkheden dan ook al precies zijn gedefiniëerd; eindeloos diepe spelonken waar niets te zien is, maar waaruit morgen de redenen van je bestaan omhoog zullen komen, zichtbaar zijn en bloeien als een roos, een beeld dat ik nodig heb om aan te geven hoe krachtig het geloof is in de eenheid van belangen die, afzonderlijk bekeken of slechts ten opzichte van elkaar, misschien strijdig zijn. De dag komt dat zulke dingen heel makkelijk zijn uit te leggen en daar gaat het tenslotte om. Op papier zetten, dat is wat wiskunde is.
Zo was vooral ‘x = x’ een formule die wij altijd maar weer op het bord zetten, omdat wij niet klaar waren met ons er over te verbazen: ‘x’ = ‘x’ zou, volgens Weys de wet eigenlijk moeten luiden en ‘w = g’ was een andere formule die volgens de man uit Australië aangaf dat Weys gek was.
Er liepen ook een paar meisjes rond die, evenals wij, ‘studeerden’, maar die minder tijd gegund werd om over het leven na te denken omdat ze tegen de tijd dat ze die zin ontdekt hadden, als gevolg daarvan, de Maatschappij zouden verlaten - wat hun problematiek op voorhand ook weer minder gecompliceerd maakte.
Ik gebruikte ze vooral om ze mijn problematiek uit te leggen, meisjes hebben daar een oor voor, ze steunen je graag, vooral als ze zelf wel een beetje steun kunnen gebruiken; uit de conversatie die we voerden leidde ik af dat vrouwen in het algemeen, net als wij, mannen, behoefte hebben aan duisternis, wat zij dan ‘mystiek’ noemen, of ‘gevoel’ als het hunzelf betreft, maar veel minder de neiging hebben om zelf uit te vinden wat die duisternis betekenen kan. Als ze maar ‘gelukkig’ zijn.
‘x’ betekent x, zo luidt de hoofdwet van de semantiek, een op dat ogenblik nog niet