behoort (in de ogen van de Arabieren) niet meer te bestaan’. Nu zegt het al iets dat hij er niet van kan maken ‘Israël bestaat niet meer’, maar goed. Vervolgens, in plaats van in te gaan op wat ik beweer, stoot hij door naar de diepere achtergronden van mijn betoog.
En passant wijst hij nog even op de irrelevantie van mijn opmerkingen over het ontbreken van gemeenschappelijke biologische kenmerken van de Joden waaraan ik ‘niet minder dan een halve kolom besteed’ (nauwkeurige telling levert op: 18 regels op een kolom van 60 regels). Hij rukt hier mijn opmerkingen uit hun verband. Zij maken namelijk onderdeel uit van een beschouwing over de vraag of de teruggekeerde Joden wel afstammen van de eens verdreven Hebreeërs. Het gaat dus niet om het begrip ras maar om de idee van de terugkeer, niet natuurlijk van de verdrevenen zelf maar van hun afstammelingen. Aangezien in de loop van de geschiedenis grote groepen tot het Jodendom zijn overgegaan (wat onder andere blijkt uit het ontbreken van gemeenschappelijke biologische kenmerken) betreft het hier dus niet meer dezelfde groep. Ik vind het begrip ras natuurlijk ook onzinnig (ook de idee van een terugkeer trouwens, maar daar is dus eigenlijk geen sprake van).
Nu de diepere achtergronden van de zaak. Inderdaad menen de Arabieren dat Israël niet gesticht had moeten worden. Daarvoor is geen onthullende analyse van mijn tien aantekeningen nodig. De Arabieren zien namelijk niet goed waarom dit ten koste van de Palestijnen moest gebeuren. Elke rechtvaardiging van deze daad blijkt, wanneer zij zakelijk en objectief wordt onderzocht, niet te kloppen. De terugkeer is zo'n rechtvaardiging die niet opgaat. Ik had nog als elfde punt toe kunnen voegen dat een Wiedergutmachung ten koste van de Arabieren - zelfs aannemende dat iemand moet boeten voor het lijden van de Joden - onverdedigbaar is omdat de Arabieren altijd de Joden beter hebben behandeld dan welk ander volk ook. Twaalfde punt: Israël is niet eens een substituutoplossing voor het antisemitisme (de eigenlijke oplossing moet in Europa en Amerika worden gezocht). Ik geloof trouwens dat veel mensen die geen enkele sympathie voor het Arabische standpunt hebben toegeven dat de stichting van de Israëlische staat principieel gezien een ongelukkige zaak was, waar in hun ogen niet veel meer aan te doen is.
Als Palestina een leeg land was geweest dan hadden de Arabieren zich natuurlijk evenmin als wie ook bekommerd over de aanvaardbaarheid van de Zionistische argumenten. Maar nu zij - in de eerste plaats de Palestijnen - er het slachtoffer van geworden zijn willen zij graag weten waarom. In 1947, voordat de staat Israël werd uitgeroepen, hebben de Arabische staten al in doodsnood gevraagd het verdelingsplan van Palestina van de VN aan het Internationale Hof van Justitie in Den Haag voor te leggen. Dat is hun geweigerd. Is het een wonder dat zij nog steeds niet inzien waarom, en dat ze moeite hebben met de erkenning van de rechtsgeldigheid van een en ander?
Maar dat is nog wat anders dan de tweefazen-theorie van de Heer de Boer. Evenals de Israëlische die-hards (er zijn gelukkig ook andere, meer vreedzame Israëli's) weigert hij in te zien dat wanneer de Arabieren zich uiteindelijk (blijkens uitspraken van de Egyptenaren en de Syriërs voor de laatste oorlog, en onlangs nog van de Arabische topconferentie in Algiers) neerleggen bij het bestaan van een klein Israël, dat afziet van expansie, dit een grote concessie van hun kant is aan wat we euphemistisch de ‘realiteit’ plegen te noemen. Natuurlijk zijn er nog Arabieren die blijven hopen dat Israël uiteindelijk zal verdwijnen: een zekere mate van irredentisme zal wel blijven bestaan. Maar Israël zal het zelf in de hand hebben om door een verstandige politiek, in de eerste plaats door een goede behandeling van de Arabieren binnen zijn grenzen, dat irredentisme net zo irreëel te doen worden als in Zuid-Tirol of in Oost-Polen. Voetstoots aan te nemen dat de Arabieren minder betrouwbaar zijn dan bijvoorbeeld de Duitsers, die zich nu neer blijken te leggen bij de verdeling van Duitsland (in strijd met het zelfbeschikkingsrecht en met de overeenkomsten tussen de geallieerden), is unfair (of mag ik de Duitsers niet als voorbeeld aanhalen?). De waarschuwing om niet te geraken in een ‘Wir haben es nicht gewusst-situatie’ (term van de heer de Boer), met een duidelijke toespeling op vermeende Arabische plannen voor een tweede Auschwitz, is een insinuatie die ik op mijn beurt in strijd acht met wat mijn geachte opponent op zo vaderlandse wijze ‘fatsoensnormen’ noemt.
J. Brugman