Het is besproken; het blijft mooi weer; en je moet niet aan je zwakte toegeven. Er is ook een kans dat het meisje Allema op het vliegveld komt, dat zou me opfleuren. Een lekkere meid, al doet ze te fanaat over dat vliegen; het type van Miezemuis, maar dan los in het bloesje.
Het blijkt dat juffrouw Allema er niet is. Des te eerder zit ik in een toestel, en klim boven Loosdrecht uit. Eigenlijk blijft dit het kleine werk. Het is jammer dat men niet een straaljager kan huren. Dat zou pas potent zijn. Je zou kunnen zeggen, ik kwam klaar als een straaljager. En de straaljager vloog als een beestmens. Ach, ik pruttel een beetje door de onderste luchtlagen, in dit invalidenwagentje met vleugels.
Nu heb ik niet eens ergens om heen te gaan. Ik kan het best een eindje over het Gooimeer gaan vliegen en over de nieuwe polder, en dan terugsukkelen. Niemand om mee te praten; niemand om tegen te wuiven, want Toos was het blijkbaar vergeten, en nu is ze met Miezemuis naar Amsterdam. Ik was het ook vergeten, maar dat is niet hetzelfde. Eigenlijk heb ik nooit met mensen contact gehad. Wel veel lachen en drinken en neuken met elkaar, maar nooit dat ik dacht, dit is het. Vroeger dacht ik dat het later zou komen. Je moest het leren. Het zou voor mij niet makkelijk zijn, want ik leerde zo slecht; maar ik bleef hopen. Het is nooit gekomen, het warme stille innige wat ik wou. Niemand weet hoe alleen ik ben, en hoe treurig, achter mijn masker van levensgenieter en pretmaker; en het kan ze ook niet schelen.
Maar de pijn is weg. Vliegen is goed voor u. Misschien was hij al eerder weg, ik heb er niet eens meer aan gedacht. Vanavond niet drinken, dat zou verstandig zijn. Wat dan? Contact maken met iemand, zeker. Contact met Hannie van Pluy, dat zou wel wat zijn. Stel je voor dat je contact kreeg en dan geen zin meer had om haar te pakken. Dan heb ik liever zin in pakken. Het is een eigenaardig ding, de mens.
Daar ligt het rijtje bungalows in het doodlopende laantje van Mick en Toos. Tenminste, het is het ene of het andere van die twee laantjes die er ongeveer hetzelfde uitzien, met geelbruine baksteen en verf in de kleur van vloerbeits. De hunne is het verste van de bosrand af. Dat komt uit, daar heb je het oude huis van Mr. Buinen, de Gooise zuurpruim. Dan is de tweede tuin om de hoek die waar Toos had horen te staan wuiven.
Wel zat er iemand in de tuin van Buinen. Zou hij dat zelf zijn, vroeg ik mij af. Ik had hem nooit gezien, alleen vaak over hem gehoord van Mick, die altijd met hem in de clinch lag. Ik had het misschien best met hem kunnen vinden. Bij het vliegen doe je vaak een ontspanning op waardoor van alles mogelijk lijkt. Ik dacht dat zo'n eenzame man op het gras vast blij zou zijn met een gesprek. Wij konden dan bijvoorbeeld tot zaken komen, of uit vliegen gaan, of Mick en Toos opzoeken en een beetje vriendschap en begrip op aarde brengen.
Ik voelde mij zo gezond en treurig en vriendelijk dat ik dacht, ik maak een boog en geef een teken aan die man op het gras. Het is tegen de regels om grappen uit te halen met de wereld beneden, maar je kan niet altijd alles doen zoals het mag. Mensen die zich aan de regels houden zijn koude schaaldieren. Vlug, vlug, dacht ik, anders is hij weg uit die tuin; dan is het daar ook leeg, net als er omheen. Het was erg stil, voor zo'n mooie middag.
In de tuin van Buinen zat de man nog op het gras. Ik schoof een ruitje open en stak mijn arm de koude lucht in. Geen antwoord natuurlijk. Mr. Buinen, of de vriend die op zijn gras zat, kon niet weten dat hij de enige was die ik zag. Hij verwachtte niemand in de lucht; hij dacht waarschijnlijk dat het voor een ander was.
Ik kon dat begrijpen, en toch niet aanvaarden. Ik maakte weer een boog en probeerde het nog eens, duidelijker gericht op die ene tuin. Een antwoord kwam er weer niet; wel een reactie. De man op het gras stond op en liep haastig naar binnen. Tenminste, het leek mij dat hij hard liep. Misschien had hij diarree, of ging de telefoon.
Weer geen contact dus. Er kwam een witte wolk voor de zon, en ik bleef eenzaam in de lucht. Ik had geen zin meer in het Gooimeer; ik dacht ik ga terug. Het leven loopt toch nooit lekker vol, het wordt nooit vriendelijk en aardig. Wel begreep ik dat je zo'n man op het gras moet begrijpen. Hij zit daar rustig op zijn vrije middag, hij denkt wat moet ik met die druktemaker in de lucht, ik kan zijn gezicht niet eens zien.
Nee, dat begrijp ik wel, Mr. Buinen, of hoe je heette die daar op het gras zat. Ik vroeg teveel, dat weet ik wel. Ik vraag altijd teveel. Misschien ben jij toch ook een beetje een klootzak? Wie is dat niet, zal je zeggen. Daar heb je ook gelijk in. Als ik er over nadenk word ik er somber van; dan neem ik 's avonds een borreltje, daarna gaat het weer beter.
Gelukkig is het alweer bijna avond. Ik wou alleen even laten weten dat ik het vriendschappelijk bedoelde vanmiddag, en heb de eer te zijn, hoogachtend
Een vliegenier die het goed met u meent.