Hollands Maandblad. Jaargang 1973 (302-313)
(1973)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Nogmaals de Ooievaar
| |
[pagina 17]
| |
kunnen werken. Als nu de Ooievaar met de verlossende pakketten komt aanvliegen, direct ‘op de vrouw af’, schrikt men van dit symbool van overbevolking. Behalve de rem van maximaal 2 kinderen, die ik voorstelde, zou men ook kunnen overwegen het honorarium onder een zekere leeftijd lager te stellen of aan een beroepsverzorger uit te reiken, of beter: voor het recht op dit O.-honorarium een diploma te eisen... nee, niet alleen wat huishoudelijke vaardigheden betreft (daar moeten ook jongens zich in bekwamen), maar voor een beroep naar keuze, zodat de moeder te allen tijde, net als de man, haar plaats in de maatschappij kan innemen. Is er een reden waarom vrouwen zonder kinderen onder curatele van een man ‘onder de - keuken - pannen’ terecht moeten komen? De maatschappij behoort haar parasieten niet op sexe te selecteren... Andere reacties vond ik merkwaardiger: een academisch gevormde VVD-er schreef: ‘ik wens mij te distanciëren van deze huwelijksontwrichtende propaganda’, terwijl een wetenschappelijk ambtenaar zei: ‘ik ben niet geïnteresseerd omdat ik 't niet zo zie zitten met het huwelijk’. Nu is de eerste een klassieke scheve-schaatsenrijdende echtgenoot en de tweede een onafhankelijke progressieve vrouw. Ik meen dat mijn Ooievaar iedereen vrij laat in de vorm waarin men wenst samen te leven. Door de moeder (gehuwd of niet) het geld in handen te geven kan zij het verzorgende werk desgewenst aan anderen delegeren, iets wat zich nu alleen welgestelden kunnen permitteren. Ik verwacht dat het bovendien makkelijker zal zijn een goed getrainde kracht voor dit belangrijke werk te krijgen (zowel mannelijke als vrouwelijke) wanneer het behoorlijk betaald wordt en (daardoor) meer aanzien krijgt. Overigens: voorzover ik heb kunnen merken heeft iedereen, ook economen en strijdlustige emancipatrices, gelaten opgemerkt dat ‘het plannetje van een of andere mevrouw’ niet door kon gaan omdat ‘de deskundige Professor Pen zélf’ berekende dat het te duur zou worden. (Vogelmishandeling HM 1972/298). Volgens hem zou 80% van ons gemiddeld inkomen belastbaar worden (incl. sociale premies); van de resterende 20% kan men niet rondkomen. Ook Prof. Dessaur zei: ‘Mevrouw, weet U wel dat economie hèèèèl moeilijk is?’ Alleen Prof. J. Tinbergen zag de fout en nam de moeite in een brief te wijzen op de formule die toegepast zou kunnen worden wanneer het huishoudelijk en opvoedend werk ‘gemonetiseerd’ zou worden (analoog aan agrarische-producten-voor-eigen-gebruik in ontwikkelingslanden). Het bedrag dat voor die 2 miljoen moeders opgebracht moet worden (gesteld op 40 miljard) moet dan ook bij het Bruto Nationaal Inkomen worden opgeteld. Dankzij deze brief kwam Pen (nogmaals haastig rekenend) op 66%. Met iets meer geduld komt dit sommetje evenwel neer op 60%. Dan zal die resterende 40% (gemiddeld!) ook werkelijk individueel besteedbaar zijn! Dus niet nog weer gedeeld moeten worden met het gezin, zoals nu wél het geval is. Dit laatste werd nogal eens over het hoofd gezien. Voor zo'n 12,5% extra (60% i.p.v. 48% voor 1972) zal iedere belastingbetaler als vrijgezel worden aangeslagen. Of hij nu samen met z'n gezin een huisje-tuintje heeft, dan wel in een commune of solitair (dat is meestal duurder) door het leven gaat. Dit geldt dus evengoed voor de ontvanger van het O.-honorarium. Wie nu klaagt over de AOW-premie vreest de voordelen niet meer te beleven. Je eigen jeugd heb je er evenwel zeker op zitten; het is daarom terecht om achteraf de kosten voor onderhoud en verzorging van één kind (eigen of buurkind) via de belasting te betalen. ‘Via dezelfde tijds-coördinaat in omgekeerde richting als de AOW-heffing’, zoals Pen spits opmerkte bij ons tweede (en laatste) onderhoud over dit thema, vóórdat hij voorstelde te schrijven voor het HM. Met dit stukje wil ik de kans waarnemen de rekenfout, die de Ooievaar de grond inboorde, recht te zetten. Andere bedenkingen die meer in het psychologisch-sociale vlak liggen, kunnen beter punt voor punt uitvoerig elders worden behandeld. Wat de discussie over feminisme betreft, wil ik dit nog zeggen: De Vrouwen Advies Commissies voor de Woningbouw (VAC), acht ik niet zozeer van belang vanwege die V, maar vanwege de inspraak van mensen die geacht worden voornamelijk binnenshuis te werken en als zodanig deskundig te zijn. Het zouden evengoed mannen kunnen zijn (b.v. architecten die een behoorlijke stage in de huishouding hebben volbracht). Ditzelfde geldt ook in de politiek. Vrouwen die pas komen meedoen met dit ‘mannelijke knikkerspel’, barsten soms in huilen uit. Misschien moet er wel meer gehuild worden, gezien dit miserabele, vaak wrede spel met verstrekkende gevolgen. Mogelijk zal blijken dat eigenlijk méér mannen dan vrouwen zouden willen huilen. Of dat zowel de meeste vrouwen als mannen het huilen grondig verleerd zijn. |
|