Hollands Maandblad. Jaargang 1973 (302-313)
(1973)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Meisjes doen dat niet
| |
[pagina 25]
| |
gezegd, wordt er uit andere vaatjes getapt. Het interesseert ons niet meer zozeer of, hoe en in welke mate masculinisten (of dat nu mannen als Lionel Tiger of Jan van Dijk zijn, of gehersenspoelde vrouwen als Corinne Hutt) vinden dat wij in het sociale en culturele leven mogen/moeten/kunnen participeren, wij zijn het zelf die zullen uitmaken: (a) hoe de sociaal-economische machts- en rolverdeling zal zijn, (b) wat wij onder humane cultuur zullen verstaan, (c) wat wij acceptabele wetenschappelijke redeneringen vinden en wat door het masculinisme gekleurde, onder de vlag van wetenschap verkochte, tendentieuze praat.
De essentie van Van Dijk's betoog is als volgt: ‘Het sociologisme wat het feminisme (inderdaad) kenmerkt, heeft zijn aanhangers tot dusver belet kennis te nemen van onweerlegbare biologische bevindingen over de fysiologische, c.q. endocrinologische verschillen tussen de sexen. De maatschappij en de cultuur waarin wij leven is een product van mannen. De eisen die daar worden gesteld zijn aangepast aan de manlijke biopsychische conditie. “Binnen deze maatschappij zijn vrouwen, wanneer ze een-maal mogen meedoen, de geboren verliezers”. (Men lette op mogen). “De gelijkheidsideologie frustreert de politiek-theoretische ontwikkeling in de vrouwenbeweging. (...) Ten gevolge van deze ideologie zullen veel vrouwen bepaalde mislukkingen die in feite aan de biologische handicap zijn te wijten, als individuele mislukking interpreteren. (...) de gelijkheidsideologie (werkt) juist persoonlijke insufficiëntiegevoelens in de hand”. (Men lette op biologische handicap)’. Voorts beweert Van Dijk achtereenvolgens dat manlijke en vrouwelijke biopsychische eigenschappen wel een overlap vertonen (waar de sociologisten in de feministische beweging graag op doordrammen), maar dat de gemiddelden van deze normaal verdeelde eigenschappen niet boven die overlap liggen. De meeste vrouwen scoren op de belangrijke biopsychische eigenschappen wel degelijk anders dan de meeste mannen. Volgens Van Dijk zien de curven voor de biopsychische eigenschappen er dus bijvoorbeeld zo uit:Even tevoren heeft hij echter medegedeeld dat voor de belangrijke biopsychische eigenschap intelligentie de gemiddelden wèl ongeveer gelijk liggen voor de beide sexen, maar dat de mannen een grotere absolute spreiding vertonen op dit attribuut. Dan zien de curven er dus bijvoorbeeld zo uit: In het geval van de biopsychische eigenschap intelligentie is er dus wèl een zeer grote overlap. Als wij nu eens niet naar één biopsychische eigenschap zouden kijken, maar naar een aantal van de belangrijkste tegelijk en tevens naar hun onderlinge interactie, dan schieten wij met het tweedimensionale curvemodel van Van Dijk (en Corinne Hutt) niet zo veel op. De contradictie waar Van Dijk's model toe leidt (normale curven met weinig overlap, verschillende gemiddelden en tòch voor de mannen een grotere spreiding op belangrijke eigenschappen) vervalt als wij een driedimensionaal model zouden gebruiken. Dan zouden de scores op de biopsychische eigenschappen als tropenhelmen in elkaar passen, en verschillen hier en daar tussen de sexen zouden elkaar opheffen.Ga naar voetnoot1) In feite volgt Van Dijk in grote lijnen de redeneringen van Hutt in haar op zichzelf interessante overzichtsboekje van biopsychologisch onderzoek naar sexespecifiek gedrag.Ga naar voetnoot2) Het boekje is, net als het artikel van Van Dijk, een voor het masculinisme | |
[pagina 26]
| |
karakteristieke vermenging van feiten en ideologische interpretatie. Hutt's beschrijving van de prenatale sexedifferentiatie bijvoorbeeld is een feit, maar haar haast ongemerkt daaraan toegevoegde masculinistische waardering vervormt het tot een pseudofeit. Zij beschrijft hoe alle mensen in de prenatale fase vrouwen zijn, maar hoe, door androgenisatie in een kritieke fase, sommige mensen mannen worden. Manlijke gonaden maken niet alleen de sexuele organen, maar ook de organisatie van de hersenen manlijk. De aanwezigheid van manlijke gonaden maakt dat de vrouwelijke basisstructuur die alle mensen in eerste aanleg gemeen hebben als het ware wordt toegedekt. Als de androgenisatie in de kritieke prenatale periode uitblijft, blijft de mens een vrouw. Tot zover hebben wij te maken met biologische feiten. Op subtiele wijze transformeert Hutt deze evenwel tot pseudofeiten door tussengevoegde kwalificaties van het biologische gebeuren. ‘It is male differentiation which is actively organized by the androgenic hormones; female differentiation occurs by default as it were’. (p. 17/18). (Men lette op default. Op even goede gronden kan men beweren dat de androgenisatie een ‘teveel’ inhoudt wat de manlijke mensheid tot de potentieel van moord- en vernietigingsdrift bezeten sexe maakt.) Verderop heeft Hutt het over ‘a more potent role for the testicular hormone’ (p. 41), wederom een vorm van tendentieuze beeldspraak. Bijvoorbeeld dekt bij voor oogkleur heterozygote mensen de bruine oogkleur de blauwe oogkleur toe. Ik heb echter nog nooit in een geneticaboek gelezen dat het gen voor de bruine oogkleur ‘meer potent’ zou zijn (of meer machtig, invloedrijk, sterk, krachtig). Op p. 62 van haar boekje deelt Hutt mede ‘...that the critical factor in the organization of the brain and neural structures is the testicular hormone, since, in its absence, a female is the inevitable result. In other words, masculine differentiation is an active process, female differentiation a passive one’. Hoe wonderlijk deze terminologie is, merkt men weer bij terugvertaling naar de oogkleur: ‘Met andere woorden: het ontstaan van een bruine oogkleur is een actief proces, het ontstaan van blauwe oogkleur een passief proces, dat alleen plaats vindt als het gen voor bruine oogkleur ontbreekt’. Je kunt zo over oogkleur praten, alleen doet niemand het. Nu is er ook nog een geleerde luisterende naar de naam Robert Goy, die door Hutt met instemming wordt geciteerd. Volgens Goy zijn ‘manlijke’ (eventueel homosexuele) vrouwen het gevolg van een androgenisatie van de prenatale hersenen, nadat | |
[pagina 27]
| |
de vrouwelijke genitaliën al zijn gevormd. (De sexe-differentiatie van de hersenen vindt nl. plaats na de voltooiing van de sexedifferentiatie van de voortplantingsorganen). Op deze grond komen biologen er altijd uit: ‘Vrouwen zijn niet alleen genitaal en makroanatomisch, maar ook wat de organisatie en wijze van functioneren van hun hersenen betreft anders dan mannen. (Vrouwen hebben nl. een cyclisch bewustzijn, mannen een lineair, constant bewustzijn). Mannen doen bepaalde dingen in de samenleving meer dan vrouwen (regeren; leiding geven; uitvinden, etc.). Als vrouwen zulke dingen toch ook (willen) doen, komt dat doordat hun hersenen prenataal zijn geandrogeniseerd’. En dan, bij de goedwillenden zoals Van Dijk, komt dan nog de ethische toegift: ‘Laten wij vrouwen helpen hun specifieke gaven te ontplooien. Aangezien zij minder agressief en competitief zijn dan mannen, zullen wij daartoe speciale beschermende en steunende maatregelen voor hen moeten nemen’. De fout in dit soort redenaties is de volgende: Ook al is het waar dat vrouwen en mannen biopsychisch verschillen (gemiddeld) als men hen laat scoren op een aantal belangrijk geachte attributen, en zelfs als de verschillen in diverse attributen en hun onderlinge interactie elkaar niet zouden opheffen, dan nog is het niet gezegd dat mannen daarom de sterkere, begaafdere, beter voor het sociale en culturele leven toegeruste sexe zouden zijn, zonder wier hulp en steun wij nooit uit onze onderdrukte positie zouden komen. Deze gedachtengang berust op een aan de masculinistische cultuur ontleende interpretatie van op zichzelf neutrale biopsychische feiten, met name een overwaardering van de masculiene agressie voor sociaal en cultureel succes. Het blijkt namelijk uit ruim dertig eeuwen cultuurgeschiedenis dat mannen (die vrouwen met het teveel aan androgenen in een kritieke fase van hun prenatale bestaan) buitengewoon ongeschikt zijn voor het beheer van het sociaal-economische en culturele leven. De door de teveel-geandrogeniseerde-vrouwen gedomineerde geschiedenis is één keten van oorlogen en andere moordpartijen, terreur, onderdrukking, uitbuiting, discriminatie, milieuverwoesting en -vernietiging. Het is typerend dat de masculinistische politieke stelsels, of die nu kapitalisme heten of marxisme, uiteindelijk toch altijd tot terreur leiden. Wat er moet gebeuren, en waar vrouwen over de hele wereld mee bezig zijn, is het vervangen van hun teveel geandrogeniseerde zusters (de zogenaamde mannen) op de sleutelposities van de samenleving. Zij willen dat echter doen niet op de condities van die teveel geandrogeniseerden, maar op hun eigen culturele condities, die condities zijn van creativiteit, saamhorigheid en respect voor het menselijke leven en de natuur. Daarbij willen zij zelf bepalen, zoals het mensen betaamt, op welk gebied van het sociale leven en de cultuur zij hun energie willen inzetten. (Het gedrag van wolapen en kruisspinnen interesseert hun daarbij bijzonder weinig). Dat kan zijn als ingenieur in Sovjet-Rusland (zouden de vele vrouwelijke ingenieurs daar allemaal prenataal wat hun hersens betreft geandrogeniseerd zijn?) of als kunstenaar in het vrije westen. Zeker zijn zij niet langer bereid zich volgens masculinistische kriteria te laten kategoriseren en in een secundaire rol te laten duwen. De kreet ‘meisjes doen dat niet’ wordt tegenwoordig van moeders noch mannen geaccepteerd. Op het moment dat in de hele wereld grote groepen niet overmatig geandrogeniseerde vrouwen het besluit nemen de teveel geandrogeniseerden in het mensengeslacht niet langer als legitieme regerings- en bestuursfunctionarissen, rechters en zedemeesters te erkennen, zullen de laatsten wellicht opmerken dat er genetische mutaties aan de gang moeten zijn. Zij kunnen daar dan wat ons betreft dertig eeuwen in keuken en boudoir over verder speculeren, onderlinge dominantie- en terreursystemen bedenken, en wat er verder in hun getestosteroniseerde hersentjes opkomt. Ondertussen zullen wij, met Haar hulp, de aarde beheren. |
|