Hollands Maandblad. Jaargang 1973 (302-313)
(1973)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||
1.Ik trap een open deur in als ik de kloven signaleer tussen schrijver en beschreven objekt, tussen beschreven objekt en termen van beschrijving, tussen schrijver en geschrevene, tussen lezer en beschreven objekt. Zo'n klovenstelsel bewerkt helemaal een toestand van vervreemding als twee van deze kategorieën feitelijk samenvallen, maar juist door de termen van beschrijving worden uiteengerukt. Zoiets kan zich voordoen als schrijver en objekt dezelfde zijn (in de autobiografie dus), of - en daar gaat het hier nu verder om - als beschrevene en lezer dezelfde zijn. Dat laatste doet zich voor in lektuur die opwekt tot een vorm van revolutie: zij voor wie een beter bestaan wordt bevochten, zijn tegelijk degenen die men met deze lektuur bewust tracht te maken, en van wie men hoopt dat ze die lezen. De gesignaleerde kloof is al in kaart gebracht gebied bij bepaalde socialistische auteurs. Veel fundamenteler en veel pijnlijker openbaart ze zich bij de fundamenteelste van alle revoluties: die van de vrouwen. Ten aanzien van de overvloed aan boeken en artikelen over vrouwenbevrijding blijkt te gelden: ‘ze kunnen het vaak zo mooi onder woorden brengen, maar toch zijn de problemen daar niet mee opgelost’. De lezers die gelijktijdig het te missioneren en in opstand te brengen gebied vormen, kijken voor het grootste deel tegen ‘dat gedoe’ aan met gevoelens van verbazing, vervreemding en irritatie. Daar zijn al wel redenen voor aangevoerd, meestal uit de maatschappij-kritiese hoek, die ik hier niet ga aanhalen. Ik voeg daaraan enkel mijn reden toe, ter leringe en vermaak. En blijf zelfs daarbij nog sceptisch. Bij mijn uiteenzetting haak ik in op het betoog van Jan van Dijk in Hollands Maandblad 1973, 308/09: Wetenschap, feminisme en wetenschappelijk feminisme, vooral deel 3. Door me met bepaalde onderdelen daarvan eens te verklaren, bedoel ik niet het artikel in zijn geheel te onderschrijven. Van Dijk oppert in deel 3 van zijn betoog dat sociale systemen die voor vrouwen ongunstig zijn, aan de kaak gesteld moeten worden. ‘Het bekritiseren van dergelijke systemen is een noodzakelijke voorwaarde voor de emancipatie van de vrouw’ (blz. 9). Zo'n sociaal systeem is - Van Dijk noemt het niet - het medium waarin we de vrouwenemancipatie willen verbreiden: de taalvorm. En daarmee bedoel ik niet de door goedwillende oudere feministes uitentreure aangehaalde diskriminaties die opgesloten zitten in spreekwoorden als ‘met melk meer mans’. Die vormen maar een randverschijnsel. Waar het mij in dit artikel om gaat is de vorm waarin de boodschap aan de vrouwen wordt overgebracht: die van het betoog, en in mindere mate die van de roman in de vrouwenemancipatie. Het medium, de taalvorm en het (kultureelmaatschappelijk bepaald) denken zijn nauw met elkaar verbonden, bijna in termen van ‘wie was er eerder, de kip of het ei?’ Sommige socialistische auteurs beklagen zich erover dat hun alleen een besmet medium ter beschikking staat: taalvormen die alleen bestaan dankzij de kapitalistische maatschappijvorm en kultuur die ze kreëerde, taalvormen die dan ook alleen begrepen en gekonsumeerd kunnen worden door de bevoorrechte klassen. De arbeidersklasse, waar de politieke bewogenheid van genoemde auteurs naar reikt, staat er vreemd tegenover. In plaats van de klasseindeling met hun literatuur te doorbreken, verscherpen ze die er nog mee. Op een vergelijkbaar parallelvlak doet zich zo'n proces ook voor bij het schrijven voor/over de te bevrijden vrouwelijke sekse. Om vanuit vrouwelijke optiek de be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||
smetting van het medium te analiseren, is een stormloop nodig op alle door datzelfde medium in stand gehouden konditioneringen. Die omvatten denkwijzen en waardeschalen die ons op psychologische, sociologische, ekonomische enz. enz. nivo's zijn ingeslepen, en dat al vanaf het unieke moment waarin het strikje van het kaartje dat onze geboorte trots meldde, onverbiddelijk rose of blauw was gekleurd. | |||||||||||||||||||||
2.Schrijven over de vrouwenvermenselijking, op welk nivo dan ook, gaat gepaard met diepe, maar geheimgehouden emoties. Objekt en subjekt zijn bij het schrijfproces meestal één. Het tema van de studie is tegelijk objektief en subjektief. Dat zou zijn grote kracht moeten uitmaken, ware het niet dat een studie niet subjektief mag zijn. De eis dat een studie objektief moet zijn, logisch kontroleerbaar, dat waardeoordelen en andere uitingen van persoonlijke betrokkenheid taboe zijn, schept een kunstmatige kloof die in revolutionaire lektuur vervreemding veroorzaakt. Ik verdenk er mijzelf en anderen die regelmatig zorgen voor leesvoer op de vrouwenemancipatiemarkt, in sterke mate van dat we dat taboe maar al te graag handhaven. Het behandelen van ‘het vrouwenprobleem’ in onpersoonlijke en zo objektiverend mogelijke taalvorm, is een ontkenning van onze eigen konkrete persoonlijke betrokkenheid erbij, van de emoties die dat probleem steeds weer in onszelf oproept, onze gêne ervoor, onze aangeleerde angst en schaamte voor emoties in onszelf, onze paniek als we zien dat anderen die ook hebben en tonen. Keep it cool, objektiveer het, dat is alleszins veiliger, misschien. Schrijvers over dit tema zitten dan nog met de ekstra moeilijkheid dat ze de vrouw graag tot volwaardig lid van de maatschappij willen maken. Zowel voor zichzelf als voor de te beleren massa vinden ze dat ze mee moeten doen op de kondities die maatschappelijk vastliggen, om vooral toch maar weer niet teruggewezen te worden naar de tweede-rangsplaats. Een geëmancipeerde vrouw schrijft zakelijk, objektief en onpersoonlijk:
In wezen valt de geëmancipeerde vrouw die zo over vrouwenemancipatie schrijft, in dezelfde valkuil waarin volgens Van Dijk | |||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||
de vrouw in de politiek terecht komt als ze meespeelt op de bestaande kondities. ‘Aan (Joke) Kool's gemotiveerde weigering om nog langer politiek te bedrijven binnen de bestaande politieke systemen, (had) de vrouwenbeweging verstrekkende conclusies moeten verbinden’ (blz. 9). Nog verdergaande konklusies zouden schrijvers binnen de vrouwenemancipatie moeten trekken ten aanzien van de ontoereikendheid van hun medium, het taalsysteem waarbinnen ze moeten werken. Je kunt je niet ter verontschuldiging beroepen op de algemeengeldigheid van de heersende schrijftradities. Dan blijf je aan de oppervlakte. Het zit dieper. Het betoog waar we gebruik van maken (de roman trouwens ook, maar in mindere mate, als verspreider van ideeën, ideeënroman) dankt zijn monopoliepositie binnen de schriftelijke overtuigingsvormen aan een paar kwaliteiten die het - hoe kan het anders - gemeen heeft met de heersende maatschappelijke gedragspatronen: autoritair en agressief gedrag, abstraksie, kompetitiedrang op technisch nivo, en het heenlopen over de gewone individuele kleine vrouw. (Vergelijk hiermee de ‘mannelijke’ eigenschappen die Van Dijk ontleent aan Corinne Hutt: Males and Females).
Autoritair en agressief gedrag is aan een ideeënroman, aan elke roman en aan elk verhaal trouwens, al heel makkelijk te demonstreren. Auteur en lezer verhouden zich daar als stuurder en bestuurde. Geabsorbeerd door het pakkende van het verhaal is de lezer totaal niet in staat om op enigerlei wijze aktief te worden. Een fraaie literaire aankleding verzwakt zijn aktievere vermogens nog eens ekstra. Tegenover het gebodene staat hij weerloos. De suksesvolste auteur is diegene die de lezer het weerlooste meesleept. Deze verhouding is een vastgelegd rolpatroon: de lezer wil meegesleept worden en de auteur moet meeslepend zijn. De houding waarmee een lezer aan een roman begint, is een totaal andere dan die waarmee hij zijn krant leest of zijn verzekeringspolis. Het is beslist geen kritische houding. De gewone lezer leest zijn roman lang-uit. Vandaar dat bepaalde linksgerichte auteurs die hun lezer krities willen omvormen, afstand doen van het gangbare vertelprincipe en overgaan op eksperimentelere taalvormen zoals het montageprincipe (ik zeg hiermee niet dat hun opzet lùkt). Zij willen de lezer niet willoos maken onder de literaire hypnose van het verhaal, maar ze nemen hem, door hun gewijzigde vertelinstelling, ernstig als tegenstander in de diskussie. Ze proberen hem te prikkelen, op te schrikken, te dwingen om zelf verbanden te leggen, tot stellingname | |||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||
te dwingen. Misschien kunnen auteurs van vrouwenemancipatieromans hier verband zien.
Het betogend artikel prikkelt - in tegenstelling tot de traditionele ideeënroman - sommige lezers wel tot kritiek. Maar dat is dan een neveneffekt, de hoofddoelstelling van een betoog is: overtuigen. In wezen is het ook autoritair en agressief. En dat kan het zijn via twee eigenschappen: het is lineair en ééndimensionaal. Lineair: je bouwt het op in een vorm waarvan je hoopt dat de lezer er geen dwarslijnen in gaat brengen, een vorm die tegenwerpingen zoveel mogelijk voorkomt en uitsluit. Je zet, om een stijgende lijn te krijgen, je argumenten in een volgorde na elkaar waarvan je verwacht dat ze bij je publiek het dwingendste in zullen werken. Je probeert toe te werken naar een effekt waarbij de lezer aan het slot ja zegt tegen je konklusie. Soms roep je de steun in van sterke getuigen: autoriteiten in het behandelde onderwerp, die je in citaten en voetnoten aanhaalt. En die citaten en voetnoten zet je dan weer op strategisch juiste plaatsen, zodat ze maksimaal in de lijn van je betoog passen. Eén-dimensionaal: je neemt een bepaald onderwerp, bakent dat af en licht het daardoor uit zijn bestaanskontekst. Stel: je behandelt de psychiatrische mishandeling van de vrouw (een van de lievelingsonderwerpen uit de Vrouwenkrant). Geen mens is in staat om binnen het kader van een betogend artikel van pakweg 6 à 8 bladzijdes recht te doen aan alle facetten die niet rechtstreeks met het onderwerp samenhangen. Veel facetten die desondanks het onderwerp feitelijk beïnvloeden (b.v. de ekonomische struktuur van onze samenleving), moeten buiten beschouwing blijven. En zeker de facetten die in tegenspraak zijn met het betoog (b.v. de psychiatrische koestering van de vrouw) worden eruitgelaten. Zelfs al zou een schrijver de tegensprekende en de zijdelingse facetten er toch eerlijkheidshalve in willen betrekken, dan zou hij het nog niet kunnen: de lezer zou er de draad door verliezen, het betoog zou niet meer overzichtelijk zijn. Je mág een lezer de draad niet laten verliezen, je moet hem die goed laten vasthouden. Het lineaire en ééndimensionale wezen van het betogend artikel maken zijn autoriteit en agressie uit: de schrijver bewerkt daarmee dat de lezer zoveel mogelijk onder zijn belerende invloed komt. Hij voorkomt daarmee zoveel mogelijk tegenwerpingen. De schrijver denkt zijn kudde voor en zij denken hem na, hoopt hij.
Kompetitiedwang (het spel dat ‘oorlogje’ heet) op het technische vlak is veel meer een karaktertrek van het betoog dan van het veel individualistischer genre, de roman. Bij het betoog dreigt de beheersing van de techniek soms te gaan ten koste van de zaak zelf. Stel dat mevrouw X en mevrouw Y een artikel over hetzelfde onderwerp schrijven en mevrouw X beheerst de techniek van argumenteren en de stilistische foefjes duidelijk beter dan mevrouw Y. Als ze hetzelfde standpunt innemen, dan vullen ze elkaar aan en het enige gevolg is dat mevrouw X meer bijval krijgt dan mevrouw Y. Maar als ze er verschillend over denken, dan wint ongetwijfeld mevrouw X het, ongeacht of haar standpunt het juiste is of niet. Mevrouw Y, hoezeer ze ook gelijk heeft, houdt alleen een machteloos gevoel over voor haar moeite. We zijn er nu eenmaal in opgevoed onze argumenten ‘kracht bij te zetten’. Het autoritaire gedrag en het kompetitiekarakter horen bij de ‘agressieve verkoopmetode’ van de genoemde taalvorm.
Door het abstraherende, beschouwende, onpersoonlijke, objektieve karakter loopt het betoog heen over de individuele kleine vrouw. We praten over haar als over de vrouw, net zoals we het hebben over de koe in de biologieles. De vrouw moet uit haar ketenen worden bevrijd, de man moet gekastreerd worden wegens zijn seksefascisme. De Dolle Mina's in hun marxistische ontwikkeling stelden de zaak al iets genuanceerder door te zeggen dat binnen iedere klasse de vrouw wordt onderdrukt op een aparte manier. Maar zelfs dan. De hele vrouw-manverhouding is zo ingewikkeld en subtiel, dat ik me werkelijk afvraag hoe wij het in onze betogen zo ongenuanceerd durven hebben over de onderdrukking van de vrouw. Met het abstraheren vergroten we alleen maar de kloof tussen de gewone kleine vrouw en onze oproep tot de revolutie. Ze herkent er zich niet in. In feite lopen we met elk briljant artikel over vrouwenverzet en vrouwenbevrijding over haar heen, tot onze eigen eer en glorie.
Het voorafgaande even samenvattend om dadelijk beter te kunnen springen: de vervreemdende kloof tussen te vrouw als tema van vrouwenverzetslektuur en de vrouw die erdoor in verzet zou moeten komen, wordt m.i. vooral veroorzaakt door het karakter van de taalvorm waarin die lektuur wordt aangeboden: het betoog en in mindere mate | |||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||
de ideeënroman. Het zijn taalvormen waarin bepaalde gedragsstrukturen van deze maatschappij sterk naar voren komen: autoritair en agressief gedrag, kompetitiedrang, het heenlopen over de gewone kleine vrouw. Het is dan ook geen wonder dat juist deze taalvormen de enige zijn die in onze maatschappijbehoudende onderwijssystemen worden onderwezen. Daar leert het kind eerst een goed verhalend opstel te schrijven, zoals dat heet, en daarna een goedgebouwd beschouwend opstel. Binnen een kritische opstelling echter horen ze minder goed thuis, of dat nu een anti-autoritaire opvoeding is of het feminisme. Binnen dat laatste waarin de bijna religieuze mening heerst dat iedere vrouw fundamenteel gelijk is aan de andere, zou het overbluffende en intimiderende karakter van deze taalvormen eigenlijk al lang aan de kaak gesteld moeten zijn. Maar zelfs als je er - omdat je reëel wilt blijven - niet buiten kunt te konstateren dat er nu eenmaal mensen zijn die de dingen al een beetje weten en andere die nog op weg zijn, dan zou het betogende artikel, de meeslepende roman niet de enige manier van kennisoverdracht mogen zijn. En beslist niet de hoofdvorm: autoritaire, agressieve, oorlogjesachtige, depersonaliserende opvoeding is niet alleen af te keuren als het om kinderen gaat. Bij vrouwen is zo'n benadering in ieder geval in grote mate mislukt. Gezocht moet dus worden naar vormen die antilineair zijn, veeldimensionaal en die liefst zoveel eigenschappen missen die ik hiervoor opnoemde. | |||||||||||||||||||||
3.We zullen dus met de omvorming van ons medium moeten gaan eksperimenteren om de kloof te dichten. We zullen onszelf die gewend zijn om vooral het betoog te zien als de manier om onze overtuiging over te brengen, moeten laten inzien dat het maar een manier is en niet eens de allerbeste. We zullen andere moeten uitproberen. Maar door de monopoliepositie van die ene (of twee als we de ideeënroman erbij betrekken) zal het aandragen van eksperimentele vormen altijd op weerstanden stuiten en aangevoeld worden als een bedreiging. Taaleksperimenten bestaan wel maar het allerminste op het gebied van de romanvorm, en helemaal niet op die van het betoog. Dat hangt denk ik, samen met het feit, dat juist deze vormen vervoermiddelen zijn van oordelen en vooroordelen, bewustzijn en bewustmaking. Zij kunnen als een van de weinige kunstvormen een denkwijze verspreiden, een mentaliteit. Met deze vormen eksperimenteren kan daarom misschien gevaarlijk worden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||
Op het gebied van de beeldende kunsten daarentegen juicht men eksperimenten toe. Dat is niet merkwaardig: beeldende kunsten, muziek e.d. bewegen zich meer op associatief nivo dan op het rationele (waar oordelen en waardeoordelen leven), en bovendien: zij dragen een luxe karakter. Zij overtuigen niet, maar zij vermaken (grof gesteld). Hun wezen is minder politiek. Daarom is daarmee eksperimenteren in het geheel niet of weinig bedreigend.
Laten we beginnen. Aan de linkerkant van mijn blad zet ik de gewraakte eigenschappen van het taalvormsysteem dat we tot nu toe gebruikten; aan de rechterkant de tegenhangers ervan, de kandidaateigenschappen voor een medium zoals dat misschien zou moeten worden om meer sukses te hebben voor onze doeleinden:
Ik bekijk mijn rijtje. Denkend dat ik met kenmerken van schrijfvormen bezig ben, links de geaksepteerde en rechts de nietgeaksepteerde, zie ik tot mijn verbazing dat ik links eigenschappen krijg die in het geijkte patroon aan de man worden toegeschreven, en rechts eigenschappen die een vrouw moet hebben als ze is wat ze hoort te zijn. Hoort te zijn: Niet wat ze volgens Van Dijk ook is. Wat dit betreft, glijdt Van Dijk behoorlijk uit in zijn genoemde artikel. Dat komt omdat hij zich voor zijn stelling (ongeveer luidend ‘wat de feministen ook beweren, er zijn heus echte vrouweneigenschappen en echte manneneigenschappen, niet kultureel maar biologisch bepaald’) baseert op één en dan nog omstreden werkje: Males and Females. Het onderwerp ‘bestaan er al of niet typischvrouwelijke/mannelijke eigenschappen en zo ja welke?’ is te gekompliceerd, dan dat men een hele beschouwing kan ophangen aan één onderzoek daaromtrent. Resultaten van encountergroepen en sensivitytrainingen spreken van volkomen tegenovergestelde bevindingen: maakt men bij vrouwen en mannen de onderliggende (verdrongen) gedragslaag los, dan komt bij vrouwen o.a. de agressie in hevige mate te voorschijn en bij mannen de tederheid en gevoeligheid. Er zullen nog heel wat onderzoekingen op dit terrein moeten worden verricht, voor we er iets zinnigs over weten te zeggen. Tot dan toe lijkt het mij wetenschappelijk juister en veiliger om te spreken over eigenschappen die de vrouw/man in de heersende kulturen toegeschreven worden, dan over eigenschappen die zij hébben. De eigenschappen van het medium waarin we tot nu toe de revolutie preken, zijn geijkte manneneigenschappen. De eigenschappen die een roman een heel klein beetje zijn toegestaan maar niet van harte (open vormen, vloeiende associatieve schrijf- en montagetechnieken worden nog steeds weggerecenseerd!) en aan een betoog helemaal niet, dat zijn de geijkte vrouweneigenschappen. Wat een komplot, was m'n eerste moedeloze gedachte: we worden in ons schrijven voor het vrouwenverzet gedwongen om gebruik te maken van mannenkenmerken. Als meneer Van Dijk gelijk zou hebben, zouden we het helemaal nooit halen; als de feministen gelijk hebben met hun geloof in een toekomst waarin ook mannen ooit aardige eigenschappen bij zichzelf op laten komen, dan hangt onze redding af van het zoeken naar mengvormen. Maar zo kan het in ieder geval niet doorgaan. Ik had het toch kunnen weten. Taalvorm en maatschappelijke denkvorm verhouden zich tot elkaar als eeneiïge tweelingen, is al heel lang geleden bewezen. En bovendien heb ik overdreven. Want de eigenschappen uit het rijtje-rechts zijn niet voor alle taalvormen verboden. Er is er één die er al lang voor open staat: poëzie. Poëzie is konkreet, meerlijnig, vloeiend en open van vorm, associatief, emotioneel, impulsief en intuïtief. Eksperimenteren met poëzie is altijd toegestaan en werd vaak zelfs toegejuicht. Maar poëzie is dan ook het luxepaardje onder de taalvormen. Poëzie is een spel. Poëzie hoef je niet ernstig te nemen en dat doet dan ook bijna niemand. Op de roomse Index Librorum Prohibitorum, de lijst van verboden boeken, staan heel wat prozageschriften, romans, pamfletten, verhandelingen, maar dichtbundels komen er bijna niet op voor. Daar gaat geen gevaarlijke werking van uit, juist door de bovengenoemde ‘vrouwelijke’ eigenschappen. Poëzie hoef je evenmin ernstig te nemen als een vrouw.
Als taalvorm en maatschappelijke denkvorm elkaar zozeer beïnvloeden en zich als spiegelbeeld ten opzichte van elkaar verhouden, en als ik een boodschap/overtuiging wil overbrengen die tegen de heersende maatschappelijke denkvorm ingaat, dan ligt het voor de hand dat ik die boodschap een vorm moet | |||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
geven die ook tegen de heersende taalvorm ingaat. Met andere woorden: staan we een samenleving voor waarin op alle nivo's aan alle mensen alle eigenschappen worden gegund en waarin we niet de aardige eigenschappen alleen voor onszelf houden, - en willen we zo'n samenleving woord-elijk propageren, dan zullen we het medium meer eigenschappen mee moeten geven dan die het nu zeer eenzijdig bezit. In dat geval: we zullen het medium meer-waardig moeten maken door het om te vormen tot een taalvorm waarbinnen bepaalde eigenschappen niet meer worden afgekeurd maar worden binnengehaald op gelijke voet met andere. Op deze wijze is het dan mogelijk om de nadelen van de eenzijdigheid (autoritair gedrag, te grote mate van abstraksie) wat terug te schroeven. Daar zijn verschillende manieren voor te bedenken. Men kan technieken uitproberen, die bepaalde linkse auteurs (Boon, Van Marissing) al langer toepassen, montagetechnieken b.v. Je zou een montage kunnen maken uit literatuur en dokumenten over/voor vrouwen, knipsels, gedichten, boekfragmenten van Greer, Firestone, Christine de Pisan, De Sade ertussendoor. Of je zou konkrete teksten kunnen maken: opnames van allerlei soorten menselijke kommunikatie, case histories, interviews. De linksgerichte en soms feministische auteur Erika Runge heeft zoiets geprobeerd. Ze schreef een vrouwenemancipatiewerk, een dokumentaire met het tema: ‘voor vrouwen uit de lagere milieus verloopt de emancipatie ekstra moeilijk’. De betoogvorm koos ze niet, cijfers om haar betoog te ondersteunen gaf ze niet, zichzelf liet ze ook niet belerend aan het woord (ofschoon ze heel goed kan schrijven), maar ze liet die vrouwen zelf spreken en rangschikte de autentieke relazen naar een klimaks, biezonder boeiend (Frau; Versuch zur Emanzipation). Je zou ook van de andere kant kunnen beginnen: de teksten wat men noemt ietwat poëtischer maken, associatiever laten stromen. Het risiko daarvan is dat een deel van je lezers je niet goed maar een ander deel je wel totaal (want niet alleen rationeel) kan volgen. Om je lezers eraan te wennen zou je moeten beginnen met eerst kortere stukken van deze opener vormen aan te bieden. Er bestaat al één vrouwenemancipatieroman, voor zover ik weet, die op dit principe werkte: Les Guérillères van Monique Wittig, een associatieve tekst, bijna geheel zonder ‘echt’ verhaal, of beter gezegd: een aaneenrijging van een heleboel kleine verhaaltjes met gemeenschappelijk tema zonder begin en einde, multilineair, losse draden die nergens worden vastgeknoopt, open en heel konkreet. Het is een soort droomtekst, | |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
rapsodische flarden, biezonder suggestief. Er komen geen hoofdpersonen in voor: aan alle vrouwen voltrekt zich de revolutie.
We hebben gezien dat een van de oorzaken waarom men minder met roman- en betoogvorm eksperimenteert, gelegen is in het bedreigende karakter van taaleksperimenten bij vormen die oordelen en vooroordelen, denkwijzen en mentaliteit overbrengen. Is feminisering van de genoemde systemen bedreigend? Ik meen van wel. Er zijn pogingen gedaan om het medium de eigenschappen van het rijtje-rechts te geven. Ik noemde al Runge en Wittig. Binnen de feministische lektuur zijn ook teksten verschenen die naar die richting tenderen: bewustwordingsverslagen, enkele rapsodische artikelen en feministische pëzie, enkele zeer emotionele manifesten. Uit een kleine privé-enquête die ik hield, bleek dat een aantal mensen er biezonder door getroffen was (het ‘greep’ hen totaal) en anderen biezonder geïrriteerd. Tot de laatste groep hoorden voornamelijk mannen, wat zakelijke vrouwen, en nogalkonformistischdenkenden. Tot de eerste vooral hoorden mensen die in het maatschappelijk werk zaten, in het vormingswerk, en gewone huisvrouwen die feministisch liefdewerk deden. Zij reageerden met termen als ‘poëtisch, erotisch, gevoelig’, de anderen met gêne, geprikkeldheid en slecht gemotiveerde afkeer.
Begrijp me goed. Ik wil evenmin de traditionele betoog- en romanvormen afschaffen als samen met Valerie Solanas alle mannen uitroeien. Ik signaleer er alleen een eenzijdigheid in die tot onbehagen stemt, en ik kan het niet helpen dat daarbij dubbelzinnigheid optreedt. Wat ik bestrijd is:
Nu we de eenzijdigheid (verstarring, vervuiling, onderdrukkingsmechanismes, verschraling) van die kultuurvorm met de dag meer doorkrijgen (in dit verband hekelt Van Dijk heel juist het absurde feminiseringsproces binnen het bedrijfsleven door middel van sensitivity-trainingen, noodsprong die gedoemd is te mislukken), - nu we die eenzijdigheid, verschraling enz. in allerlei aksiegroepen en mystieke bewegingen steeds duidelijker aanklagen, bestaat er m.i. geen enkele reden meer om over de verregaande eenzijdigheid van het medium te blijven zwijgen waarin wij gedwongen worden onze emanciperende boodschap/overtuiging over te brengen. Geen enkele reden meer om gegeneerd en afkeurend te sissen wanneer er hiermee geëksperimenteerd zou worden op manieren die hierboven werden gesuggereerd. Er zal alleen veel moed voor nodig zijn om hiermee een verantwoord begin te maken. Als u even krities wilt staan tegenover bovenstaande taalvorm: ik had die hier nog niet. | |||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|