te zeggen: ‘Vrouwen kunnen zich niet met elkaar voortplanten’ (dat is waar), ‘vrouwen zijn mensen’ (dat is waarachtig ook waar), dus ‘mensen kunnen zich niet met elkaar voortplanten’.
Hoe interessant waarheid nummer drie dan ook is, hij zegt niets over de vraag of er een plattegrond is voor precies alle Nederlandse zinnen.
Om daar antwoord op te kunnen geven moeten we eerst iets over plattegronden in het algemeen weten. Niet moeilijk is in te zien:
waarheid nummer vier: Als we twee plattegronden hebben, dan zijn de wandelingen die in de eerste gemaakt kunnen worden en de wandelingen die in de tweede gemaakt kunnen worden ook te zien als wandelingen uit één plattegrond.
Met andere woorden: als we alle Amsterdamse wandelingen en alle Brusselse wandelingen samen nemen, dan is daar een plattegrond voor.
Kijk maar: We nemen een Nieuw Beginplein, en verbinden dat zowel met het Amsterdamse als met het Brusselse Beginplein. We nemen een Nieuw Eindplein en verbinden dat met het Amsterdamse en het Brusselse Eindplein.
We hebben nu een plattegrond verkregen, waar we elke Amsterdamse wandeling, maar ook elke Brusselse wandeling in kunnen maken.
Electriciteitskenners zullen merken dat we de twee plattegronden parallel geschakeld hebben.
Deze waarheid hebben we niet nodig, maar hij dient als introductie tot de volgende:
waarheid nummer vijf: Als we twee plattegronden hebben, dan zijn de wandelingen die zowel in de ene als in de andere gemaakt kunnen worden, ook te zien als de wandelingen van één plattegrond.
Met andere woorden: als we alle Amsterdamse wandelingen nemen, die toevallig tegelijkertijd óók Brusselse wandelingen zijn, dan is er voor die gemeenschappelijke wandelingen ook een plattegrond te verzinnen.
Waarheid nummer vijf is niet zo gemakkelijk te bewijzen als waarheid nummer vier. Het zou me een pagina van dit maandblad kosten, en ik laat het dus maar. Maar wáár is het. Het is deze waarheid nummer vijf die we nodig hebben voor de waarheid waar het allemaal om begonnen was:
waarheid nummer zes: Er is géén plattegrond die precies alle Nederlandse zinnen als wandelingen heeft.
Met andere woorden: Er is geen plattegrond die niet alleen de eigenschap heeft dat alle wandelingen goede Nederlandse zinnen zijn (zoals in waarheid nummer een), of dat alle goede Nederlandse zinnen er wandelingen in zijn (zoals in waarheid nummer twee) maar die deze twee mooie eigenschappen tegelijk heeft.
Kijk maar:
De verzameling van wandelingen:
Deze schoenen, boeren, koeien... zijn respectievelijk goedkoop, moe, woest... waarbij op de plaatsen van de puntjes een willekeurig aantal substantieven, en een willekeurig aantal adjectieven, wordt ingevuld, heeft een plattegrond. In die plattegrond zit een Substantiefplein van waaruit alle mogelijk substantiefstraten met een lus teruglopen, en een Adjectiefplein, van waaruit de adjectiefstraten met een lus teruglopen. Die twee pleinen zijn verbonden door de straten zijn en respectievelijk. Laten we de plattegrond van deze wandelingen de OE-plattegrond noemen.
Stel nu dat er ook een plattegrond bestond dieprecies alle Nederlandse zinnen als wandelingen had; laten we die de Nederlandse plattegrond noemen.
Nu gaan we op de OE-plattegrond en de Nederlandse plattegrond onze waarheid nummer vijf toepassen. We nemen dan dus alle wandelingen die zowel in de OE-plattegrond als in de Nederlandse plattegrond zitten. Wat zijn dat voor wandelingen? Dat zijn wandelingen die er zo uitzien:
De schoenen, boeren, koeien... zijn respectievelijk goedkoop, moe, woest... waar nu op de puntjes EVENVEEL substantieven moeten staan als adjectieven, want alleen dàn zijn de wandelingen uit de OE-plattegrond goede Nederlandse zinnen. Het woord respectievelijk eist immers dat er evenveel substantieven vóór als adjectieven achter staan. Volgens waarheid nummer vijf bestaat er een plattegrond voor deze verzameling Nederlandse zinnen. Maar waarheid nummer drie zegt ons dat zo'n verzameling zinnen géén plattegrond heeft. In waarheid nummer drie bewezen we dat voor een aantal a-woorden gevolgd door evenveel b-woorden, maar het geldt natuurlijk net zo voor een aantal substantieven gevolgd door evenveel adjectieven. We hebben dus een wandelingenverzameling waarvan we enerzijds weten (dank zij waarheid nummer vijf) dat hij een plattegrond moet hebben, en anderzijds (dankzij waarheid nummer drie) dat hij juist géén plattegrond heeft. Deze onaangename situatie is alleen op te heffen door de enige aanname die we maakten te laten vallen: Nederlands heeft géén plattegrond. En dat was wat we bewijzen wilden.