| |
| |
| |
Jan Blokker jr
Het paard
op een hark, niet in staat,
de ingewanden verwachtte.
en grollen; zijn mondhoeken
in slierten langs de wangen,
| |
| |
| |
| |
| |
speelt hij met haar lichaam
die zijn leermeester droeg
Zo peinsde hij, de vriendelijke
huisheer, zo zag hij zich weer
afvaren, omringd door zijn
aan haar benen over de keien,
op haar hoofd; of toch weer niet.
was gesloten, en geen stormram -
| |
| |
| |
3
verrijst, zal daar blijven
enigszins benepen, dubbel
rijdt hij onbekommerd rond,
| |
| |
waaraan zijn braaksel kleeft,
zakt van zijn schokkende neus).
Er brandt iets in de stad.
|
|