Hollands Maandblad. Jaargang 1973 (302-313)
(1973)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
IIEen hele schoolklas zwemt langszij
Het oude berenhuis voorbij
En valt aan op een snoeptent waar
Een witte man, wit pak, wit haar,
De vraag maar amper aankan en
Tot rust maant met vermoeide stem.
Waarom de beer gevangen zit?
Vraagt Judith. ‘Is ie dan gemeen?’
‘Welnee.’ ‘Is ie voor ons dan bang?
Is er daarom zo'n hek omheen?’
Op jaren stellen is er met
Zo'n dier niet bij. 't Zit levenslang.
De beren gaan ook hartverscheurend
Te keer tegen hun traliekooi.
Verzoek aan Artis' directeuren:
Voor deze dieren nog meer leuren.
Alleen de ogen van de wolf staan
Genoeg vervaarlijk voor een ondier.
Judith ziet hem niet echt voor vol aan:
‘Eet die oma's?’ vraagt ze. ‘Zo'n stom dier?’
De gnoe, grimmige dwergbison,
Dreigt met geschonden linkerhoorn.
‘Een beetje stuk, hé, aan zijn kop?
Niet erg, hè? Kan wel plakband op.’
| |
[pagina 21]
| |
In 't tapirhuis geen tapir meer.
Een oppasser is in de weer
Met stro. Ze ziet dat khaki dier
En vraagt: ‘Pap, hoe heet die ook weer?’
| |
IIIVooruitgang heeft de Artistrein
Al kleingekregen, want er zijn
Nu bandrecorders ingestopt:
De gids drukt enkel op de knop.
De Indiase olifant
Heeft één slagtand en één hangtand.
‘Maar wie van u,’ grinnikt de gids
Mechanisch, ‘heeft een gaaf gebit?’
‘Het wijfje van de boskalkoen
Stopt haar broedeieren onder 't groen.
De boskalkoense haan zorgt voor
Temperatuur en luchttoevoer.’
| |
IVPover waarnemer als ik ben
Wil ik weer zien met kinderogen,
Althans weer met een aandacht en
Nieuwsgierigheid die ik ben ontwend.
Wat valt me 't eerste op als ik
Naar dieren kijk met Judiths blik?
De grondneushoornvogel? - Humor
Van Sammy Davis Junior.
Zijn oog gewimperd indigo.
Als hij iets oppikt is 't een show.
Het kraaloog van de pelikaan
Zou aan een krielkip niet misstaan,
Maar naast zo'n snavel als een wig
Lijkt het mij te petieterig.
| |
[pagina 22]
| |
De haan is, meer nog dan de egel,
De cactus van het dierenrijk:
Hij stekelt niet, maar weet zo kregel
Te pikken dat het prikken lijkt.
Een stekelvarken dat zijn kleed
Van stekels in de hoogte steekt
Is als een kleine knotwilg die
De spruiten van zijn kruin laat zien.
Een flamingo die slaapt heeft veel
Van een zwaan op een bamboe steel.
Maar op die ene stelt staat hij
Er welhaast onomstotelijk bij.
Dissonoor gromt de dromedaris
Als 't drenken van haar jong gedaan is.
De arrogantie van haar kop
Wordt niet verzacht door 't moederschap.
Welk lot ontwaart de cheiromant
In deze orang-oetanghand?
Hetzelfde lot als van de beer.
(Maar apen gaan minder te keer.)
Poe's Raven: git en ebbehout.
Zijn klauwen zelfs zijn antraciet.
Maar als hij hier zo snibbig sjouwt
Lijkt hij mij zo demonisch niet.
De beverrat zijn lange staart
Wordt door de mensen eng gevonden.
Maar het couperen bij een paard
Vinden dezelfde mensen zonde.
De maraboe, gedistingeerd
Hautain, als een de Cantecleer.
Maar dat grijs schedelpluishaar en
Die pretoogjes? Professor Pen.
Het laag, zwartharig hangbuikzwijn
Moet Gods grootste vergissing zijn.
Vijf biggen tonen dat ze klein
Geen haar minder onooglijk zijn.
| |
[pagina 23]
| |
't Gewei van het Watusirund
Dat bijna drie meter omspant
Lijkt mij een evolutiestunt
Waarmee zo'n dier maar is onthand.
De kegelrob lijkt op zijn hoog
Plateau boven de waterval
Niet loodgrijs, zoals altijd als
Hij zwemt, maar geelbruin opgedroogd.
De leeuw met zijn messcherpe bek
Heeft één heel menselijke trek:
Zijn ballen zijn niet groter dan
En even kaal als van een man.
| |
V
‘Mag ik een stuk?’ vraagt Judith gauw
Vooruitgehold aan een mevrouw
Die juist een sinaasappel pelt.
‘Dat lust je niet.’ ‘Ik lust het wél!’
‘Judith, je jasje. Geef je arm,’
Leid ik haar af. ‘Het is toch warm?’
‘Waar is de zon dan?’ vraagt de vrouw.
‘De zon is bij mijn moeder.’ ‘Nou,
Dan is ie toch niet hier?’ ‘Ja hoor.’
Ze pakt het partje en loopt door.
Geluiden die je dierbaar zijn
Van dieren in de dierentuin:
Een gans gakt, een lachmeeuw heeft pret,
En ooievaar speelt castagnet.
| |
VIZe gaan maar weer op huis aan waar
Hij haar tevreden achterlaat.
Ze wuift hem lang na voor hij naar
Zijn eigen huis teruggaat.
|
|