wat snelnaaiers over de vloer gehad. Ik ben nou een antiekzaak begonnen aan de Amstel.
Cursussen gevolgd, ging prima. Ik ga zelf overal achteraan. Toen ik pas begonnen was stapte er een vrouw binnen met een Duitser, zo'n jaar of 50. Nou leek hij helemaal niet op Heinrich, dat was de bewaker in Theresienstadt. Die brak m'n arm gewoon midden op de dag. Om aan een kameraad te laten zien, zoals jij en ik de tak van een boom knakken.
Die Duitser kwam in m'n winkeltje, had nog niks gezegd, helemaal niks. Ik liep naar achteren, daar heb ik een hoekje gemaakt. Ik ging daar zitten, ik had 't heel benauwd, alsof ik zou stikken. En die vrouw riep alsmaar: vollek! Ik ben daar een half uur blijven zitten, die mensen waren al lang weg’.
Ze stond op, liep onrustig heen en weer, ging weer zitten. Hij verroerde zich niet en zij ging verder met praten.
‘Alles ging weer helemaal goed, prima. Ik ben een half jaar in een kliniek geweest. Ging een keer naar de supermarkt, stond daar een jongen met een witte jas worst te snijden met een machine.
In Theresienstadt hield Heinrich de hand van een man die toevallig voorbij liep onder een electrische. Ik zag Heinrich in een witte jas bezig. Ik moest toen opnieuw in observatie.
Van 't gewone leven word ik al helemaal bezeten, dus je kan nagaan hoe 't een paar jaar geleden was, met al die demonstraties en de politie met lange latten. Dat was met die bouwvakstakingen. Ik heb na de eerste dag thuis gezeten. Deur gebarricadeerd met kussens, allemaal kussens.
Het is een kwestie van macht. Als je er aan gewend raakt, vind je 't heel gewoon om mensen te vernielen, want 't hoort erbij. Er is niks veranderd. Het lijkt in het begin rustig en beschaafd, maar als ze eenmaal de volmachten ondertekend hebben, gaat 't mis.’
Ze stopte plotseling met haar monoloog en keek naar zijn schoenen. Hij zei: ‘Je moet 's wat van je zelf gaan houden. Van je handen bijvoorbeeld. Heb je je handen wel eens bekeken? Die zijn mooi en fijn...’
Ze hield haar handen omhoog, draaide ze enkele keren snel om en woelde door haar korte zwarte haar.
‘Mooie handen? Dan heb je ze nog niet van binnen bekeken, kijk maar!’
Ze hield haar handen vlak voor zijn gezicht. De palmen waren rood en geschilferd.
‘Zie je? En dat komt niet door een afwasmiddel. Je kent toch wel die televisiereclame van die vrouw die over de tafel hangt en haar handen aan de dokter laat zien?
Rooie, gebarsten handen dokter, kijkt u maar. En dan zegt die dokter, u moet 's Lux proberen. En dan zie je die vrouw weken later, helemaal opgevrolijkt. Ze laat haar handen weer aan de dokter zien, kijk maar dokter, helemaal zacht en gaaf geworden. Dankzij Lux.’
Hij moest lachen om haar voordracht.
‘Ja... laten we lachen... daar hou ik zo van. Ik lach eigenlijk 't meest om kinderdingen. Kleine kinderdingen. Alles wat kinderen leuk vinden, vind ik ook leuk. Dat is misschien voor een ander, voor een man, wel een uurtje leuk, maar niet langer. D'r zei d'r eens eentje: doe niet zo mal. Laat me nou rustig naar Ajax kijken.’
Hij vroeg: ‘Die tekeningen, hoe kom je daaraan?’
‘Die heb ik zelf gemaakt, een paar maanden geleden, in m'n goeie tijd. Zo'n tien jaar terug zei m'n man: ik koop een geweer en we schieten ze allemaal overhoop. Al jouw rotzakken. Dat vond ik een goed idee. Wat een rot-mens ben ik eigenlijk. Maar goed, hij had in de krant gelezen dat er een demonstratie was ergens in Limburg tegen een of andere Duitse generaal. Die was NAVO-hoofdman geworden. Hij was in de oorlog bij de Wehrmacht geweest, werkte samen met Sondercommando's. Weet je wat dat zijn, nee? Nou, zoals je hier reinigingsploegen hebt, die op geregelde tijden uitrukken voor straatvuil, zo hadden zij speciale afdelingen om mensen op te ruimen. Vooral joden en communisten gingen in 't vuilnisvat. Die generaal kwam in Limburg wonen, want hij was na de oorlog gewoon op zijn plaats blijven zitten.
Die demonstratie... ik vergeet 't m'n leven niet. Er waren geloof ik vijftig mensen. Uit heel Nederland. Er waren marechaussees met witte helmen op, ook zo'n vijftig man. Ik heb aan een stuk door lopen grienen, omdat we met zo'n zielig ploegje waren. En later in 't dorp... we dronken wat in een cafee... de mensen vroegen: waarom komen jullie demonstreren? Van die soldaten vreten we. Daar denken jullie niet aan. Blijven jullie asjeblieft in die gore rotsteden boven de Moerdijk. En op straat werden we nageroepen.
Een van die demonstranten bleef staan, die ging het allemaal uitleggen, heel rustig. Maar ze luisterden niet. Na die tijd ben ik nooit meer gaan demonstreren. Bijeenkomsten? Nee. Ik krijg elk jaar een uitnodiging om naar die jaarlijkse herdenkingsavonden te komen. Ik heb wel 's helemaal aangekleed gestaan, tasje in m'n hand, taxi gebeld. En dan zei ik onderweg tegen die chauffeur: breng me maar naar een club. Ging ik kijken