| |
| |
| |
[Gedichten]
K.L. Poll
De wespen
Macaulay wist geen raad. Zijn eeuw verliep.
De lachers overwoekerden het koren
voor zijn raam. De slaven van zijn vader
waren vrij. Wat was er nog te doen?
Ontrouw maakt huiverig. Vergeten zou hij
nooit de laatste brief van jaren her
die hem veroordeeld had tot moralist,
der vreemden menner, een politicus.
Zijn binnenwereld onbezocht, te bekend
voor hemzelf, wanneer daar niemand
zich een pad baant, bewondert,
uitlacht, toevoegt, herkent.
Ook zijn handschrift, stemgeluid,
de opbouw van zijn speeches in het parlement,
al de gebaren die de dagen vulden,
zij stonken naar herhaling.
Hij schreef in zijn dagboek:
‘Een wesp heeft toch geen macht,
maar vandaag, waar ik ook keek,
naar buiten, naar mijn knieën, hij was er.
Als ik naar de deur liep, was er geen deur
maar een scherm van wespen, duizenden,
ze verdwenen als ik zat, behalve één,
zoemend als een grote vlieg.
Als ik mijn ogen sloot, hoorde ik niets,
maar wat moet ik blind in mijn stoel?
Ik nam een boek, hij bedekte ieder woord
dat ik begrijpen wilde en doodslaan lukte niet.
De wesp vloog weg toen het donker werd.
Wat zal ik doen als het weer gebeurt?’
Hij hoorde ruziënde stemmen in de straat.
Zo ontstaan oorlogen. Hij ging erheen.
Hij opende de deur en kreeg met volle kracht
een dode zwarte kat in zijn gezicht.
‘O, Mr. Macaulay, wat spijt mij dat,
hij was bedoeld voor Mr. Adeane!’
‘Het ware mij liever geweest’,
zei de staatsman, terwijl hij zich herstelde,
‘wanneer u hem voor mij bedoeld had
en Mr. Adeane had geraakt.’
| |
| |
de grootste viezigheid en oorlog gemaakt. Het meest schuldig zijn de wetenschappelijke Christenen want die hadden beter kunnen weten. Een referendaris van een ministerie of een lector die Zondags naar de kerk gaat zal nooit vergeven worden, nooit zullen ze genade vinden in God's ogen, de Christelijke psychiaters ook niet, ook de ongelovige psychiaters zullen geen genade vinden, ze zijn Gode allen evenzeer onwelgevallig en waarom?, omdat ze de Laatste Heiligen tegenhouden, omdat ze de gekken verhinderen de Laatsten der Heilige Dagen te zijn, de Heilige Dagen mogen niet aanbreken van die psychiaters en dat is tegen de zin van Professor van het Reve, al zijn hele leven vecht hij voor een betere wereld, hij heeft nu reeds duizenden volgelingen in binnen- en buitenland maar ze worden haast allemaal in een gekkenhuis opgesloten!, ik heb psychiaters horen zeggen dat de Professor zelf ook opgesloten moet worden, dat zal me een mooie boel worden als een mens, een psychiater God zelf in een cel opsluit en hem kalmerende middelen geeft! Dat kan niet door de beugel! Psychiaters zijn vreselijke schoften, nu zegt u weer dat ik me niet als een vogel mag gedragen, maar ik ben een Engel, bovendien heb ik drie namen en de laatste naam is Arend, dat is een bergvogel, een roofvogel en die moet vliegen anders komt hij niet aan de kost. U kunt mij ook geenszins verbieden om Psalmen te zingen, alles moet gaan zoals Hij het wil en daar kan geen mens tussenkomen. Psychiaters doen alles verkeerd, ik heb U eens een keer gevraagd wat ik nu bij de komende sollicitaties moest zeggen als de personeelschef me zou vragen wat voor ziekte ik had gehad, ik heb U gevraagd of ik dan rustig zeggen kon dat ik last had gehad van een neurotische degeneratie-psychose en toen bent U hard gaan lachen, dat was het niet, hebt U gezegd, het was ook geen Godsdienstwaanzin, het was geen depressie, paranoia of
schizofrenie, nu vraag ik U, een mens moet toch wát hebben, héb ik soms geen ziekte?, en toen hebt U gezegd dat U mijn hele dossier nog nooit gezien had, dat U nog nooit een letter over mijn ziektebeeld had gelezen. Dat gaat zo maar niet makker, dat doe jij om uit te lokken, jij doet dat om me kwaad te maken en als ik dan opspring en brul: Wat!?, hebt U nog nooit mijn dossier gezien?, nou zal die verdomme goed worden!, dat kunt U glimlachen en weer zeggen dat ik te druk ben en mij de normale pilletjes voorschrijven, ik heb dat wel in de gaten en daarom heb ik toen eveneens met een glimlach op mijn gezicht gezegd: Tja, dossiers zijn er om opgeborgen te worden, ventilators om te roesten en klokken om stil te staan, de wereld draait om zijn as om de zeeën op diepte te houden, daar begreep U vanzelfsprekend niets van en tóch had U een reden om mij een heviger medicatie te geven, maar ik ben niet gek!, ik heb dat alleen maar gezegd omdat ik niet op wilde springen van woede. Nog nooit mijn dossier gezien! Psychiaters proberen uit te lokken!, U weet bijvoorbeeld heel goed hoe ik over Rusland, Portugal, Turkije en Griekenland denk, allemaal wrede dictators, fascistische regimes, intolerantie, gebrek aan meningsuiting, angst en terreur, en wat zegt U?!: Die langharigen op de Dam dat is niks!, die hasjrokers dat is niks, de gevangenissen in Nederland zouden groter moeten worden, aan de galg met dat werkschuw tuig, we zouden in Nederland een Stalin, een Salazar nodig hebben, flink wat cipiers en beulen, met de karwats derover!, U wilt dan dat ik ‘vuile schoft’ ga roepen maar ik zeg ‘Zo heb ik er zelf ook altijd over gedacht’ en dan zit de psychiater toch zo raar te kijken!, U moet ook geen vogel opsluiten, U moet er geen engelen in een gekkenhuis op na houden want die zijn U te slim af, je hebt nu eenmaal gekken die het
voor altijd in de bol geslagen is, U moet eens begrijpen dat er gekken zijn die zo ongeneselijk ziek zijn dat ze de wereld beter willen maken, dat is een ziekte waarvan men zelfs in bed geen genezing kan vinden, U moet zich daar bij neerleggen dat je van die mensen, van die wezens hebt, het zijn kinderen des Heeren, ze zijn allemaal op de hand van Reve aan wie grote macht gegeven is, U bent maar een gewone psychiater, U moet eens inzien dat het nutteloos is om tegen een hoogleraar te vechten want op de noodzakelijke momenten fluistert hij ons alles in: ‘Steek je hand op’, ‘Zeg nee’, ‘Wees vriendelijk voor de
| |
| |
dokter’, ‘Wind je niet op’, ‘Verpest het niet voor de andere volgelingen, als iemand je op de rechterwang slaat keer hem dan ook de linker toe’. Wij zijn vreselijk gevaarlijke gekken, wij zijn zo ziek dat U ons beter kunt ontslaan want er zit geen verbetering in, wij moeten de wereld in, om onze liederen te zingen, wij moeten de wereld verbeteren, alléén een gek kan de wereld nog verbeteren, een minister of een gewone hoogleraar kan het niet, daarom moet Reve het doen, Professor van het Reve is zelf gek, maar tegen een hoogleraar durft U niets te ondernemen uit angst dat de Koningin er een stokje voor zal steken. U bent voor niemand bang, iedereen durft U op te sluiten behalve de ministers en de kamerleden, de belangrijkste industriëlen en een normale hoogleraar. U bent een vreselijke dokter, U bent een dokter die er niets van begrijpt, U zijn de Tekenen niet gegeven. U zegt bijvoorbeeld tegen mij dat ik te druk ben als ik mijn fiets repareer. Als je een fiets repareert moet je hem op zijn kop zetten, óók in een gekkenhuis, U weet dat ik horendol word van een rammeltje in mijn fiets, ik heb een Rudge, een echte Engelse Rudge met handremmen en een pompje, zo'n fiets kost tegenwoordig een hoop geld: Zoveel geld verdient U met al uw poeha nog niet in een hele week, weliswaar is de fiets nu al achttien jaar oud maar daarom mag hij nog niet rammelen! Daarom zeg ik tegen Bertie als hij onderweg een kik geeft: Wat krijgen we nou jongetje?, dat mag toch niet Bertie?, waar zit de pijnlijke plaats?, en dan herstel ik het leed op hetzelfde moment, daarom heb ik altijd tangetjes en een kleine schroevedraaier bij me om Bertie te kunnen helpen, hij mag niet rammelen of pijn hebben, en als je al achttien jaar rijdt en er komt ineens een rammeltje in de geheel ijzeren kettingkast, in de kast met het
automatische oliebad, van welke kant je de kast ook bekijkt, nergens kun je iets van de ketting zien!, als zoiets zich ineens voordoet dan moet je een fiets kunnen herstellen, ik ben dol op mijn fiets, wij begrijpen elkaar, deze fiets richt zich geheel naar mij, hij gaat naar links, naar rechts, harder en zachter al naar ik het wil, niet zoiets eigenzinnigs als bijvoorbeeld een Fongers, nee!, heden nee!, een Rudge laat zich volkomen temmen en africhten maar daarvoor wil hij dan ook zonder een rammeltje rijden, hij wil tussen het andere verkeer onopgemerkt blijven, je mag hem niet horen, het enige dat je van Bertie hoort zijn de snorrende bandjes, het is net een poes, reusachtige snelheden laten zich op de Rudge ontwikkelen, wat dacht U?, van mijn leven ben ik maar twee keer door een auto
ingehaald en die kregen ook onmiddellijk pech, je moet ook niet te veel vragen van een carburator!, als ik met Bertie bezig ben en hem op de schouders klop moet U niet zeggen dat ik te druk ben want dan beledigt U een Engels ros!, dat moest U eens begrijpen, die psychiaters denken maar: poeh!, een gewone fiets maar deze fiets is niet gewoon, U heeft nog nooit het binnenste van het chassis bekeken!, maagdelijk wit!, een soort crèmekleurige verf zit daar en de ventielen zijn uitzonderlijk van constructie, als de band niet lekt blijft de lucht er eeuwig in zitten, dat is een idee dat op naam staat van een laat negentiende eeuwse Aartsbisschop die te fiets ging. Maar genoeg over de fiets, ik zie het er nog van komen dat U Bertie onder behandeling neemt, ze zal U van het zadel werpen!, ze zal U naar de afgrond rijden, wee!, het zal U slecht vergaan! en dan zegt U altijd dat ik me aan moet passen, dat ik normaal in de maatschappij moet kunnen meedraaien, wat bedoelt U daar eigenlijk mee? Dat ik mijn verlangens en idealen opgeef? Dat ik de wereld niet meer verbeter? Hoe kan iemand die normaal meedraait de wereld beter maken? Dan weet U niet hoeveel ellende er is en tegen hoeveel slechtigheid en misverstand er gevochten moet worden! Aanpassen! Dacht U dat het Nieuwe Testament ooit geschreven was als Jezus zich aangepast had? Nee! De Christenen dat zijn schoften. Die doen allerminst wat hun Heer ze voorhoudt. Je hebt Christelijke pornografie-verkopers, Christelijke hoeren, Christelijke kapitalisten, Christelijke staatslieden, Christelijke ambtenaren en ik weet niet hoe het mogelijk is, zelfs de geestelijken zijn tuig, men begrijpt niet hoe God het toe kan staan, als er iemand schuld heeft zijn het de geestelijken. Die kijken alles door
| |
| |
de vingers en staan de kerkgangers op Zondag de smerigste leugens te vertellen, ik kan het weten want het is mij geopenbaard, huichelaars en boeven zijn het, ze moeten nog even geduld worden en dan zullen ze op hun plaats worden gezet, ze moeten van hun tronen!, ze beloven gouden eieren en wat krijgt de mens na de dood? Niets! Allemaal bedrog. Allemaal zoethoudertjes. De geestelijken willen niet verklaren dat wij zélf van de wereld een Paradijs zullen moeten maken. Hic et nunc! Het Paradijs na de dood bestaat niet, het kan niet na de dood verwezenlijkt worden, het Paradijs bestaat slechts in de tastbare werkelijkheid, de mensen moeten het geluk zelf verwezenlijken. En dan zegt U maar steeds dat dat idee van mij om de wereld te verbeteren een ziekte is, gelooft U dat nou zelf ook?, hoe kan iemand die de wereld beter wil maken ziek zijn? Zotteklap! Dan was Schweitzer ook ziek, dan was Mozes ziek, dan waren de oprichters van het Rode Kruis tijdens de Krim-oorlog ziek, dan was de uitvinder van de penicilline ziek, wat denkt U eigenlijk?, dat U God bent? Je kunt in je eentje niet de wereld verbeteren, dat zegt U. Ja maar duizenden, miljoenen kunnen het wel. En er moeten er toch een paar zijn die beginnen? Bovendien U kent het gezegde toch wel: Verbeter de wereld begin bij jezelf? Nou dan! Jaja, en dan gooit U me altijd die oude ruzies voor de voeten, ik zou mensen geslagen en geschopt hebben, dat is niet waar, ik heb zeven mensen een bloedneus geslagen en één vent heb ik eens door het raam geslagen, maar dat is dan ook alles, en ik geef U de verzekering dat er redenen waren voor mijn verontwaardiging, die vent door het raam wilde niet weten waarom ik een bestrijder van het Christendom was, hij had het over 't nut van
de zending, nou moet je daarvoor uitgerekend bij mij aankomen! Eerst worden de mensen bekeerd en dan pak je ze alles af, en als ze daartegen protesteren zeg je dat ze opstandig zijn tegen de overheid en tegen God die alles heeft gewild, die het alles zo heeft gepredestineerd, als je opstandig bent door te zeggen, dat je je bek niet mag opentrekken en dat je zoontje niet studeren mag dan krijg je hel en verdoemenis over je hoofd uitgegoten, je pakt de inboorlingen hun grond, hun erts, hun mineralen af, je laat ze havermout eten en trekt ze een apepakkie aan, je giet ze Gods woord met de paplepel naar binnen en ze zijn willig, ze laten zich uitbuiten net als de Westerse bijgelovige werknemer, wat je de mensen te kort geeft aan voedsel en geld dat laat je door de geestelijke in posthume zegeningen uitkeren!, mooie boel, 't nut van de zending, de zending dat is een smerige zaak, daarom heb ik die vent door het raam geslagen, wij hebben de Indianen geen beschaving te brengen, als een Indiaan een forel vangt vraagt hij hem eerst om vergeving voor hij hem de kop in slaat, ‘misschien zijt ge wel de koning van het vissenvolk’ zegt hij ‘maar ik moet ook eten, het spijt me zeer’, een kraai is voor een Indiaan een gevleugelde persoon, of een zwarte heer met spitse bek, een nuttig wezen dat goede boodschappen kan brengen! en hoe denkt U over een kraai meneer?, U hebt er nog helemaal niet over nagedacht? daar zit er juist één buiten, hij kijkt hier naar binnen, hij geeft mij een teken, U hebt het niet in de gaten omdat een kraai voor U maar een stomme vogel is. En wie is de meester van dat vogelijn? De goede God!, dat is de meester. Weet U wat de kraai zegt? ‘Nog vijf minuten spreken Maarten anders werk je de dokter nog meer
| |
| |
tegen je in het harnas’. Daar moet U om lachen he? Maar tóch zegt die vogel het en daarom zal ik het kort maken. Een van die bloedneuzen was een verdediger van het Koningshuis. Het Nederlandse Koningshuis was helemaal niet zo rijk, zei hij. De leden waren altijd oppassende en nette lieden geweest. Er is maar één waardig lid van het Koningshuis meneer de dokter en dat was Willem de Zwijger, Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, maar die is dan ook doodgeschoten door Balthazar Gerards. Ik zelf heb mijn vingers in het kogelgaatje in de muur gelegd. Dat heb ik gedaan in Delft. Ze waren het glasplaatje juist aan het restaureren. Ik had mijn vinger op de plaats van de kogel die door het hart van de koning was gegaan! Weet U wat er door me heen ging? Weet U wat me overkwam? Helemaal niets! Er was niets, vrede en rust. Ik wist dat het goed was. Het trilde door mijn vinger heen: de wereld moet beter worden, geen angsten, misverstanden, pijn, kwellingen en martelingen meer, geen uitbuiting, vernedering en armoede. Willem de Zwijger was geen verzamelaar van aardse schatten. Ik heb ooit iemand een bloedneus geslagen omdat ik niet in het nut van het Nederlandse Koningshuis geloof. Het had bij Willem de Zwijger moeten blijven. Koningin Juliana is op geen enkele manier een bloedverwant van de Vader des Vaderlands. Als het wél waar is ben ik een afstammeling van Columbus! Maar het is beter dan met een President. Moge Nederland gespaard blijven voor de Republiek! Je hoeft toch niet gek te zijn om een hekel aan het Koningshuis te hebben? En dan heb ik iemand eens een bloedneus geslagen omdat hij het had over 't nut van de hulp aan de derde wereld en van hulpacties aan noodlijdende gebieden. Eerst schrapen we de derde wereld leeg en dan sturen we er vrijwilligers heen om te gaan helpen, eerst ontketenen we een ramp en dan beginnen we
een hulpactie. Waarom? Om er rijker van te worden! Voor niets gaat de zon op. Ik had een vriend en die hield zo van het oude Rusland. Hij wilde altijd schieten, hij rookte grote sigaren, hij hield van de jacht, van een groot huis, van bedienden en van een automobiel. Hij had dat alles niet. Nu hééft hij het. Hoe? Hulp aan de derde wereld! Hij verspreidt scheikunde-boekjes in het Verre Oosten. Hij is schatrijk en een ‘weldoener’. Hulp aan de derde wereld. Het is een schande! Apekoek! En nu spreek ik nog maar niet over waar ons geld blijft dat verzameld wordt voor hulpacties in verre getroffen gebieden, overstromingen, oorlog en epidemieën, het geld verdwijnt in de kalfsleren portefeuilles van de organisatoren,
| |
| |
het blijft hangen bij de vliegtuig-maatschappijen, een pakje met de mond geschilderde ansichtkaarten komt aan, moet je dát geven aan kinderen die omkomen van honger, dorst, ellende en angst?, moeten ze zoiets soms gaan naschilderen? Iemand ging inboorlingen in Afrika of Thailand de grondbeginselen van de landbouw bijbrengen, de Nederlandse landbouw!, kosten noch moeite werden gespaard, na twee jaar waren er tien kroppen sla, die kroppen kostten, als je het goed uitrekent, vierhonderdduizend gulden per stuk, (irrigatiewerken, mestschepen, landbouwingenieurs, stencils, vliegtuigen, ploegen, eggen, Playboys, landbouwzaden, Penthouse), niemand van de inboorlingen lustte sla, de kroppen werden gedroogd, de bladeren werden in de hete zon fijngestreken en toen hebben ze geprobeerd of de slablaren te gebruiken waren als schutblad voor de sigaren van het opperhoofd, ze waren te gebruiken maar het smaakte niet lekker, de sigaren zijn in zee gegooid. De grondbeginselen van de landbouw bijbrengen, hulp, zending, het is waanzin, een belediging.
- Houdt U even uw mond, de telefoon gaat.
- Ja dokter
- Hallo...
- ?
- Wat zegt U me nou? Een edelsteen ja. Niet kapot te schieten. Gewalst tussen een slagkruiser en de wal. Ja... Eh, dat weet ik niet. Ja. Nee. Jaja. Wat!?
- ?
- Maar dat is onzin!
- ?
- Wat wilt U eigenlijk? Wat bent U dan van plan?
- ?
- Een krankzinnige is voor de wet niet beschikkingsbevoegd, dat weet U.
- ?
- Gerechtshof? Hoge Raad? Het kabinet?
Is de zaak zo belangrijk? Een uitzondering... Hebben ze dat gezegd? Nou ja, vooruit dan maar.
- Meneer Biesheuvel wat moet er gebeuren met dat ding waarvan we aanvankelijk abusievelijk dachten dat het slechts een uitwerpsel was?
- Die moet door de vervoersfirma Boot uit Lisse naar Amsterdam worden gebracht. Amstel 268. Dr. K. van het Reve.
- De steen moet naar Amsterdam. Amstel 268. Schriftelijke bevestiging volgt. Dit is de enige, pertinente wil van de krankzinnige. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt...
- ?
- Tot uw dienst meneer, goedemiddag. (Legt hoorn op de haak) Nou heeft U al die tijd zitten praten en ik heb zitten luisteren. Vindt U dat normaal? Moet het zo gaan tussen een patiënt en zijn dokter? Zou het juist niet omgekeerd moeten zijn? Ik begrijp het niet. Waarom geeft U ineens geen antwoord meer? Wat wilt U nu toch eigenlijk zeggen?
- De wereld moet beter worden. De gekkenhuizen en de gevangenispoorten open, geen oorlog en zenuwen meer.
- Is dat alles?
- En zoudt U de gekken van de grote zaal een eigen waterkraan willen geven? Nu komen ze alsmaar drinken uit de pot van de WC naast mijn cel. Ze trekken door en drinken. Ook gekken kunnen 's nachts dorst hebben.
- Ik zal erover denken. Wacht U hier nu even rustig en netjes op de broeders. Binnen een paar minuten wordt U weer teruggebracht. U zult me wel willen excuseren.
|
|