Hollands Maandblad. Jaargang 1972 (290-301)
(1972)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Wat een Amerikaanse kiezer denkt
| |
[pagina 18]
| |
len). Het komt er dus op neer dat de individuele keuze gaat tussen Nixon of George McGovern.Ga naar voetnoot3)
Bij deze verkiezingen stond de kandidatuur van Richard Nixon van tevoren vast. Het was ondenkbaar dat deze ambitieuze, vastberaden politicus de functie zou opgeven waarvoor hij tot twee maal toe zo hard had gevochten - tenzij de kiezers hem naar huis stuurden of de grondwet zijn kandidatuur verbood. De uitslag van de Republikeinse Nationale Conventie was zeker, alleen de kandidatuur van Agnew was enige weken onduidelijk. Nixon is niet meer weg te denken uit de Amerikaanse politiek sinds het begin van de jaren vijftig toen hij naam maakte met beschuldigingen van communisme aan het adres van hoge functionarissen. In 1953 werd de jurist Nixon, zoon van een kruidenier uit Californië, vice-president onder Eisenhower. De ernstige ziektes van Eisenhower moeten Nixon wel geleerd hebben hoe dicht de vice-president bij het hoogste ambt van het land staat.Ga naar voetnoot4) Bovendien was hij rechtstreeks betrokken bij de regering. Maar al is Nixon al lang op het toneel, het kost moeite hem te begrijpen en hij wekt weinig sympathie. De verheven, stijlvolle Roosevelt kon men makkelijk als ‘the Chief’ zien. De moedige Truman, die geen blad voor de mond nam, ontpopte zich toen het er op aan kwam als ‘Give-'em-hell-Harry’, een figuur die thuis hoorde in bepaalde Amerikaanse mythen. Eisenhower wist miljoenen bezorgde Amerikanen gerust te stellen, al vond ik hem slaapverwekkend en niet overtuigend. Kennedy wist zich te gedragen en had het uiterlijk en optreden van een leider. Ondanks al zijn platvloersheid, was Lyndon Johnson er vast van overtuigd dat het presidentschap en de regering er waren om die landgenoten te helpen die het meeste behoefte hadden aan hulp. Misschien kost het mij zo'n moeite iets in Nixon te zien omdat ik mij herinner hoe hij de angst voor het communisme aanwakkerde, en hoe fantasieloos hij het opnam tegen Kennedy - een campagne die eindigde met zijn onsportieve driftbui tegen iedereen die Dick pestte. Deze man heeft absoluut geen charismatische invloed op mij. Energie heeft hij zeker. Ik twijfel niet aan zijn intelligentie en handigheid. Hij beheerst de regeringscomplicaties volkomen. Zijn regering werd gekenmerkt door verscheidene stoutmoedige zetten - de reis naar China, het afsluiten van de SALT akkoorden, het verminderen van de grondtroepen in Vietnam, de invasie van Cambodja, het opgeven van de convertibiliteit van de dollar, de voorstellen om de Federale inkomsten te delen met de staten en de hervormingen op het gebied van armenhulp. Toch verdenk ik hem ervan bij zulke zetten meer oog te hebben voor het effect dan voor de politieke gevolgen. Het bezoek aan China leek een triomf - Nixon zelf sprak dat niet tegen, al wees hij erop dat de vergissingen van het verleden niet in één week te herstellen waren. Nu is het maanden later, en ik zie niet in wat die reis te maken heeft met concrete politiek, al is het maar zoiets simpels als diplomatieke erkenning van Washington en Peking. Met de andere dramatische zetten van de regering Nixon is het net zo. De aanval op het internationale monetaire stelsel van een jaar geleden, die wel enigszins te verdedigen was met het oog op de internationale Amerikaanse problemen en de geringe hulpvaardigheid van andere grote mogendheden, werd door Nixon zelf de grootste financiële transactie uit de geschiedenis genoemd. Als dat werkelijk Nixon's mening is voor de eenzijdige maatregelen die de in 25 jaar moeizaam opgebouwde internationale financiële instellingen ernstig ondergroeven, is het een vreemde zaak. Het beleid in Vietnam is een ander pijnlijk voorbeeld. Cambodja werd aangevallen om de oorlog terug te schroeven en de vrede naderbij te brengen. Het aantal Amerikaanse strijdkrachten is inderdaad verminderd, maar daartoe was al eerder besloten, en de bombardementen op Noord-Vietnam zijn nooit heviger geweest. Op zijn | |
[pagina 19]
| |
best is zulk vrede stichten tweeslachtig. En hetzelfde kan gezegd worden van Nixon's image als staatsman. In al deze aktiviteiten herkent men elementen van durf, discipline, intelligentie en energie, maar waar het nu eigenlijk allemaal om begonnen is, ontgaat mij. Wat is de bedoeling? Eisenhower wilde de geschiedenis ingaan als iemand die wijs voortbouwde op de fundamenten van het verleden, Truman als iemand die noodgedwongen gedurfde besluiten nam, Kennedy als vernieuwer op uiterlijk en innerlijk gebied, Johnson als iemand die door zijn begaan zijn met het volk voorbestemd was voor het presidentschap. Je kan Nixon geen doorgewinterde conservatief noemen en zijn voorstellen wijzen op bereidheid tot vernieuwen. Maar waarom wil hij bijvoorbeeld betere sociale voorzieningen? Omdat die goedkoper en ordelijker zouden zijn dan de warboel van het ogenblik? Nixon verklaart voortdurend dat hij naar internationale vrede streeft, maar zijn regering heeft minder voor internationale instellingen en het internationale recht gedaan dan enige andere van de laatste 25 jaar. Nog maar een paar dagen geleden tastte hij zelfs welbewust het prestige van de nieuwe V.N. secretaris-generaal Kurt Waldheim aan, omdat deze zich bezorgd toonde over de berichten dat Amerikaanse vliegtuigen dijken in Noord-Vietnam bombardeerden. Wat daar ook van waar zij, Nixon heeft vaak genoeg bewezen dat zijn regering weinig op heeft met internationale instellingen. Daarbij noemt hij zijn buitenlandse politiek soms zelfingenomen ‘Nixon-doctrine’.
George McGovern, senator van de dun bebevolkte staat North Dakota en veel minder bekend dan Senator Edmund Muskie, wierp zich in de strijd om het presidentschap als duidelijke outsider. Hoewel hij door de senaat enige landelijke bekendheid genoot, was hij geen nationale figuur. Hij maakte, afgezien van zijn jaar als chef van het Food for Peace Program, vooral naam als hardnekkig, energiek tegenstander van de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam. Tot Muskie zijn kansen verspeelde door onhandig gemanoevreer en overgevoeligheid, gaf ik hem geen enkele kans. Maar in de politieke kringen rondom de Kennedybroers waren mensen die er van het begin af aan anders over dachten. Technisch en waarschijnlijk financieel geholpen door die groep, kreeg McGovern makkelijk aansluiting bij de mensen die Vietnam het belangrijkste programmapunt vonden. Dat waren er niet weinig, maar ze vormden geen eenheid. Onder hen bevonden zich intelligente en slagvaardige jongeren die de nu verdwenen Eugene McCarthy hadden ge- | |
[pagina 20]
| |
steund; voorts een deel van de studenten die praktijkervaring hadden opgedaan bij de Movement for a New Congress, die in de congrescampagne van 1970 de universiteiten overspoelde. In de loop van zijn campagne breidde McGovern zijn programma uit met soms bekende, soms vrij bijzondere punten. Van Kennedy had hij geleerd steeds nieuwe mensen enthousiast te maken; in elk dorp en in elke stad waar een initiatiefnemer gevonden werd, kwam een McGovern comité. De koffieimporteurs hadden McGovern wel subsidie mogen gegeven, zoveel kopjes werden volgeschonken op informele vergaderingen van zo'n twintig kiezers, die door kennissen waren opgetrommeld om over de verkiezingen te praten. Ik heb zo'n bijeenkomst in mijn eigen buurt bezocht - een McGovern-fan, een jonge advocaat met politieke ambities, gaf een uiteenzetting over de moeilijkheden die zijn kandidaat had met het traditionele Democratische partijapparaat in mijn staat, New Jersey. Toen iemand hem verweet dat hij de Democratische kiezers verdeelde en de Republikeinen hielp winnen, gaf hij onmiddellijk toe dat dat een reëel risico was. Maar hij vertelde als geruststelling hoe ijverig de McGovern groep met het oude apparaat trachtte te werken en probeerde het te vervangen waar het zwak was. Ongezegd bleef dat het oude apparaat onder de leiding van Hubert Humphrey en de andere oudere politici die het zo lang na de verkiezing van Roosevelt voor het zeggen hadden gehad, waarschijnlijk overal tekort schoot. Dankzij zijn eigen uitstekende organisatie kon McGovern het wegvallen van Muskie uitbuiten. Wat het oude Democratische partij-apparaat betreft, hebben McGovern en zijn staf gelijk. Het was rijp voor een machtsovername, zwak, inactief en miste een leider. Tenslotte moesten Burgemeester Daley van Chicago en vakbondsleider George Meaney in machteloze woede toezien bij een Democratische Nationale Conventie, waar ze verslagen waren door goed organiseren, hard werken en niveau. McGovern had gewonnen omdat hij had gewerkt als een paard. Die overwinning pleit voor McGovern. Eén van de belangrijkste opdrachten van elke President is de opbouw van een groep vurige aanhangers met voldoende achterban, zonder dat die achterban zich bedreigd voelt in het traditionele stembusgedrag. De President moet verder beschikken over een netwerk van verbindingen en over beloningen en sancties om gedaan te krijgen wat hij wil en invloed op het Congres uit te oefenen. Een campagne werkt mee aan de opbouw van zo'n netwerk en McGovern heeft laten zien dat hij weet wat organiseren is. Het is echter niet zo duidelijk, of McGovern en zijn volgelingen veel meer betekenen dan een gemengde verzameling ontevredenen, die misschien in de verwarring van de laatste tien jaar zo'n omvang hebben aangenomen dat zij als ‘swing vote’ iedereen tot president zouden kunnen bombarderen. Zulke kiezers zouden misschien even een eenheid vormen bij de verkiezingen, maar een President heeft een meer solide basis nodig. Hij heeft niet alleen vastberaden volgelingen nodig, maar ook medewerkers die beseffen dat zijn programma nooit volledig kan worden uitgevoerd in één of twee vierjarige ambtstermijnen. Ideologische doordrijvers en kortzichtige hervormers begrijpen niet aan welke druk een President bloot wordt gesteld. Ze zijn dan wel bereid hun stem te geven, maar ze beschikken zelden over het geduld of de soepelheid waar een President behoefte aan heeft. Na urenlange gesprekken ben ik ervan overtuigd dat McGovern inderdaad de fanatici om zich heeft verzameld uit de anti-Vietnam beweging, uit de tegenwoordige versie van de Populisten uit het prairie-verleden, uit de nieuwe radicalen van universiteiten en grote steden. Als ik in de politiek zat, zou ik net als McGovern dolblij zijn met hun stemmen, maar ik zou zo snel mogelijk bredere en minder vluchtige steun zoeken. Dat is precies waar McGovern mee bezig is. Zoals andere beroepspolitici weet hij maar al te goed dat de flirt met de twijfelstemmers de solide basis niet mag afstoten. Senator Thomas Eagleton, een persoonlijke keuze van McGovern, paste mooi in de strategie van steunverbreding. Eagleton voldeed aan alle conventionele voorwaarden voor een vice-presidentskandidaat - een andere godsdienst dan de kandidaat zelf; populariteit bij bevolkingsgroepen die zich achtergesteld voelen, zoals de vakbonden; niet te veel op de voorgrond tredend maar algemeen bekend als veelbelovend; charmant in tegenstelling tot McGovern's onaantrekkelijk uiterlijk. Maar de ontwikkelingen hebben me verbaasd en wat geschokt. Het is geen schande voor een politicus om onder psychiatrische behandeling te zijn geweest, maar een Vice-President is een mogelijke President. Hij moet een goed oordeel hebben, evenwichtig zijn en zijn eigen positie objectief kunnen bekijken. Eagleton gaf daar geen blijk van door McGovern niet in te lichten over zijn verleden. Wat McGo- | |
[pagina 21]
| |
vern en zijn staf betreft, moeten we aannemen dat zij noch de kans op de nominatie serieus namen, noch het feit dat Harry Truman en Lyndon Johnson President werden bij de dood van hun voorgangers en dat Richard Nixon bijna langs dezelfde weg in het Witte Huis belandde. Het is toch niet te veel gevraagd van iemand die tot presidentskandidaat benoemd wil worden, dat hij ernstig stil staat bij de keuze van zijn tweede man.Ga naar voetnoot5) Omdat hij zijn basis moet verbreden, lijkt McGovern huiverig om voor radicaal door te gaan, wat dat hier ook mag betekenen. Hij is zeker geen dogmatisch socialist - dat zou op het ogenblik in de Amerikaanse politiek even waarschijnlijk zijn als een zwarte minister in de regering van Zuid-Afrika. Hij heeft het over een herverdeling van inkomsten en vermogens, maar wil dat doen door middel van belastingen en belastinghervormingen, zowel als door het zwaartepunt bij de overheidsinvesteringen te verleggen. Hij is voor milieubescherming, maar wie is dat niet? Gedachtig de opwinding van de New Deal en de belofte van Johnson's War on Poverty, vind ik de hervormingsvoorstellen van McGovern en zijn kamp aantrekkelijk. Dat de bijzonderheden nog niet zijn uitgewerkt is hem te vergeven, omdat ze nog door de molen van Congres en bureaucratie moeten. Daarbij worden de compromissen die de steun van de heterogene Amerikaanse politieke basis kunnen krijgen wel ingebouwd. Een groot deel van de zogenaamde radicale punten van zijn programma zal algemeen worden aanvaard. Een aantal zeer achtenswaardige Wall Street-bankiers heeft ernstige bezwaren tegen McGovern's economische ideeën, maar dat is geen verrassing. Welke verandering op economisch gebied hebben zij op enig ogenblik in de geschiedenis ooit gesteund? Toch hebben McGovern's economische opvattingen hun onrustbarende aspecten. Er klinkt iets in door van het hervormings-enthousiasme der Populisten, en van de frasen der universiteitsgeleerden die het Marxisme weer eens van stal hebben gehaald. Zo waarschuwt McGovern tegen de invloed van de grote ondernemingen, die plotseling ‘multi-nationaal’ (en dus ipso facto imperialistisch) blijken te zijn, en tegen de privileges en de sleutelpositie van de rijken. Grootte op zichzelf krijgt weer iets dreigends, net als toen de prairie-radicalen tegen de Union Pacific Spoorweg vochten en als toen William Jennings Bryan weigerde zich te laten kruisigen aan een gouden kruis. En de rijken schijnen een straf te verdienen omdat ze zichzelf de benefit of the doubt geven onder de vreemde bepalingen van de Amerikaanse belastingwetten. Dit alles lijkt mij tamelijk oninteressant en vruchteloos. De ondernemingen kunnen niet op bevel inkrimpen of splijten en de belastingwetten kunnen hervormd worden zonder moralistische taal. Dat is voornamelijk een kwestie van techniek zodra de economische doelstellingen van de regering vast staan en door het Congres en de departementen worden gesteund. En het beperken van de ‘occulte’ invloed op de Amerikaanse economie van het befaamde militair-industriële complex gaat niet noodzakelijk samen met het streven de werkeloosheid te verminderen, die nog steeds om de zes procent schommelt. Als structurele wijzigingen in de Amerikaanse economie niet duidelijk worden voorbereid - en dat zou mogelijk zijn - en vergezeld gaan van verzachtende maatregelen, zou het aantal werklozen op korte termijn sterk kunnen stijgen. Laten we niet vergeten dat de ambtstermijn van een President maar kort is en dat de schade die werkloze geschoolde en ongeschoolde arbeiders wordt toegebracht, er binnen valt. Een samenhangende algemene gedachtenbepaling op het gebied van economische hervormingen moet vroeg in de carrière van een President plaats vinden, of helemaal niet. Een kandidaat moet het antwoord op vragen over zijn programma klaar hebben of hij overtuigt niet. McGovern heeft al voor de televisie moeten erkennen dat sommige van zijn plannen niet ver genoeg zijn doorgedacht om alvast een eenvoudig rekensommetje te kunnen maken. McGovern maakt op mij de indruk van iemand die in de eerste plaats belang stelt in binnenlandse zaken, zoals elke President misschien moet doen. Maar de ideale kandidaat zou ook een veelzijdige visie moeten hebben op de Verenigde Staten in mondiaal verband. Dan zouden problemen op het gebied van buitenlandse betrekkingen niet in de eerste plaats als huiselijke zorgen worden behandeld. In feite heeft McGovern (nog meer dan Nixon) van Vietnam een Amerikaanse politieke kwestie gemaakt, in plaats van een probleem van groot inter- | |
[pagina 22]
| |
nationaal belang dat vragen opwerpt over de rol van grote mogendheden en de beste middelen om de wereldvrede te bewaren. Hoezeer ik ook verlang naar het einde van de Vietnamese oorlog, ik heb ook behoefte aan enig idee van de Amerikaanse betrekkingen met Oostaziatische landen na het staken van de vijandelijkheden. McGoverns verklaringen geven me nauwelijks zo'n idee, maar wel een morele toon die de Amerikanen herinnert aan de futiliteit en de verdorvenheid van de Vietnamese oorlog. Aan buitenlandse betrekkingen komt heel wat meer te pas dan het vermijden van (naar Amerikaanse maatstaven) immoreel optreden. McGovern zou in het Witte Huis bijvoorbeeld te maken krijgen met internationale monetaire problemen die niet afhangen van de morele gevoelens van de Amerikaanse kiezers of zelfs van de machinaties van de multinationale ondernemingen. Hetzelfde geldt voor McGovern's plannen op het gebied van defensie. Hij zou 30 miljard dollar bezuinigen op de militaire begroting. Prachtig! Wie betaalt graag belasting voor een militair apparaat, dat in principe verspilling veroorzaakt? Maar het blijft onduidelijk op wat voor wereld McGovern rekent, een wereld waarin dergelijke bezuinigingen te rijmen zouden vallen met de defensiebehoeften. Ik betwijfel of de militaire uitgaven beknot moeten worden als dat niet samengaat met een goed ontwikkelde visie op de wereldpolitiek. Ik kan mij zo'n wereldvisie ook nog voorstellen, en erin geloven, maar tot dusverre heeft de McGovern campagne weinig aandacht besteed aan zulke ideeën. Het gevolg is dat zijn plannen op defensie te bezuinigen eerder dogmatisch dan weloverwogen lijken. McGovern houdt zich vooral bezig met de nationale aspecten van de oorlog in Vietnam en de defensiebegroting - maar als men op die weg doorredeneert, zou men hem kunnen afschilderen als een isolationist met een gemoderniseerd jargon. Een isolationistische buitenlandse politiek gaat hand in hand met het oude Populisme en de recentere versies daarvan. Een deel van McGovern's luidruchtige volgelingen zou zeker graag zien dat Amerika zich op grote schaal uit het buitenland terugtrok: militair, politiek, financieel en moreel. In hun propaganda is sprake van de verdorvenheid van de Verenigde Staten die als politieagent van de hele wereld optreden, en die eerst hun binnenlandse problemen zouden moeten oplossen voor ze die van andere volkeren die zelf de kans moeten krijgen zich te ontwikkelen, gaan beinvloeden. McGovern zal ongetwijfeld trachten de indruk weg te nemen dat hij een isolationist is, maar op het ogenblik is het niet onredelijk hem zo te betitelen.
Ondanks mijn bedenkingen en twijfels, moet ik één van beide kandidaten kiezen als ik de keus niet wil overlaten aan de gewoontekiezers. Hoe graag ik ook zou denken dat ik een redelijk overwogen keuze kan doen, ik moet toegeven dat ik mij laat leiden door gevoelens en indrukken omtrent de regering van de ene kandidaat of de andere. Zo'n gevoel komt voort uit duizenden verschillende ervaringen en overtuigingen. Een analyse op grond van argumenten beïnvloedt intuïtieve inzichten maar heeft toch meer betrekking op het verleden dan op de toekomst. Voorspellingen zijn in de politiek nooit erg betrouwbaar en wie iets weet van de Amerikaanse politieke geschiedenis, moet zich niet te veel voorstellen van zijn toekomstvoorspellingen. In ieder geval is deze onzekerheid typerend voor de politiek. Als er zekerheid bestond, konden technici de regering leiden en zou er geen plaats zijn voor kunstenaars als McGovern en Nixon die kiezers kunnen bundelen. Omdat de presidentskandidaten een kunst moeten bedrijven, zal het Eagleton-debâcle zwaar wegen in de campagne. Het suggereert een oppervlakkige geest en een cynische levensbeschouwing bij McGovern. In dat opzicht wordt het moeilijk verschil te maken tussen hem en Nixon op zijn felst. Toch vertegenwoordigt McGovern bereidheid tot vernieuwingen, en leidt hij een partij die ondanks de enorme veranderingen van de laatste twintig jaar de toekomst tegemoet treedt met de overtuiging dat de regering het leven beter kan maken, en dat veranderingen eerder moeten worden aangemoedigd dan onderdrukt. De Democraten hebben sinds de Eerste Wereldoorlog de traditie geschapen dat er in hun partij plaats is voor minderheden, voor sociaal beweeglijke groepen, voor intellectuelen en voor mensen die waarde hechten aan idealen. Hoewel overtuigde Republikeinen hetzelfde zeggen van hun partij, hebben ze daar in mijn ogen minder recht toe. Aan deze tendenzen hecht ik grote waarde. En of McGovern dat wil of niet, hij heeft volgelingen achter zich die dezelfde waarden hebben. Dus zonder dat ik het Paradijs verwacht bij de dageraad van een McGovern-regering, of zelfs na acht jaar, ik zal mijn scepsis inslikken, binnen het systeem blijven en stemmen voor de Senator van South Dakota. Ik zou alleen nog willen, dat ik hem een kans kon geven om te winnen. |
|