Hollands Maandblad. Jaargang 1972 (290-301)(1972)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] [Gedichten] Rutger Kopland Gedicht over de Drentse A Wat we mooi vinden, zonder cynisme, dat is de liefde en het café achteraf. Daar zitten we met ons lachend gezicht, we mogen elkaar, maar we mogen alleen geloven wat waar is, we lachen met onze tanden, onze handen liggen op tafel te wachten tot wij ze weer meenemen. Oh, we gaan beslist nog een keer naar de Drentse A. Als we de moed maar hadden om er over te praten, we hadden het toch gezien wat de paarden deden, hoe afwezig de ene zijn hoofd over de nek van de ander legde, ze elkaar zachtjes beten, liepen alsof ze elkaar al jaren volgden zonder te zien, ze gebogen stonden over de A, tot hun knieën in het moeras. Het is geen nieuw gevoel geweest vandaag, het was niet alleen voor elkaar bedoeld, het is oud en blijvend en het ging niet weg toen wij weggingen. Ik kan je hand niet aanraken, je hoeft niet te blijven zegt je hand, ik zit te kijken tegen iemand die hier niet is, in dit café tenminste niet. Tegen het krakende hek Zo stonden wij tegen het krakende hek, zo buiten de wereld als paarden. Het was weer aarde, gier en soir de paris, een avond van waar en wanneer. In mij kwamen vergeten regels omhoog, zachte op nacht rijmende landerijen, maar jij fluisterde: hier, hier is het het fijnste, waar je nu bent, waar je nu bent met je handen. Zo lagen we tegen de aarde en tegen elkaar, terwijl het hek kraakte tegen de opdringende paarden. Vorige Volgende