Waarop we allemaal in lachen uitbarstten. En toen, snel, snel, wassen, aankleden, ontbijten en naar school.
Ik had een zak toffees bij me en voor de meester een reep. En na vieren kwamen de vriendinnen. Ik herinner me, dat het een warme dag was, zelfs bijzonder warm voor begin oktober en dat ik daarom tijdens het koekhappen wegliep. - Even m'n hoofd onder de kraan steken!
In de keuken trok ik m'n jekker uit en stak inderdaad m'n hoofd onder de kraan. De tien glazen oranje limonade die op het aanrecht klaar stonden, keken roerloos toe, hoe ik me afdroogde. In de tuin werd luid gejuicht. Ik liep naar de huiskamer, waar midden op tafel de taart met elf kaarsjes prijkte. - Kinderachtig, zei ik hardop.
De elektrische klok op het dressoir hikte een paar keer verontwaardigd. Naast de klok lagen m'n tubes verf. Ik haalde een schrift uit m'n schooltas, nam een los blaadje en kneep daar kleine dotjes op uit. Juist toen ik m'n penseel in het blauw doopte, kwam m'n moeder binnen.
Wat doe je nou? Dat gaat zo niet, daar moet je terpentijn bij hebben en bovendien moet je dat op hout doen, of op linnen. Maar in ieder geval is het daarvoor nu niet het geschikte moment; je vriendinnen wachten op je!
Ik kom, zei ik, terwijl ik m'n penseel zorgvuldig aan het papier schoonmaakte.
Zij greep een zak met toffees en liep naar buiten. Toen pakte ik het schrift en een potlood en sloop naar boven. Ik ging op de rand van m'n bed zitten en begon te schrijven. Nooit zal ik die eerste momenten van opperste gelukzaligheid vergeten. Het krassen van het potlood over het ruitjespapier. De zon die in lichte vlekken door de kamer danste. Het gejoel uit de tuin. En op papier kwam m'n hond langzaam tot leven.
Het was geen echte rashond, maar een kruising tussen een bouvier en een straathond. Van de straathond had hij die komische vlak rond z'n rechteroog gekregen, zodat het leek, alsof hij voortdurend knipoogde. Hij keek je daarbij zo trouwhartig aan, dat je er bijna van moest huilen. Maar als hij z'n iets te korte en te dikke staart heen en weer zwaaide, moest je weer lachen. Hij bracht me iedere ochtend naar school en kwam me om twaalf uur halen. Na het middageten moest hij even slapen, maar om kwart voor vier stond hij weer bij de poort. In z'n bek droeg hij een grote stok, die hij apporteerde, zodat ik de jongens die hem wilden pesten daarmee kon slaan. Maar dat was eigenlijk niet nodig, want niemand durfde hem te naderen, zo kon hij grommen. Als iemand iets onaardigs tegen me zei, sprong hij op. Hektor heette hij, maar zo noemde ik hem nooit, want wij begrepen elkaar zonder woorden. Als ik ziek was, lag hij op het voeteneind van m'n bed te wachten tot ik beter was. En al die tijd wilde hij niet eten of drinken.
Ik realiseerde me plotseling waar ik was, toen er buiten in koor mijn naam geroepen werd. Haastig stopte ik potlood en schrift onder m'n matras en rende de trap af. In de keuken tilde m'n moeder het blad met glazen op.
Ik was even op de w.c., zei ik.
Zonder een woord te zeggen liep ze langs me heen naar binnen.
Haal je vriendinnen maar, hoorde ik haar na een ogenblik roepen. Ik wist, dat ze in die stilte het schrift had gemist.
En jawel, tijdens het avondeten, nadat de vriendinnen naar huis waren gegaan, kwam de episode ter sprake.
En dat terwijl het haar feest is, zei m'n moeder verontwaardigd tegen m'n vader. Ineens piept ze dertussen uit en staat in een hoekje met verf te knoeien. Waar heb je dat schrift eigenlijk gelaten?
In m'n schooltas. En bovendien zat ik niet met verf te knoeien, maar ik zat op de w.c. Mag dat soms ook niet?
Niet zo brutaal, zei m'n vader. En eet behoorlijk, zonder iedere hap eerst tien keer om te draaien.
Toen ik met m'n zusjes aan de afwas stond, hoorde ik door de openstaande kamerdeur, hoe m'n moeder het er nog steeds over had. Het was niet de eerste keer, dat ik m'n vader in verband met mij het woord asociaal hoorde uitspreken. Het was wel de eerste keer, dat ik begreep wat hij daarmee bedoelde. En het was ook de eerste keer, dat het me koud liet, wat hij van me dacht. Want ik had een hond.