Hollands Maandblad. Jaargang 1972 (290-301)(1972)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Gedichter] Alain Teister Ik ben bezig je waar te maken - mijn laatste, laatste leven - waarmaken met omarmen met huizen veiligheid Gisteren - toch? - was de wereld een langzame jakhals van vrees en zie je arm nog toont de voren van klauwen Maar ogen. Om ogen gaat het. Als hoovaardige dansers kiezen ze mijn partij zodat ik je waar kan maken zodat ik je Stil nu. Stil. Zonder wereld zonder wat je van jakhalzen weet en van woorden. In je. Stil nu. In je. En bloemrijk als een jurk glijdt rust om je heen. Huizen veiligheid jijheid. [pagina 26] [p. 26] Terra cognita Morgens als bijen grommend morgens, langzaam losgeraakt zijn de uitgelezene voor jou je borsten delen zich rond, voeten bewegen mij, hànden glijden af en aan, en het laatste: je ogen bezwerven mij waar het kan. In morgens als deze uitgelezene, langzaam losgeraakt en voorgoed om mij gesloten, voorgoed De dagen met het klein gerinkel van plezier zijn minder lang geleden dan men uit mijn gezicht geneigd zou zijn te concluderen. Maar de nachten, dat is zonder overdrijving, zijn een mijnenveld van angst. Gisteren nog lag van je stem de witte vogel aan mijn mond. Het is voorbij gegaan zo snel als sterven. [pagina 27] [p. 27] Sonnet Zo is de nacht: gehurkt in de koperen kommen van ogen word ik zwart en van gloeiend ijs. Een dier als een ster dringt binnen en schreeuwend begint en eindigt de dood. En de nacht is kort: in de korte klokslag van je lichaam voorbij. Daar is weer de aarde, gloeiend van dag en schudt het zweet van zich af. En ik lig als een vlag van een razend land. En jij, opener, opener dan open bent mijn ogen, mijn graf, mijn dag. Droom In een droom word je door perkamenten handen opgevangen en bij kaarsen neergelegd. Stemmen zingen de vespers. Liefde ontpopt zich in een nachtasyl, de rups wordt aan zijn kruis asgrauwe vastenvlinder. Geluiden worden afgedempt binnen de crypte van je donker lichaam. En je kijkt rond. De kromstaf richt zich op, de bijslaap van lichtschuwe monniken zaait vleermuizenpaniek. Een nachtelijke haan ontmaagdt je driemaal en je roept om mij. Een droom. Je ziet me in onjuiste priesterkleren met een veranderd, bijna byzantijns gezicht. [pagina 28] [p. 28] Vorige Volgende